GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gedachten uit de Romantische werken van  Mevr. Bosboom-Toussaint.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten uit de Romantische werken van Mevr. Bosboom-Toussaint.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk uit enkele artikelen-seriën in ons blad bleek, houdt Ds J. P. Tazelaar te Heemstede zich bezig met een stelselmatig onderzoek naar de Evangelisatie-motieven in liet werk van Mevr. Bosboom-Toussaint. Bij de daartoe noodige lectuur van haar „Romantische Werken" vond hij verschillende op-zichzelf-staande gedachten, die de aandacht waard zijn. Veelal hebben ze een evangelifieerenden inslag — niet zonder reden ds Mevr. Bosboom genoemd de Evangeliste van de 19e eeuw — soms ook dragen ze een beschouwend karakter of zijn ze van moraliseerenden aard. Ds T. verzamelde deze „gedachten" en zond ze bij ons in, met de bedoeling, dat we desgewenscht van deze bloemlezing gebruik zouden kunnen maken. De beteekenis, die Mevr. Bosbooms rijke en inhoudvolle gedachten hebben ook voor onzen tijd en voor ons persoonlijk geestelijk leven, deed ons in dank deze „copie" aanvaarden, om, als daartoe de gelegenheid zich opdoet, er iels uit over te nemen. Enkele voorbeelden volgen hier.

De Redactie.

Oppervlakkige Godsdienstzin.

De troost van den Godsdienst is een zeer oppervlakkige, een zeer onvoldoende zelfs, als men haar slechts in oogenblikken van diepe somberheid zoekt. Als men is van degenen, die nog niet hebben geleerd het aardsche het mindere te achten, alles in God te zoeken en alles in Christus te vinden; die van den strijd op aarde nog vergoeding wachten in aardsche vreugde, en die waar haar een teleurstelling overkomt die alle rooskleurige droomen der verbeelding opeens met dichte, duistere wolk omhult, ontrust en vertwijfeld vragen: „waarmede heb ik dat verdiend? is dat nu het loon op mijn werken? " Niet vreemd dat ze op zulke vragen geen antwoord krijgen, dat hun gemoed bevredigt; naar het uiterlijke verandert niets om den wille van hun gebed; dat hun innerlijk zich zou moeten veranderen, om vrede te hebben met het uiterlijke kunnen ze niet begrijpen... Zoo is dan hun gebed ijdel; het wordt toch niet verhoord; ze zien wel, dat er geen zegen op rust; hoe zou het hen kunnen sterken? Ze blijven bidden, omdat zij te veel Godsdienstzin hebben om het gebed na te laten; maar het is een gebed zonder geloof; het is het gebed van den oproerigen wil, die zich stelt tegen den wil van God; het is het wriemelen van den woirm in het stof, die zich niet uit het stof weet op te; heffen.

Een oppervlakkige Godsdienstzin is iets, dat overprikkelt en week maakt, zonder te sterken. Een deugd nog door geen beproeving gelouterd; zachtheid en goedheid, die geen anderen steun hadden, dan een zwevende hoop op een Voorzienigheid, die de onschuld... beschermt, ja; maar, als zij die lijden doet, zonder dat zij weet waartoe; een onbestemd verlangen naar den dood... naar den Hemel..., zonder dat een waarachtige hope des eeuwigen zaligen levens de ziele doorstroomt en telkens als frissche levenskracht geeft, zelfs voor het zware aardsche leven.

Oppervlakkige godsdienstzin, plante zoorder wortel, hoe zal zij vruchten dragen van troost? (D© vrouwen uit het Leycestersche tijdvak.)

Lauwheid.

Lauwheid is op het stuk van religie het ergste; die koude voelt, vindt zich onwel, en zoekt naar beter; de koude kan tot hitte stijgen, maar de lauwheid acht zich tevreden in haar middelmaat en tracht niet naar den gloed der verwarming; zich evenver afhoudende van de beide uitersten, vindt zij haar behagen in een zoele rust.

(Gideon Florensz.)

. Het K o n i n k r ij k G Oi d s.

Het Koninkrijk, dat geen zichtbaren stedehouder op aarde behoeft, en welks onderdanen allen priesters zijn; dat Koninkrijk, dat niet komt met uiterlijk gelaat, maar dat leeft en werkt en wast in de harten van wie het vormen, zal zich uitbreiden ondanks alle wereldgebeurtenissen, zelfs van die welke het tegenwerken, ja! alle wereldgebeurtenissen moeten samenloopen om het te bevestigen. Het zal eens Hemel en aarde beide omvangen, spijt werelddwingers en aardsche tyrannen, én slechts hij, die, op welke wijze dan ook, hetzij in den staat, hetzij in de kerk, hetzij in de kunst of in het gezin aan dat rijk meewerkt, zal hier op aarde geen ijdel werk hebben gedaan.

