GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VROUWENVRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VROUWENVRAGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Protest en Manifest

I.

„Maar het huis... dat is toch te allen tijde van de huisvrouw geweest? "

Met deze woorden begint Mevrouw Van Hille— Gaerthé haar nieuwste boek „Huis en Hof". Het is een simpele vraag, die als antwoord niets dan een eenvoudig instemmend „ja" verwacht. Maar niet alle menschen geven dit verwachte „ja" tot antwoord, er gaat op dit moment zelfs een golf van protest door ons goede vaderland tegen een zoo axiomatische vooronderstelling, als dat de plaats van de huisvrouw in haar eigen huis en gezin zou zijn.

Er is een minister — Romme is zijn reeds beruchte naam — die even simpel over de taak en de plaats van de huisvrouw dacht als Mevrouw Van Hille—Gaerthé in haar vraag. En zoo kwam deze minister er toe een voor-ontwerp van wet samen te stellen, dat van het oeroude en deugdzame principe uitgaat: de vrouw behoort in haar huis.

En nu is Nederland in last. Het ontwerp zelf is nog maar bij den Hoogen Raad van Arbeid om dat College er advies over uit te laten brengen — het is dus aan de beoordeeling der Tweede Kamer nog lang niet toe — maar het aantal adviseurs buiten dit lichaam, die nu reeds bij voorbaat niets beters weten dan zulk een onmogelijk, roomsch riekend wetsvoorstel maar zoo gauw mogelijk door den afhaaldienst voor oud papier te laten wegruimen, is legio. Men kan geen blad opnemen of een protest-artikel uit z'n grieven. De liberale dagbladen worden gebombardeerd met ingezonden stukken over deze materie, teekenaars probeeren hun fantasie er op en de uitdrukking van de

„Haagsche Post": „Romme zet de klok terug"'is bijna tot een slagzin geworden. Duizenden dames gaan met een felheid, waaraan onze veel besproken kerkelijke polemieken nog in lange na niet toekomen, dit wetsontwerp te lijf. Zij plaatsen, gelijk zakenmenschen, week aan week hun advertenties om adhaesie voor haar streven; zij verzenden gratis brochures aan wie zich daarvoor interesseert; aan hun manifest, van enkele bladzijden lengte, reeds door meer dan twintig vereenigingen onderteekend, wordt zooveel mogelijk publiciteit gegeven. En toen als machtigste demonstratie een protestvergadering werd georganiseerd in het Concertgebouw, puilde de groote zaal uit en moesten vele honderden, zonder toegelaten te kunnen worden, weer terugkeeren naar haar huis.

Alleen in onze eigen gereformeerde en antirevolutionaire pers is het tot nu toe opmerkelijk stil. Heeft men daar weinig of geen belangstelling voor deze kwestie? Ik weet het niet. Het zou natuurlijk kunnen zijn, dat het rumoer enkel aan de linkerzijde was en dat wij in ons christelijk kamp allemaal het met het voorstel-Romme roerend eens waren. Maar dat is toch in werkelijkheid allerminst het geval. Op de protestvergadering in het Concertgeboiiw sprak ook een dame namens de christelijke vrouwen, en de Vereeniging van Academisch gevormde Chris ten vrouwen heeft zich unaniem bij de protestactie aangesloten en het uitgevaardigde Manifest (waarover later uitvoeriger) mee onderteekend.

Dit alles dringt ons dus wel om serieus het voorstel-Romrae te bekijken en onze houding er tegenover te bepalen.

Want wat heeft dan die minister toch gedaan, dat hij zooveel dames — en zelfs heeren mee — in het geweer roept? Is het dan heusch zóó erg, , wat hij wil?

Och neen, toch niet. De minister heeft niets anders gedaan dan een tweeden stap zetten op den weg, waar een vroegere regeering reeds den eersten gezet had, toen zij bepaalde, dat elke ambtenares, die huwde, haar eervol ontslag zou ki-ijgen, omdat zij met haar huwelijk overging tot een anderen slaat des levens en daardoor een taak op zich nam, die bij goede vervulling niet te combineeren zou zijn met een belrekking buitenshuis.

Wij allen — de ultra-feministen misschien uitgezonderd — vinden dit principe zóó gezond, dat zulk een onlslag-bij-huwelijk als vanzelfsprekend wordt aanvaard.

En uu heeft minister Romme in z'n nieuwe wetsontwerp niets anders gedaan dan de consequentie van dit standpunt aanvaarden en wil hij voorlaan niet meer alleen voor de rechtstreeks in regeeringsdienst werkende dames als onderwijzeressen, ambtenaressen e.d., maar voor alle vrouwelijke werkkrachten, waar de Regeering krachlens haar sociale bemoeiingen mee in aanraking komt, dit principe, dat de gehuwde vrouw haar levenstaak in het gezin heeft, en dus niet meer in het bedrijfsleven thuishoort, doorvoeren. En zoo zou er dan een wettelijke regeling moeten komen, die aan gehuwde vrouwen verbiedt naast haar gezinstaak een betrekking te hebben in een winkel, in een bedrijf, op een fabriek of kantoor.

