GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe Coniessioneelen de vrije Universiteit zien.

Er is onlangs gezegd door den inmiddels afgetreden Rector der Vrije Universiteit, toen hij in een offioieele rede over het bekende congres spreik, dat de Vrije Universiteit zooveel schade leed van het gedeeld zijn der Gereformeerden in ons vaderland. Dit is geen letterlijk citaat (dat gaven vfij vroeger) maar het komt toch ongeveer daar op neer. Onwillekeurig dacht men onder het lezen van deze uitspraak aan de zich gereformeerd noemenden in de Hervormde kerk. Tot nu toe leeft de Vrije Universiteit hoofdzakelijk van de gereformeerden in kerkelij'ken zin. Week aan week vcordt door de pers van de Gereformeerde Kerken plaats ingeruimd voor offioieele communique's, v? elke, van de Vrije Universiteit zelf uitgaande, haar belang bepleiten. Tot nu toe was de Hervormde pers voor deze artikelen nog niet geopend. Misschien hebben sommigen gedacht, dat men mat het zoeken van contact o. m. ook op zulk een congres, wel iets bereiken kon voor den onderlingen vrede en voor den steun, ook van Hervormde zijde te hieden aan da Vrije Universiteit. -

Hoe het intusschen daarmee staat, blijke uit volgende tirade, die men aantreft in het jongste nummer van het Hervormde weekblad „De Gereformeerde Kerk". Wij citeeren ze letterlijk met op- en onderschrift. Hier volgt het:

. VERBROEDERING!!

Gisteravond las ik, dat Ds J. Fokkema, Ned. Herv. predikant te Amstelveen, het Voorzitterschap heeft aanvaard van een „Ring" ten bate van de Vrije Universiteit.

Is er misschien nu ook een Dominé uit de Ger. Kerken, die bereid is zich aan het hoofd te stellert van een actie tot het verzamelen van gelden ten behoeve van cns Hervm-md Weekblad de Geref. Kerk of b.v. voor Staat en Kerk?

Leiden, 17-l-'35.

MINDERHOUD.

Wij zeggen geen woord over deze o. i. onjuiste probleemstelling, die immers ongelijksoortige dingen vergelijkt. Wij vragen alleen maar: als nu dit stukje geplaatst wordt door de redactie van „De Gereformeerde Kerk" zonder op- of onderschrift, en als dan deze redactie (Dr J. Gh. Kromsigt, Dr P. J. Kromsigt, Ds A. B. te Winkel, Dr H. Schokking, Prof. Haitjema e. a.) het bekende congres hartelijk heeft toegejuicht, wat moet men dan verder denken over de resultaten der verbroedering? De twee uitroep'teekens in bovenstaand ingezonden stuk herinneren er aan, dat de ware verbroedering niet gevonden wordt door de verdoezeling van bestaande èn essentieele tegenstellingen, maar door een eenvoudig zichzelf-zijn, wanneer dit zichzelf-zijn eener gemeenschap voorts zich bewijst óók in het zich toetsen in het belijden, en anderszins, aan de Schrift.

Bijbelvertaling Zuid-Afrika.

Dr W. H. Gispen schrijft in „Gereformeerde Kerkbode van Delft":

Maar Zuid-Afrika heeft nu al een nieuwe vertaling.

De vertalers kunnen wel met groote voldoening op de ontvangst van hun werk terugzien.

Op de titelpagina staat: Die Bijbel dit is die ganse Heilige Skrif wat al de kanonieke boeke van die Ou en Nuwe Testament bevat, oorgesit uit die oorspronkelike tale en uitgegee in opdrag van die gesamentlike kommissie verteenwoordigende die drie Hollandse Kerke in Suid-Afrika. Gedruk vir die Britse en Buitenlandse B)jbelgencx)tskap, Groentemarksplein, Kaapstad, 1933.

De vijf vertalers waren: Dr J. D. du Tolt van de Geref. Kerk, Dr H. M. C. Fourie van de Ned. Herv. Kerk en Ds J. D. Kestell, Dr E. E. van Rooyen en Dr B. B. Keet, alle drie van de Ned. Geref. Kerk. Begonnen werd in het begin van 1924. Geen der vertalers stierf. Einde 1932 was de vertaling klaar. In Mei 1933 kwam de eerste bezending uit Engeland in Kaapstad. Dr du Toit, Dr Fourie en Dr van Rooyen vertaalden het •©. T. Gedirrende zes maanden werden zü bijgestaan door Prof. Dr G. van Gelderen van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Ds Kestell en Dr Keet vertaalden het N. T.

