GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Serglus Paulus. Hand. 13 : 4—12.

II.

Toen hij in zijn jeugd den dienst voor Jupiter bijwoonde in Rome, was hij onder een geslacht, dat er zelf niets meer voor voelde en ook hij zal wel de vertellingen over de goden hebben aanvaard als fabeltjes. In elk geval: Jupiter was alleen als beeld' te zien — nooit sprak hij — en de priesters hielden ook meer van hun inkomsten dan van hun heer.

Zooals in iedere eeuw de menschen hun afgoden teleurgesteld loslaten en dan naar de w e r k e - lijk e wereld gaan vragen, zoo ook nu.

Een graanhalm, dat was wat, daar werd een mensch door gevoed. Maar de tafel der goden op den Olympus... wat had men daaraan?

Ep de deugd, de knapheid, de sterkheid en schoonheid van den burger van Rome, dat was wat. Maar de deugden van Jupiter, daar kwam geen steen in Rome van op den anderen.

De braafheid, de gerechtigheid, de vaderlandsliefde van den Senaat redde Rome van zijn vijanden — maar de braafheid van Jupiter of Neptunus was toch eigenlijk niets.

Zoo heeft dan Sergius Paulus zich gewend tot de studie der wijsgeeren.

Hij heeft ongetwijfeld Plato gelezen.

Een citaat uit den Theiitetos van Plato kan ons leeren hoe abstract hier over de waarheid-gesproken vv'erd in begrippen, die telkens weer moesten gezuiverd worden, totdat het geheel een spel wordt van scherp vernuft, dat vrijwel buiten het leven staat en bezig is met een wereld van begrippen.

In de Theatetos zegt Socrates tot twee hoorders; Theatetos en Theod'oros:

Ook ik, mijn zoon, doe moeite om van dezen en genen wat te leeren, als ik bemerk, dat zij ergens iets van verstaan.

Evenwel, ofschoon ik overigens genoeg onderricht ben, heb ik toch nog een kleinigheid', die ik gaarne hier met u onderzoeken wilde. Ze^ mij toch, is het leeren niet het wijzer worden in hetgeen dat men leert?

Theat. antwoordt: vanzelf.

Socr.: De wijzen z ij n immers wijs door de wijsheid?

Theat.: Ja.

S.: Is wijsheid dan nog iets anders dan wetenschap? Of zijn wij niet wijs in hetgeen waarvan wij wetenschap hebben?

Th.: Ja, hoe anders?

S. Dus wetenschap en wijsheid zijn dan hetzelfde?

Th.: Ja.

S, : Maar daar heb ik nu juist bezwaar tegen, en daarom begrijp ik niet geheel voldoende, wat dan toch die wetenschap moet zijn. Zijn wij niet in staat om het te zeggen ? Wat meent gij ? Wie van ons zal het 'teerste zeggen?

Th. komt dan tot de conclusie, dat geometrie en schoenmakerskunst en alle handenasbeid wetenschap is — immers er is wijsheid' voor noodig en wijsheid' is hetzelfde als wetenschap.

S. zegt: als gij schoenmakerswerk wetenschap noemt, dan bedoelt-ge toch alleen de weterrschap hoe ge schoenen moet maken — dus niet het maken zelf.

Th.: Juist.

S.: En als ge timmermanswerk noemt als wetenschap, dan bedoelt ge toch alleen de wetenschap hoe men timmeren moet?

Th.: Vanzelf.

S, : Dus ge bedoelt bij beiden niet datgene, waarvan het wetenschap is.

Th.: Neen.

S.: Dus het gaat niet over de vraag over welke dingen het wetenschap is, dus niet over vele wetenschappen van dit en van dat — maar we zullen zoeken wat de wetenschap op zich zelve is, dan hoeven we geen wetenschappen te tellen, maar hebben de wetenschap. Of spreek ik hier dwaas?

Th.: Neen, gij redeneert geheel zuiver.

S.: Let er dus op. Als iemand u vraagt over leem, en vraagt: wat is dat? dan antwoordt ge niet: leem voor den pottenbakker of leem voor den ovenbouwer of leem voor den tegelbakker — maar ge zegt alleen maar het leem. En nu praten we verder ook niet over wetenschap van schoenmakerswerk of wetenschap van geometrie, maar enkel en alleen over de wetenschap.

Vele bladzijden verder komt Socrates dan opnieuw tot de vraag: Theatetos, zeg me nu toch wat de wetenschap dan wel is?

Dan heet het wetenschap en is niets anders dan waarneming.

De waarneming heeft betrekking op het z ij n d e.

Socrates kan dan weer verder gaan over het z ij n d e en de filosofen van Griekenland hebben dezen draad telkens weer opgenomen om van het zijnde óp te'klimmen tot het hoogste zijn,

dal is het meest ledige begrip, en dat noemden zij God.