Het beginsel, dal aan het wetsvoorstel-Romme ten grondslag ligt, is zóó eenvoudig, dat men het in het practische leven — gelukkig! — nog algemeen aanvaardt, óók daar waar men overigens van een Bijbel en bijbelsche beginselen weinig meer welen wil.

Want wat komt er terecht van het fifly-fiftyhuwelijk, waarin man en vrouw elk voor de helft van het gezinsinkomen zorgen? 's Morgens stappen ze samen de deur uit. Dat is gezellig, 's Avonds komen ze samen — moe — de deur weer binnen. Dal lijkt gezellig. Maar de uren, die daarlusschen liggen, waarin ieder z'n eigen werk, absoluut los van den ander, moest verrichten, waren die „gezellig" en bevorderlijk voor de levenseenheid van die twee? Weineen, die lange uren, eiken dag weer, waren slechts uitdrukking van het fiflyfiftj^ en heelemaal niet van het heerlijke, levensverrukkende, innig bindende „wij samen". En dan dat thuiskomen en de avonden. In het gunstigste geval staat de maaltijd op tafel te wachten, maar hoe dikwijls moet ook niet de vrouw na de reeds verrichte dagtaak buitenshuis de huishoudjas aanschieten, gewapend met een speciaal voor haar geschreven kookboek: „Honderd menu's van een half uur" een haastigen maaltijd fabrieken, tafeldekken en opdoen, terwijl de man, het fifty-fiflyprincipe, dat dan toch ook logisch voor de huishoudelijke lasten gelden moest, heelemaal vergeet achter een krantje in een fauteuiltje bij den haard en pmttelig wordt „omdat het eten weer zoo laat is en hij vanavond nog uit wou ook". Moe, en afgetobd, in plaats van met een blij en opgewekt gezicht, zit de vrouw tegenover haar man straks aan tafel. Heel den dag hebben ze gehunkerd naar dit oogenblik van samenzijn, de eenige manifestatie van hun gezinseenheid, en nu het er is, hangt er een vale ingezonkenheid in de kamer. Neen, dit is geen sfeer, waarin het geluk kan bloeien, waarin twee menschen hun diepe levenseenheid kunnen beleven, dit is geen plaats, waaraan een vrouw die bijzondere sfeer kan geven van het eigen gezin als een wijkplaats vol rust en vrede. Hier heerscht slechts de belangengemeenschap. En aan wie zal men het wijten, wanneer reeds na enkele korte maanden de teleurstelling zóó diep ingevreten heeft, dat men zachtjes en na enkele jaren reeds luidop het woord „echtscheiding" spi-eekl?

En wat, wanneer de huwelijkseenheid van dit fifty-fifty-huwelijk zich manifesteert in het groeiende, nieuwe leven, dat de moeder draagt in haar schoot? Dan maakt men den mooisten, verwachtingsvolsten tijd tot één van groote moeite. En weer is het de vrouw, die den zwaarsten, verreweg den zwaarsten last moet dragen. Haar werk buitenshuis en haar komend moederschap verdragen zich niet met elkander. En ze zullen zich nooit met elkaar verdragen, ook niet, als de verwachting vervulling geworden is. Want wie zorgt voor het kindje, wie voedt het, wie baadt het, wie leert het de eerste woordjes stamelen, wie begeleidt z'n eerste stapjes, wie brengt het op dien eersten, gewichtigen schooldag, wie geeft acht op z'n kwajongensstreken, wie controleert de muzieklessen, en het huiswerk van school, wie wiedt het onkruid uit den karakterluin, wie wijdt het kind met liefdevolle hand in in de vele geheimen van het leven, wie spreekt over den Heiland der wereld, die ook een Heiland der kinderen is? Dit alles en nog veel, veel meer is het werk van de moeder en zij zal het niet kunnen doen, als zij den heelen dag van huis moet zijn. Telkens zal ze een grendel voor haar hart moeten strijken, als zeer natuurlijke moederverlangens naar buiten willen komen. „Mag niet. Kan niet. Ik moet naar m'n kantoor, naar de fabriek. Daar wacht mijn werk en niet hier".

• In het fifty-fifty-huwelijk — of het nu het gezin van den fabrieksarbeider of dat van den beter gekleeden kantoorman betreft — komen ze allemaal tekort: de man, de moeder, het kind.

En daarom kunnen we niet anders dan het welsontwerp-Romme, dat daaraan een einde wil maken, van harte toejuichen.

Hel principe, dat aan dit ontwei^p ten grondslag ligt, heeft onze volle instemming. ,

Ondanks alle protest, dat er tegen aangeheven wordt.

Doch over dat protest een volgende maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

VROUWENVRAGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's