Dr du Toit verklaart: „De negen jaren, dat ik met mijn deel van de taak bezig was, zijn de rijkste en schoonste jaren van mijn leven".

Ds Kestell, Dr du Toit en Dr Fourie konden als „vrijgestelden" hun vollen tijd aan de vertaling geven, Dr Keet en Dr van Rooyen een gedeelte van hun tijd. Een fonds voorzag in hun honoraria en onkosten.

De ontvangst van den Afrikaanschen Bijbel door het volk van Zuid-Afrika was enthousiast.

De ouderen maken tegen sommige opvattingen bezwaren, wat te begrijpen is, omdat zij, meer dan de jongeren, aan de Statenvertaling zijn gehecht.

Maar bij een tweeden druk zullen door de vertalingscommissie alle ingebrachte bezwaren onder de oogen worden gezien.

We kunnen nog aan deze opmerkingen toevoegen, dat de Afrikaansohe vertaling aan hen, die met het Afrikaansch overweg kunnen, zeer valt aan te bevelen. Ze is o. i. heel goed geslaagd, al leent ze zich niet voor voorlezen bü ons eian teifel.

Met wat Dr Gispen opmerkt, kunnen wij hartelijk instemmen. Misschien dat het met het lezen aan tafel nogal meevalt. Ik heb althans eens iemand uit dien Afrikaanschen Bijbel h o o r e n lezen, en vond het zeer mooi en duidelijk. Ter kennisneming voor onze lezers geef ik enkele teksten, waarin blijkbaar gerekend is met goede tekst-kritiek. B.v. Psakn 100 : 3: „Erken dat die Here God is: Hy het ons gemaak, enonsissyne, sy volk en die skape van sy weiding".

En dan Pseilm 16 : 2 en 3: „Ek het vir die Here gesê: U is my Here; vir my is daar geen goed boU n i e. (Maar) aangaande die heiliges wat op die aarde is, (sê ek): Hulle is die heerlikes in wie al my behae is".

Vervolgens nog Rich teren 18 : 30a: „En die kinders van Dan het vir hulle die gesnede beeld opgerig; en Jónatan, die seun van Gersom, die seun van Mos es....".

Daarnaast echter staan ook vele teksten, waarin blijkbaar geen tekst-kritisch materiaal verwerkt is. De keus tusschen gevallen, waar dit wèl, èn waar het niét gebeuren moet, is uiterst moeilijk; wij matigen ons daarover geen oordeel aan. Wel lijkt in het algemeen deze nieuwe vertaling ons een zeer goede aanwinst en een prachtig stuk werk. Wij hebben reeds onlangs er aan herinnerd, hoe inzage van deze vertahng zelfs een bekende afsoheidingsrede, van hervormde zijde te Ulrum gehouden, zou hebben kunnen voorkomen.

Uethode van Evangelisatie.

Tfe heer N. Baas schrijft in „Gereformeerde Kerk- Kerkbode van Amsterdam":

De Methode van de Evangelisatie kan men niet uit de methoden distilleeren. Wel wordt deze zaak gewoonlijk op die wijze aangevat. Men neemt plaats in de vensterbank van zijn ziel en laat het leven op zich inwerken. Op de straat des gemeenen levens is het meestal druk! Een bont veld van verschijnselen en een massa persoonlijkheden filmt aan ons oog voorbij. Vooral nu wij door de couranten tot wereldburgers zijn gemaakt. Dat negatief gaat men nu ontwikkelen. Dat wil zeggen: men gaat al die verschijnselen vergelijken en toetsen. De evangelisaties in de steenzee van de industriestad. In het land van hei en struiken. In het platland van polders en venen. In de kajuiten en kombuizen van de varende gemeente. Het wordt bijna een algebra-som, een cijfer-puzzle. In A doet men het zus, in B zoo, in O anders, in D volgt men nieuwe practijken, in E pakt men het verkeerd aan, doch in F overtreft men allen en alles. De becijfering wordt dus alzoo: a + b + c + d — e-t-l-= een allestzins goede en vruchtbare methode van Evangelisatie.

