GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste jaar

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De dertigjarige kijkt tegen het leven aan als tegen een leven, dat hij moet veroveren. Er is nog iets in hem van de agressiviteit, die het jongmensch in de puberteitsjaren kenmerkte. Hij valt aan. Zijn houding tegenover de moeilijkheden, waartegenover hij komt te staan, is een gansch andere dan in latere jaren. I

In mijn jeugd hoorde ik ter illustratie van de feilen waarop wij doelen een, aardige Overijselsche volksvertelling.

Er was eens een jonge boer van dertig jaar, die twee wilde zwijnen met elkaar zag vechten. Hij had trek in zwijnenvleesch en dacht: dit is een goede gelegenheid om twee zwijnen te bemachtigen. Daarom sloof hij er met een hooivork op los en wilde beide zwijnen, terwijl ze met elkaar vochten, doodsteken. Maar toen keerden de vechtende beesten zich tegen hem en na een gevecht van een halt uur keerde hij als bebloed triumfator met de twee doode zwijnen naar huis, waar zijn vrouw opmerkte, dat er misschien minder spek aan de varkens zat dan zijn vernielde kleeren waard waren.

Een anderen dag zag een veertig-jarige boer twee wilde zwijnen vechten. Die ging naar huis, haalde een geweer en schoot ze allebei dood. Daar op de boerderij at men ook zwijnenvleesch voor niels, maar de dochter des huizes zei: Dal vleesch is niet lekker, het is mij eigenlijk het kruit en het lood niet waard.

Weer een anderen dag zag een vijftigjarige boer twee wilde zwijnen vechten. Die wist, dat de beesten zouden doorvechten lot de een dood was en de ander volkomen uitgeput. Zoo lang bleef hij rustig staan kijken. En toen de beesten naast elkaar op den grond lagen stak hij haastig met zijn schop beide den hals af, liet ze rustig uilbloeden, en stuurde toen een knecht om ze naar huis te sleepen. Die had plezier van zijn buil.

In deze vertelling wordt op merkwaardige wijze geïllustreerd de onderscheiden levenstactiek der dertig-, veertig-en vijftigjarigen. Zoo zijn 'dè'dertigjarigen tegenover het leven zooals die jonge boer. Zij vallen het leven aan, maar kennen nog te weinig 's levens knepen. Langzamerhand wordt dal echter anders. Er begint te komen een gezicht op hel feit, dal het leven zich dikwerf beter laat beheerschen wanneer men zich eerst bezint. Maar met dit besef van de noodzakelijkheid om de wijsheid en de aclivileit tol hoogere eenheid samen te voegen bij alle doen en laten, komt een merkwaardig conflict, dat somwijlen aan de puberteit herinnert, een conflict, dal v^el niet op zoo energieke wijze als in de puberteitsjaren wordt afgereageerd, maar dat toch openbaar wordt, doordien er tusschen het 35e en 4!)e jaar bij vele menschen, bij vrouwen zoowel als bij mannen, de behoefte komt om door te slaan; de behoefte om ook eens mal en dwaas te zijn; om nog eens weer kwajongen tp wezen, of om weer te zijn als een jong meisje.

Hiermede nu hangt samen het in de psychologie meermalen opgemerkte verschijnsel, dat omstreeks het 35e tot het 38e jaar bepaalde klippen vooral voor het zedelijk leven zijn te omzeilen. De meeste gevallen van ontrouw van mannen komen voor in den tijd omstreeks het 33e jaar van den man. En de meeste voorbeelden, waarbij de vrouwen de neiging hebben om te gaan pronken, zich ijdel te gaan kleedeu, sterk met de mode mee te gaan, enz., zijn te vinden bij vrouwen van ongeveer denzelfden leeftijd.

Uit den aard der zaak is een blad voor de huiskamer niet de meest aangewezen plaats om uitvoerig te spreken over de gevaren, die hier dreigen. Maar wij moeten er toch wel even op wijzen. En vooral moeten wij trachten, dit verschijnsel te verklaren. Zoowel mannen als vrouwen voelen, dat zij in deze periode voorgoed afscheid nemen van de jeugd en dit afscheid brengt mee een begeerte, ie bewaren dat wat men liefheeft. Nu zal stellig, indien het leven geheiligd is door de vreeze Gods, in de normen des levens, waarnaar men zijn houding wenscht te richten, een correctie gevonden worden tegenover deze dreigende gevnren.

Maar dit neemt niet weg, dal het gevaar gevaar blijft en zich meermalen ook wel bij hen, die wcnschen Ie leven naar liet Woord van God, laat merken in den vorm van een „verzoeking tot" of een „aanverhiing door"

Naluurlijk beleekent dit alles niet, dat hieruit volgl, dat een man van den genoemden leeflijd ontrouw zou worden, noch ook, dat een vrouw van dien leeftijd zou gaan pronken met haar kieëren. en een modepop zou gaan lijken. Maar het beteekent dit, dat een leit, dat geconstateerd kan worden, ook een eigen verklaring vindt in de omstandigheden des levens, die voldoenden verklaringsgrond geven.

