GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overwinningslevenconlerentie op Woudschoten. Een kliniek.

Tot nu toe ben ik nog niet op Woudschoten geweest. Dat zal wel even erg zijn, als dat ik den jongsten roman nog niet gelezen heb. Maar ik denk er nog al eens over, niet over dien roman, maar over Woudschoten. Dr Dijk doet desgelijks. Hij citeert in „Geref. Kb. Den Haag" volgend bericht uit „de Russische Zendingsvriend":

Velen verlangen naar een overwinningsleven. Om aan deize behoefte te voldoen zal de eerste Overwinningsleven-conferentie gehouden worden, zoo de Heer

wil, in de mooie gebouwen, en terreinen van de Ned. Christen-Studenten-Vereeniging van Woudschoten, van 30 Juni tot 9 Juli van dit jaar. Het is een prachtige plaats om heen te gaan. In de stilte van Gods eigen natuur, weg van het rumoer van de steden en huiselijke problemen, is het haast of men de stem van den Meester zelf hoort: Kom gij hier alleen en rust een weinig" (Markus 6:31).

Verscheidene sprekers en leeraars van het Woord van God, die ondervinding hebben gehad in Opwekkingswerk, hopen op deze conferentie met het Woord te dienen. Onder meer worden sommige sprekers verwacht uit Engeland, Schotland en het Oost-Europeesch zendingsveld: Pastor William Fetler, Stichter van het Russisch Zendingsgenootschap, Ds Moses Gitlin, de Hebreeuwsch-Christelijke Bijbelleeraar van Polen, de heeren J. W. Gijsbers, Sidney Somerville Wilson, James Knight, M. L. Wenzel, Ds H. L. Both, Pastor H. Ziehr e.a.

Speciale tijden zullen besteed worden aan gebed voor bekeering en verdieping van het Christelijk leven en voor persoonlijk overwinningsleven. Een speciale „kliniek" zal gehouden worden om moeilijke vragen en verschillende geestelijke vraagstukken op te lossen. Aanvragen voor gebed (anoniem) van de bezoekers zullen overwogen worden en in gemeenschappelijk gebed voor den Heer worden gebracht, 's Avonds zullen speciale Evangelie-en Zendingssamenkomsten zijn voor het publiek in het algemeen, waarbij ook getuigenissen van Gods genade gegeven zullen worden door degenen, die gezegend zijn tot overwinning.

We krijgen dus in Woudschoten een kliniek. We hebien eerbied voor dien naam; hij zegt tenminste ronduit, dat we het methodisme hier hebben. Bij verwante verschijnselen, h.v. de Buchman-techniek, heeft iedereen dat niet zóó gauw opgemerkt.

Dr Dijk merkt over de kliniek het volgende op:

Deze conferentie is wel een symptoom van de geestelijke eigenêiardigheden, die onder ons doordringen.

De engelsch-methodistische „invasie", die reeds in de groepsbeweging veroveringen maakt, zet haar tocht voort, en onder een schoonen naam en met de beste bedoelingen importeert men hier allerlei „geestelijke overdrijvingen", die ons niet welkom kunnen zijn.

Ik zal maar niet spreken over de vrijmoedigheid, waarmede het woord van Christus tot Zijn discipelen „haast" vereenzelvigd wordt met een oproep om deze conferentie bij te wonen; ik wil ook liever zwijgen over de speciale „kliniek" om moeilijke vragen en verschillende geestelijke vragen op te lossen, waarbij niet gezegd wordt wie die kliniek houden zal; ik laat ook de geheele gedachte der opwekkingssamenkomsten nisten, maar ik leg hierop allen nadruk, dat ook in deze conferentie het zwaartepunt van de Kerk naar de conferentie gelegd en de Kerk desHeeren totaal genegeerd wordt.

Dit blijkt in één ding heel klaar.

Met deze conferentie zijn twee Zondagen gemoeid en op die Zondagen zal in de Conferentie-kapel een godsdienstoefening plaats vinden.

Terwijl op dienzelfden dag in Zeist de gemeente Gods vergadert en de Gereformeerde Kerk in den ambtelijken dienst des Woords en der gebeden handelt achtervolgens het bevel van Christus.

Maar daarmede rekent deze conferentie niet.