Of wij kijken minder naar de verschijnselen en meer naar de persoonlijkheden. K a g a w a kan het! Stanley Jones kan het! Frank Buohman kan het! Dat zijn de drie groote planeten. Maar daar naast zijn ook kleinere sterren als Johannes de Heer, Dr Gunning en Professor De H a r- t o g. Welnu, posteer u op hun weg en vraag: „Kagawa, hoe doet u het? Mr Jones, hoe doet u het? Mr Buohman, hoe doet u het? Broeder de Heer, hoe bereikt u het volk? Professor de Hartog of Dominee Gunning, hoe pakt u de menschen aan? Om dan van stadslantaarns of plaatselijke grootheden en van zaklantaarns, d. w. z. lichten in kleineren kring, maar niet te spreken. En zoo krijg je menschen met den bril van Kagawa, het voorhoofd van Jones, de glimlach van Buchman, de stem van Joh. de Heer, de gestes van De Hartog en de Una Sancta van Dr Gunning. De imitaties, maar die de werkelijke kracht van deze belangrijke figuren missen. (U begrijpt mij dus goed, ik steek niet in het minste den draak met genoemde groote mannen, maar ik waarschuw slechts tegen nadoen.)

Verder kan men ook het heden en zijn vertegenwoordigers wantrouwen. Men gaat dan als 't ware een séance houden met de historie. „Doe mij Spurgeon opkomen! Of Moody! Of Finney! Of William Booth". Laat ik van hen afkijken hoe ik de zaak moet aanpakken. Zoo moet ik wel komen tot een pracht-methodiek!

Maar critisch-aangelegde naturen zeggen zóówei aan het heden als aan het verleden hun vertrouwen óp. Wat hebben al die methodes per saldo uitgewerkt? Wat hebben al die mannen per slot van rekening bereikt? Niet heel veel! Den grooten Afval hebben zij niet kunnen stuiten. Zij mogen hun duizenden verslagen hebben, de socialist en de fascist hebben hun tienduizenden verslagen. Daarom moeten wij ons waf de methode betreft naar hen oriënteeren. Volkswelsprekendheid, populaire schrijfkunst, massa-psychologie kunnen wij het best in het kamp onzer tegenstanders leeren. Dus daarheen den blik gewend en den Goliath van het ongeloof tegengetreden met een christelijfcen of gereformeerden „spies als een wevers^ boom"!

Natuurlijk wil de heer Baas daarmee nog niet gezegd hebben, dat al de door hem genoemden inderdaad evangeliseeren. Van Kagawa b.v. ontkennen wij dit. De bedoeling echter van zijn stuk is volkomen duidelijk.

Overigens vergete men niet, dat methoden geen „vormen" zijn, die bij eiken willekeurigen „inhoud" kunnen passen. Daar zijn bepaalde manieren, welke alleen passen bü onchristelijke verkondiging, omdat de manieren zélf onchristelijk zijn. Maar het gezegde wil niet afdoen op wat de heer Baas opgemerkt heeft. Er is inderdaad uit wat hij opmerkte voor ons allen te leeren,

„Heer" en „Heere".

Zooals men weet, is er nogal veel te doen geweest over het gebruik van den naam „Heer" of „Heere". Er is reeds aan herinnerd, dat de Psalmberijming, welke wtj thans nog gebruiken, en welker manier van invoering den tegenwoordigen tegenstanders van onze nogeenige gezangen de haren te berge zou doen rijzen, opzettelijk het woord „Heere" vermeden heeft.

Er móest, en er zóu geschreven worden: „Heer". Na^ tuuriijk kan men dezen maatregel niet „zonder meer" veroordeelen: men zou immers eerst de motieven moeten weten.

Toch is voor hen, die zich het hoofd op hol laten brengen inzake de hoeveelheid (onder ds 20, óf onder de 30) der te zingen gezangen, (want gezangen zingen wii allemaal) van beteekenis, hetgeen Ds J. W. Gunst schrijft in „Leidsche Kerkbode". Daar merkt hy op:

Op velerlei gebied, als bij het zingen van een gezangetje, waarin de naam van onzen Heiland wordt genoemd, steken de Gereformeerden hun voelhorens wèl uit, maar bij onze tegenwoordige Psalmberijming kan er nu weer veel door den beugel. Gewoonte is een groote macht, waardoor de fouten niet meer worden gezien.