(Graaf Piepoli.)

Als het rijk des Hemels, welks komst wij met alle geloovige Christenen vuriglijk van den Heere afbidden, zal gekomen zijn zal ons alles geopenbaard worden, wat wij niet kunnen zien, niet zouden kunnen dragen te weten! en dan zullen wij niet meer beschreien hetgeen ons nu smarte geeft; maar veeleer Godeverheerlijkende tonen aanheffen, verzinken in aanbidding en mogelijk het innigst danken, het vurigste loven, voor datgene, wat ons op aarde het diepst heeft bedroefd, het pijnlijkst heeft getroffen.

(Het Kasteel Westhove.)

Rouwbeklag.

Niets is laffer en ellendiger en bij niets komt de flauwheid en armzaligheid der gewone menschen sterker uit, dan bij zijn bezoeken van rouwbeklag, als ze niet gewijd zijn door een christelijken zin en door die zuivere en trouwe christelijke liefde, die zich even hoog verheft boven alle maatschappelijke consideTatiën, als zij vrij is van alle eigen baat, die zich zelf niet zoekt in U, waar zij u betuiging komt doen van haar deelneming, maar die u zoekt in uw rouw en om uw leed. Wereldsche menschen weten bij den rouw geen andere dan alledaagsche en krachtelooze kunstredenen te vinden. De christelijke liefde alleen heeft WOOÏden van waarachtigen troost: zij' heeft ze niet met overleg bijeengeschakeld, maar zij vindt ze uit de volheid en den ernst van haar medegevoel; zij is welsprekend al ware zij ook niet welbespraakt; zij heeft andere tranen dan die, welke de prikkeling der zenuwen uitdrijft, en die zich vertoonen als de tolken des gevoels: zij heeft het gebed des harten dat met onuitsprekelijke liefde zich opheft tot den Heer der hulpe; zij heeft niet noodig vele woorden te spreken, maar zij zegt er geene, dan die op een vasten grond des geloofs rusten^ en iedere troost, dien zij biedt heeft de klem en het merk der waarheid, die men kan afstooten of terugwijzen, maar die niet kan worden aangenomen, zonder de kracht te oefenen, die van haar uitgaat, en het licht te geven, waarvan zij ontspringt.

(Media No-che.)

Onze Heer, die gekomen is, om alle vermoeiden en belasten tot zich te roepen en van alle kwalen der menschheid de geneesmeester te zijn, heeft ze ook alle verstaan en doorzien en Hij wil van dien schat zijner kennis mededeelen aan allen, die Hem toebehooren en Hem daarom bidben met ootmoed en vertrouwen. Wendt gij ook u dus tot Hem, en gij zult meer verkrijgen dan alleen de kennis van uzelve en van uw zielesmart, wier diepte en mate grooter moet zijn dan eenig mensch peilen kan want zij vervoert u tot oproer tegen den hoogen God. Gij zult van Hem verkrijgen een volkomen inzicht in Zijn liefde, te midden van de bitterheid uwer smart, en daarmede een volkomen troost, een volkomen vrede, ja zelfs een volkomen blijdschap.

(Media Noche.)

De stem der consciëntie.

Het is zaak te luisteren als er een roepstem tot ons komt om de consciëntie wakker te maken, of haar sprake te helpen verstaan; men vrage dan niet wie er spreekt, ware het een krijgsman, ware het een kunstenaar, een vrouw of een kind, in zulken mond legt de Heere God te dier ure iets van het Zijne, dat men niet roekeloos versmaden mag. Ik weet dat er mannen zijn, die men bij brons en marmer placht te vergelijken, en die zich als wormen in het stof hebben gekromd uit naberouw, dat zij zulke stemmen hadden wederstaan; ik heb diezelfde maimen zich zien opheffen, moedig, krachtig, vaardig tot alles, zoodra zij door zulke stemmen tot zelfkennis waren gebracht — en nadat de zelfkennis hen op de knieën had geworpen voor God.

(Graaf Pepoli.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Gedachten uit de Romantische werken van  Mevr. Bosboom-Toussaint.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's