Hel is immers een algemeen verschijnsel in de psychologie, dat elke overgang ingeleid wordt door een schijnbaar opleven van hel verdvvijnende element. Als de fantasie-periode van hel kind voorbij gaat, liegt het kind meer dan ooit te voren, al zijn dit dan geen leugens in den eigenlijken zin. Als de voorstellingsperiode gaat, is het kind meer geneigd tot zweren bij het concrete en tastelijke dan in eenige andere periode. Het is, of dat wat heengaal, moeilijk afscheid neemt.

Maar er is ook wel een p.sychologische grond aan te wijzen, waarom de dingen zoo staan. Vooral bij hel geval van de vijfendertig-tot achtendertig^ jarigen, dat wij daareven bespraken. Immers bij dezulken is er een onbewuste beleving van een langzamerhand verliezen van zekere levens-lendenzen, die vroeger in volle kracht aanwezig waren. En juist daarom is er ook weer de onbewuste neiging, juist datgene wal men missen gaat extra uit Ie leven. Duidelijk kunnen wij dit maken aan helgeen wij zeiden omtrent de vrouw (dit ook te doen aan hetgeen wij zeiden omtrent den man zou ons, met het oog op het karakter van ons blad als huiskanier-lecluur, in moeilijkheden brengen).

Wanneer een vrouw beleeft, dat zij geleidelijk haar jcugdschoonheid gaat verliezen, reageert zij daarop onbewust op de bovenomschreven wijze. Want d: t toch is hel eigenaardige, dal tot omstreeks het viji'enderligste jaar een vrouw ook zonder kunstmiddelen er uit kan zien als een meisje van drie en twintig. Maar tusschen bet vijfendertigste en achtendertigste jaar komt er kentering. Heel enkele uitzonderingsgevallen daargelaten, kan men wel zeggen, dat geen enkele vrouw van negenen dertig U wijs kan maken, dat zij vijfentwintig is, terwijl zulks stellig bij veel drie en dertigjarigen nog wel mogelijk is. In het feit nu, dat de vrouw dit ook zelf bewust of onbewust beleeft, ligt de geboorte van de behoefte om wellicht onbewust daarlegenover een zeker tegenwicht te geven in uiterlijke middelen, die haar een compensatie bieden voor ander tekort.

Dat hierbij ook de naijver tegenover hare zusteren een rol speelt, wie zou het ontkennen? Immers de vrouw kleedt zich niet (zooals men wel eens beweert) met liet oog op de waardeering van den

man, maar een vrouw kleedt zich in de eerste plaats met het oog op haar sexe-genooten. Toch blijf ik ook dan nog in de daareven besproken neiging van de vrouw zien een po«ing lot compensatie van een waar of vermeend tekort. « «

Intusschen is in den regel omstreeks het veertigste jaar de gesignaleerde strijd doorstreden. Hij laat meestal wel zijn spoor achter, bij de vrouw in den regel in een ietwat veranderde levenshouding, bij den man, als het goed gaat met Gods hulp, in een verworven levenswijsheid; maar omstreeks het veertigste jaar staal de mensch op een hoogtepunt, waar hij waarlijk koninklijk het leven behecrschl.

Voor de meeste menschen ligt dan ook lusschen liet veertigste en het vijfenveertigste jaar de tijd, waarin zij rijpe vruchten beginnen Ie dragen. Toch staal op dezen leeftijd de arbeid nog dikwijls in liet leeken van den leeuw, dat is wel koninklijk, maar loch altijd zoo, dat er begeerte is naar buit, om die als een roof uit hel leven mee te nemen. De veerlig-tol vijfenveertig-jarige heeft het agressieve vun de jeugd, weliswaar in volkomen beheerschteu vorm, maar bij heeft hel toch nog.

Doch op dezen leeftijd wordt dat agressieve niet uitgeleefd in do richting van hetgeen foitelij'k geen aanval waard is.

Wanneer een dertig-jarige op alle slakken zout legt en antwoordt op elk stukske debat, dan vindt men dat in hem nog normaal. Maar na het veertigste jaar komt er in zooverre een kentering, dat er is een beperking van krachtsverbruik daar waar aanwending van kracht slechts verspilling zou beteekenen. Een vier-of vijfenveertig-jarige, die tegen alle mogelijke opmerkingen nog debatt«!rt en kleine verschillen opblaast tot belaugïijke strijdpunten, heeft in ons oog dan ook iets onevenwichtigs. Is het een man, dan vinden we hem een vechtjas, en betreft het een vrouw, dan vinden we haar „hanig" of „sikkeneurig".

L'it is geen wonder. Immers tegen het vijftigste jaar begint vanzalf door te breken de levenshouding van den wijze, die voldoende het leven boheerscht om eerst wijs te zijn en dan te handelen, om eerst te denken en dan te spreken. De slimheid van den vos zonder diens slechtheid, zijn loosheid zonder zijn losheid van zeden, typeert immers den vijftigjarige.