Indien wij nu met dit gebrek in onze Psalmberijming eens gaan vergelijken 'hoe het in dit opzicht staat met het kleine bundeltje liederen, als vermeerdering van de „Eenige gezangen" door de Synode der Gereformeerde Kerken te Middelburg goedgekeurd ten gebruike in de Godsdienstoefeningen op den dag des Heeren en in de week, valt het dadelijk in het oog, dat de bijgevoegde gezangen er beter af ziillen komen dan onze tegenwoordige Psalmberijming.

In deze „nieuwigheid" is de benaming Heere volstrekt niet vermeden.

In de honderd vijftig Psalmen, door onze achttiende eeuwsche vaderen ons gegeven, en in de twaalf door hen er nog aangehechte „Eenige Gezangen", een bundel alzoo van honderd twee en zestig liederen, het „Eigen geschrift Davids" dan nog niet meegerekend, komt schier nergens het woord Heere voor, dan in enkele door ons genoemde gevallen. Het gebruik van Heere is er bepaald een uitzondering.

Maar slaan wij nu eens op het twintigtal Gezangen, waarvan in den eeredienst der Gereformeerden gebruik kan worden gemaakt, wat vinden wij dan op het punt, waarover het in ons artikel gaat?

Natuurlijk is het woord Heer er óók gebezigd, wat trouwens, zooals wij reeds vroeger hebben opgemerkt, in den gebonden stijl, in dichtmaat, zeker toegelaten moet worden, doch reeds in dit kleine bundeltje van slechta twintig gezangen komt terdege de benaming Heere voor, en er is dus geen spx-aak van dat dit woord met opzet terzijde werd gelegd, gelijk in onze Psalmberijming is geschied.

In Gezang zeyentien van ons bundeltje luidt het:

TJ, heilig Godslam, loven wij. Gij hebt voor ons aan 't kruis geleden. Gij doet ons tot den Vader treden Als koningen en priesters. Gij! Gij, Heiland, kocht ons met Uw bloed. Dies brengen w' TJ den dank en d' eere. En werpen w' in aanbidding, Heere! Al onze kronen aan Uw voet. Ja, Amen, ja! Halleluja!

In Gezaag twintig, het Hemelvaartslied, zingen wij, het tweede vers: G' ontsloot u voor den Vorst der eere, O poorten der gerechtigheid! G' ontvingt der legerscharen Heére In Zijne Midd'laarsmajesteit! Jezus daalde neder! Tot zoover Ds Gunst.

Het zal misschien nog niet alle oud-gereformeerden overtuigen. Mogelijk zeggen zij: Och geef ons Datheen terug

Maar ook Datheen helpt niet. Die spreekt ook van „Heer". B.v. Psaim 93 : 2:

tJwen stoel. Heer, eeuwighlick vast bestaet, Ghy zijt voorwaer eeuwigh Godt met der daet: De waterstroomen hen verheffen. Heer, Sy tieren on rasen met allen seer. Of Psalm 25 : 2:

Heer, wijst my doch uwe wegen. Die ghy wilt dat ick sal gaen.

Of Psahn 16:1:

Bewaert my, Heer, weest doch mijn toeverlaet. Op u betrouw ick vast met herten reyne. Dies spreeckt mijn ziel tot u in desen staet, Ghy hebt Heer over my de macht alleyne Doch en komt uit mijn wercken uytgelesen, Gantsch geenen nut tot u. Heer hoogh gepresen.

Of Psahn 68 : 4:

Als ghy u volk. Heer, hebt geleyt, En ginght voor hen wijdt ende breyt In de groote woestijne: Doe leefde dat aerdtrijck met een. De hemelen dropen gemeen. Heer, voor uwen aenschijne. Oock desen bergh Sina soo groot. Voor u aenschijn, O Heer, verschoot. / •

Daarnaiast treedt bij Datheen soms (niet vaak) ook het woord „Heere" op, wanneer het n.l. zoo uitkomt voor het rijm. B.v. Psahn 100 : 2:

Bekent dat hy een Heere zy, Die ons, sender ons toedoen, " vry Gemaeckt heeft, en verworven fijn Tot schaepkens goet der weyden sijn.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's