Deze abstracte wijsheid kan een tijdlang vanwege het geniale vernuftspel met begrippen boeien — maar pchte zakelijke wijsheid geeft de Grieksche philosophie hier niet. Zeker niet ten opzichte van God' en ook niet ten opzichte van de schepping.

Socrates liep temidden van de prachtigste natuur — maar niet dien prachtigen cypres daar vóór hem — pronkstuk van Gods schepping — boeide hem — hij was geboeid door 't begrip de boom.

Aristoteles zag dan tenminste den boom nog in den werkelijken boom — en dan was de boom het echte.

De Stoa kwam weer nader tot het leven. Maar do geest van den Stoïcijn huisde hoog binnen in hem als een god. Noch de wereld, noch zijn eigen periferie (zijn lichaam), noch zijn gemoedsberoering konden dat hooger I k in hem beroeren. Hij stierf koud weg — 'traakte zijn Ik niet.

Hard en hoog waren die Stoïcijnen. De E p i c u r 6 e ë r s waren gevoeliger. Geniet het leven — het goede dat genoten wordt is het leven waard.

Maar noch de begrippen van Plato, noch de geest der Stoïcijnen, noch de levensaanvaarding der Epicureeërs vermocht een zoeker naar God to bevredigen — en de verlossing uit den nood van zonde en ellende bleef een phantasma -- een droombeeld.

De werkelijke wereld ging door en stoorde zich niet aan het zijnde en aan de wetenschap van Plato. -

De Stoïcijn verloor zijn leven en de Epicureeër verloor zijn geluk.

De goden gaven geen vrede, maar de wijsgeeren evenmin. Dat ondervond ook Lucius Sergius Paulus!

En daarom is hij ook misschien aan natuuronderzoek gaan doen.

Zooals velen jn onze dagen de speculatieve philosophie verlaten en zich liever indompelen in het werkelijke leven. Teleurgesteld in „de speculatieve wetenschap" wendt men zich dan tot het exacte of tot het pragmatisme.

Al dat xedeneeren hangt hen de keel uit. Wat is waarheid'?

En dan staan zij open voor de levensphilosophie, die steeds naast de rationalistische loopt.

Wanneer de menschen het verstand en het zijn en de wetenschap hebben vereerd en als ze dan teleurgesteld worden, dan komen er menschen aandragen met de wérkelijkheid.

Meenden ze eerst macht over de begrippen te hebben door het denken, mi komen ze de wereld zélf bekijken.

De wérkelijkheid — niet „het" paard, maar dit paard moeten ze hebben. Niet j, het" zijn, maar hun eigen bestaan, niet „het" leven, maar hün leven dat ze in zich voelen kloppen. Dat is het groote mysterie. Ja — een mysterie voor wie geen waarheid omtrent dat leven meer hooren wil.

En dan komt het bijgeloof.

Zooals een vijftigtal jai-en geleden jonge lieden den heelen kosmos dóór hadden en met wereldbollen schermden , als waren het zeer bekende grootheden — ^oo zijn nu de jongeren vervuld met diepe reverentie voor al wat mysterie heet. 't Mysterie van 'tleven in plant en dier en mensch. 't Mysterie van God — van 't ontstaan der aarde, van 't ontslaan der menschen, enz. 't Mysterieuze trekt aan.

Zoo was het ook in Rome.

De keizers gingen zelfs naar de orakels in Griekenland.

En dan is het de tijd der magiërs — der menschen, die een waarzeggenden geest hebben, de mediums. De psychisch ontvankelijken voor de inwerking der geestenwereld komen dan in de verleiding om hun „gaven" te toonen.

En zoo iemand dóét dan wérkelijk wat. Zij nemen een tafel, een blok hout, uitwendig. Maar het „wezen" van die tafel is „mysterie". En over dat mysterie heeft de toovenaar macht. Zie, hocus-pocus, abacadabra... en o wonder der wonderen... de tafel is in de macht van den toovenaar en springt op en neer met de handen van den man die macht over de dingen heeft.

Wat morgen zal gebeuren... 'tis mysterie. Geen vastheid is er in, denkt de teleurgestelde rationalist. Maar de waarzegger zegt u opmerkelijke dingen... en 't komt vaak uit.

Waar uw dooden heen zijn. Mysterie. Maar de doodenvrager helpt u als medium en — hij zegt u treffende dingen — hij vertelt u een voorval uit uw vroege jeugd, dat alleen de doode kan weten — en dat gij haast vergeten waart.

Ejjk dat is geen praat over de wetenschap en dat is geen praat over h e t ik in ons, dat is macht over het werkelijke, geheimzinnige macht.

Zóó boeide Elymas ook Lucius Sei-^us Paulus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's