2oo kuimen wij zeggen, dat in het algemeen genomen het vijfde tiental jaren van 's menschen leven er een is, waarin de mensch langzamerhand onder de hoerschappij van zijn eigen bezinning komt.

De wijsheid wordt gemeenlijk als een sieraad van den ouderdom geteekend.

Zoo zouden wij dan kunnen zeggen, dat het laatste tiental jaren vóór het veertigste jaar het tiental is van het afscheid van de dwaasheden der jeugd en dat het eerste tiental jaren na het veertigste de entree is van den naderenden ouderdom.

Wat is, zoo gezien, 's menschen leven tragisch 1 Als de dwaaslieid gaat, komt het verval. En de onvastheid van de jeugd gaat slechts heen om plaats te maken voor het wankelen van den ouderdom.

En toch, wat is 's menschen 'leven rijk. Waar de kracht op het hoogtepunt is, huwt zij zich aan de wijsheid, die God in tientallen jaren levenservaring gaf.

Het is sterkte, van God ontvangen, het is wijsiieid, door God gegeven; hoe hoog heft zich het leven tusschen 40 en 50 jaar opl De bergtoppen liggen hoog; gelukkig zij', die er wandelen in de glansen van het licht van onzen God.

« Wij zouden echter niet alleen handelen over den-menschin-'t algemeen tusschen zija dertigste on vijftigste jaar, maar dien mensch ook zien, zooals hij een verscheidenheid van levensont­

wikkeling te zien geeft. Nu denken wij hier niet allereerst aan de versch(; idenheid van ras of stand of familie of woonplaats. Ook daarover zou te spreken zij.i. Hoe gehee.l anders is de ouderdom op het platteland dan de ouderdom in de stad. Hoeveel meer denkt men gemeenlij'k ginds aan het bereiden van zijn huis, omdat men sterven gaat, dan hier. Hoe verscheiden verloopt de levensgang van den zakanma.n, die zich op z"ija vijftigste jaar als rentenier in zijn villa terugtrekt, en dat van den arbeider, die op zijn vijfenzeventigste jaar nog zwoegt voor zijn dngelijksch brood. Hoo verschillend het leven van den minister, die op zijn veertigste jaar reeds zijn eervolle carrière achter den rug heeft, on dat van den colporteur, die van zija dertigste tot zij'n zeventigste jaar dag in dag uit mot zijn fiets den boer opgaat en boeken en brochures ver­

koopt of ook dikwijls niet verkoopt. zij'n over ons onderwerp als een artikelen-reeksja

Maar wij willen over dit alles niet uitvoerig handelen. Al zullen dan ook enkel© variaties nog nader worden besprolren, wij willen ons toch zootveel mogelij'k houden aan datgene wat generale bete(; k< > nis heeft en wat geldt in het algemeen. Wat geldt in het algemeen.

Dat wil niet zeggen, dat tot in onderdeel©n, in elk b ij zonder geval datgene, wat wij zeggen, gelding heeft. Maar het beteekent wel, dat wij teekenen eenige hoofdlijnen, die in het gemeen ui de levensontwikkeïing der menschcia mogelijk zijn.

En dan willen wij alleen spreken over de variaties, die er te zien zijn, wanneer wij letten op de verscheidenheid van ontwikkeling van man en vrouw, en op de variaties die door het al ol niet gehuwd zijn van deze ontstaan.

In het algemeen kan men zeggen, dat in d© levenshouding van den volwassen man en van d© volwassen vrouw dit verschil is, dat als zij vooruitzien beiden hopen; maar de man hoopt, omdat hij geloot heeft voor de toekomst, de vrouw lioopt, omdat zij liefde heeft. Als de man zijn geloof in iemand of in iets heeft losgelaten, hoopt hij ook niet meer. Als ©on man niet meer gelooft aan de trouw van zijn kind, hoopt hij ook niot moer. Maar al gelooft een vrouw haar kind niet meer, daarom blijft zij toch altijd nog hopen, wijl zij liefde heeft.

Slechts waar het geloof van den man geadeld is door hooger geloof en dus een belofte Gods kan vastgrijpen, is er hoop tegen hope. Maar bij de vrouw is die hope er, wijl zij slechts minnen kan. Doch wanneer bij de vrouw de liefde geadeld wordt door de hefde van Christus, dan is d© hoop van de vrouw dubbel sterk. Vandaar dat ook bij verhoudingen onder Christenen d© vrouw dikwerf met zooveel meer hoop, met zooveel klaarder verwachting het leven doorgaat.

Do man is in verband met deze typeerende gesteldheid dan ook de figuur van de daad, de vrouvr die van het dulden, de man wil grij'pen, de vrouw kan wachten. De man wil zien, de vrouw blijft staren naar den horizont, of haar oog ook iets ontwaart. En al ziet zij niets, zij blijft hopen, omdat zij liefheeft.

Vajidaar, dat wij ook kunnen zeggen, dat da man veel moer de verstandelij'k© houding hoeft, de vrouw meer de intuïtieve.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De psychische ontwikkeling van den mensch tusschen zijn dertigste en vijftigste jaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's