Daarom bevreemdt het ons, dat op deze conferentie ook een gereformeerd predikant spreken zal.

Hij moest aan deze dingen niet meedoen.

Want indien deze conferentie haar oorzaak zou vinden in de gebreken van des Heeren Kerk, dan moet in die Kerk geijverd worden voor reformatie.

Dan moet voor het Huis Gods het goede worden gezocht.

Dan moet het voorbeeld van Calvijn en de Cock worden gevolgd.

De Cock heeft geen conferenties belegd maar de reformatie ter hand genomen.

VAN DE CONFERENTIE NAAR DE KERK TERUG zij ons parool.

Volmaakt mee eens.

We zouden zeker weer moeten spreken over de onbetaalde rekeningen „der" kerk?

Voorloopig weiger ik dat. Laat de hedendaagsche conferentiegangers ma^r eens hun rekeningen betalen aan de kerk.

Betere voorlichting dan in het „6ere{. Jongelingsblad".

hl „Geref. Kb. Schouwen en Duiveland" schrijft Ds C. A. Vreugdenhil:

Dat de heer A. Schilder het rechtmatige van een werkstaking ontkent, is, algemeen genomen, niet geheel juist. Bij hem is er geen volkomen ontkenning of ontzegging van het recht van werkstaking, en de mogelijkheid van een rechtmatige, dus, ook naar de Gereformeerde ethiek en belijdenis, geoorloofde staking wordt ook door hem erkend. Maar dit is het verschil tusschen dhr Schilder en Stap, dat eerstgenoemde publicist van meening is, dat de voorwaarden, die iiulk een rechtmatigheid mogen erkennen, vollediger, scherper geformuleerd moeten worden dan in de tot nu toe' gebruikelijke formules geschiedde.

Practisch wil dit zeggen, dat dhr Schilder van meeting is, dat zijn standpunt meebrengt, dat vele stakingen voortaan afgekeurd en bestreden moeten worden.

Overigens hopen wij binnenkort op de brochure-Schilder zelf nog terug te komen.

Alleen vermelden we nog, dat we met blijdschap constateerden, dat „De Reformatie" evenals wij de uitdrukking „goddeloos" ten zeerste heeft afgekeurd (zie het nummer van 1 Juni j.l.)

Tot nu toe heeft het „Geref. Jongelingsblad" van de oor mij gegeven citaten er geen één weergegeven. Noch °P mijn antwoord gereageerd.

„N. H. Kbl." wijst op volgend „niet-joodsch gebed", dat van nationaal-socialistische zijde verspreid is, ook in Nederland door een Nederlander:

Niet Joodsch gebed.

O, Heer zend ons Uw Mozes weder Opdat hij onze geloofsgenooten Terug voert naar hun oud geloofde land. Laat de zee zich ook weer deelen, Zoodat de hooge waterzuilen Zoo vaststaan als een rotsenwand. Wanneer dan tusschen deze watermuren Het heele jodendom vereenigd is. Laat dan, o Heer, het water zich vereenen, Dan krijgen al de volkeren rust.

De heele beweging is onchristelijk; geen wonder dan ook, dat men zulke dingen schrijven kan; de heeren kunnen zulke dingen „opdenken", zonder aan den tekst van het doopsformulier te denken.

Wat onderscheidt ons van de vrijzinnigen?

DB C. Lindeboom schrijft in „N.-H. Kbl.":

Over deze vraag is onlangs in een H.V.-conferentie een „causerie" gehouden door Ds Smelik, van Rotterdam.

Deze „causerie" wordt in het H.V. Kerkblad door een der conferentiegangers, die zijn indrukken weergeeft, „het hoogtepunt van de conferentie" genoemd. Hij schrijft:

„Wat onderscheidt ons van de vrijzinnigen?

Mij dunkt, ik hoor een buitenstaander al schamper opmerken: Ja, vraag dat wel! 't Lijkt wonderveel op elkander.

Inderdaad is het onderscheid niet zo groot als in de dagen van Kuyper werd uitgemeten. Toch is er onderscheid, hoogst belangrijk onderscheid, in de beschouwing van God, van den mensch, van de Openbaring. Bij dit al past ons bescheidenheid tegenover de zeer te waardeeren wetenschappelijke arbeid van vrijzinnigen, die geen prijs meer stellen op de titel van modernen, zoo min als wij op die van orthodoxen, vrij die zeer weinig in deze presteerden. Wat Dr Ubbdnk in het licht gaf, was een zeer te waardeeren uitzondering. Met grote instemming haalde Ds Smelik daaruit aan de voorgestelde belijdenis over de Schrift...."

En verder:

„De grote scheidingslijn loopt uiteindelijk niet zozeer tusschen die zus en die zo over de dingen denken, maar of we den blindgeborene kunnen nazegg'en, wat ook bij de bespreking' over MöttUngen de conclusie was: of Hij een zondaar is, weet ik niet (de theo^ rie is niet het voornaamste), maar één ding weet ik: dat ik blind was, en dat ik nu zde! Wie dat niet weet, staat nog aan de andere zijde, hoe rechtzinnig hij zich achte"

Tot zoover de schrijver in het H.V. Kerkblad.

Uit het feit, dat de redactie zijn „indrukken" zonder eenige aanteekening plaatste, mogen we zeker wel afleiden dat deze althans in hoofdzaak, juist zijn.

Ik heb mij afgevraagd: wie zijn die „ons", welke in de door D's Smelik behandelde vraag worden bedoeld.

Zijn het de mannen van het H.V.?

Die gedachte moet verworpen.

Immers, het onderscheid, waarover 't gaat in de vraag, was er, naar we lezen, reeds „in de dagen van Kuyper". 't Werd toen wat te breed uitgemeten, maar het w a s e r. En —• het H.V. was er toen nog niet.

Het „o n s" uit de behandelde vraag moet dus ruimer genomen.

Mogelijk, waarschijnlijk zelfs, is door D's Smelik daarbij-óók aan de Gereformeerde gezindheid gedacht.

Maar dan heeft hij zich vergist.

Want het onderscheid tusschen Gereformeerden en vrijzinnigen wordt beheerscht door de vraag: „Wat dunkt u van den Christus? " Ge ziet dit ook bij de z.g. rechts-modernen, die, vergeleken bij een vorige generatie, veel dieper zondebesef toonen, ook innerlijke vernieuwing noodzakelijk achten, maar niet d e verzoening aanvaarden. De „bloed-theologie" wordt verworpen.

Het is dan ook méér dan oppervlakkig in dit verband te zeggen — dit zal wel voor rekening komen van den conferentieganger-schrijver, niet van D's Smelik — dat „de grote scheidingslijn loopt niet zozeer tusschen die zaïs en die zo over de dingen denken".

„De dingen." Dat zijn de dingen Gods, de dingen des Vaders, de geopenba.arde dingen, de verzoening door voldoening, de vrede door het bloed des Kruises.

Over deze dingen kun je „zus" en ook „zo" denken. Dat brengt de scheiding niet!

Wat dan?

Of we den blindgeborene al dan niet kunnen nazeggen: één ding weet ik, dat ik blind was en nu zie!

Begrepen?

De schrijver stapt met zeven-mijlslaarzen ineens over naar een ander gebied. Hij had 't over het onderscheid tusschen „ons" en „de vrijzinnigen", en — gaat dan plotseling al den nadruk leggen op het onderscheid, dat er bestaan kan en bestaat onder belijdende christenen, wat betreft het al of niet kennen van de groote levensverandering.

Het onderscheid tusschen „ons" en „de vrijzinnigen" is op eenmaal een kwestie geworden van „theorie", van „zus" of van „zo" over „de dingen" denken.

Maax wat zegt Jezus Christus?

„Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien. maar de toorn Gods blijft op hem."

Wat onderscheidt deze menschen van de vrijzinnigen? Een bitter klein beetje. Maar intusschen ziet men deze menschen nog op leidende posten in ons gereformeerde leven. Middelbare scholen. Calvinistenbond. Enz.

Grods voortgaande openbaring.

In het vrijzinnige orgaan „Opbouw" schrijft Ds G. J. Sirks over „Gods voortgaande openbaring". Hier is de inleiding:

„Eens gezegd, blijft gezegd." In deze spreekwijze is het uitgangspunt vastgelegd van de durende zedelijke verhouding tusschen menschen.

Elke godsdienst, maar ook elk persoonlijk geloof, gaat er van uit dat door God eens iets is „gezegd". Met oudere, meer theologisch gekleurde, woorden: dat God zich heeft geopenbaard. Hoe ook of waar ook, de mensch is tot de overtuiging gekomen dat in zijn leven of in deze wereld iets doorgebroken is van een wereld die boven de verschijnselen uitgaat en die geldigheid heeft.

Vervolgens:

Alle geloof berust, gelijk alle onderlinge menschelijke verhouding, op eenigerlei openbaring.

Maar dan moet men er ook van op aan kunnen dat deze openbaring haar kracht en haar geldigheid behoudt. Is dit niet het geval dan wordt het een feit uit lang verleden tijd dat eens wel van belang was en misschien voor vroegere geslachten beteefcenis en overtuigende kracht had, maar waarmee wij niet veel meer te maken hebben. Wat God „eens gezegd" heeft moet „gezegd blijven".

Daarna:

Aan de vraag van de openbaring, maar ook van de voortgaande openbaring van God zal dus alle godsdienstig denken zijn aandacht hebben te vrijden.

In de volgende passage behandelt de schrijver de Roomschen. Vervolgens de oudere protestanten: Het oude Protestantisme, zoo lezen we, heeft

met all© kracht gezegd: terug naar de bron, naar den Bijbel zelf. Daardoor heeft het bijna allen nadruk er op laten vallen dat God zich geopenbEiard had, eens en voor goed. Wie dit verstaan wil. leze eens even rustig de olude woorden uit Artikel VII van de Nederlandsohe Geloofsbelijdenis, het stuk dat door de Synode van Dordrecht in 1618 en 1619 is vastgesteld.

Daarna:

De praktijk van het oude Protestantisme is geworden dat het zich zoo heeft vastgebeten op de openbaring in het verleden, die met den tijd der apostelen is afgesloten, dat de vraag boe God zich verder door de eeuwen heen CKpenbaarde slechts een vaag antwoord of zeer verschillende en vaak tegenstrijdige beantwoordingen kreeg. De mensch uit nieuwen tijd miste dan ook de voortgaande openbaring Gods in het oude Protestantisme. Het Roomsch-Katholicismo scheen hierin een voorsprong te hebben omdat het een duidelijk antwoord geeft op de vraag: hoe oipenbaart God zich nü? N.l.: door de Kerk en alleen door de Kerk.

Hierna kolmt het vrijteinnig oordeel:

Wij! zijn niet Roomsch-Katholiek omdat we niet kunnen aanvaarden dat Gods waarheid slechts door één kanaal in deze wereld stroomt.

Eindelijk:

Daarom zoeken wijt het vrijzinnig Protestantisme.

Niet omdat dit beter of heiliger zou zijin dan anderen. Maar Omdat het zoo vast mogelijk zegt: God heeft zich geopenbaard; en tegelijk zoo ruim en breed mogelijk: Hij! blijft zich openbaren. Het innerlijk geheim van ons geloof is die eenheid van ruimte èn vastheid.

Schrijver stelt tegenover het „oude protestantisme" de kwestie onzuiver, omdat hij: vergeet, te herinneren aan de onderscheidingen, die hier gemaakt zijn tusschen bizondere en algemeene openbaring.

Overigens lijkt mij' hier een duidelijk voorbeeld gegeven van de verwarring, waartoe bet spreken van voortgaande bizondere openbaring leiden kan. Zulk spreken zélf lijkt mij onjuist, omdat het a) het verschil tusschen Schrift en niet-Schrift verwaarloost in het spraakgebruik, dat toch altijd van groote beteekenis blijft, en b) heelemaal niet noodig is. Wanneer men slechts van de openbaring (het werk) tot het AMBT van den Christus teruggaat, heeft men zonder eenig gevaar voor verwarrende terminologie den weg opengehouden voor de continiiïteitsgedachte, die men uitdrukken wil. Want al is de Schrift afgesloten, de Christus leeft nog, en werkt nog, en bedient vandaag nog zijn ambt, ook als profeet en als regeerder en formeerder van Zijn werk. Hiervan uit te gaan schijnt mij beter, dan te spreken van voortgaande bizondere openbaring.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's