GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Strijders voor het leven!

Vreemd schijnt ons het gedrag van den profcel Eliza in het sterfhuis te Sunem. (2 ICon. 4:29—37.)

Wij zouden óók een woord tot de bedroefde moeder gehad hebben. Wel gecondoleerd, Moedertje! zouden wij hebben gezegd, ja, het leven is niet veel! Je kind is voor veel bewaard, jong gestorven - — vroeg bij God! De profeet doet gansdi anders. Zijn handelingen komen ons bizar voor! Hij klimt op het bed en legt zicla voorzichtig over het gestorven kindje heen. De man Gods legt zijn oogen op de gebroken kijkers van den jongen, zijn mond op de blauwe lippen, nog geopend om de laatste benauwde zucht uit te stooten, hij neemt die stijve handjes in zijn sterke mannenbanden. Wij vinden dat om van te huiveren, te griezelen. Eliza heeft de deur dan ook afgesloten; hij kan er geen menschen bij hebben, zelfs geen overlast van vrome menschen. Die schijnbaar aanslootelijke handelingen van den profeet hebben diepen zin: hij maakt zich één met den jongen, één dood, één leven! Hetzelfde had de moeder gedaan met het kind in zijn doodsstrijd, het lag op haar schoot, hart aan hart, één pijn, één benauwdheid, één sterven! Maar de vereeniging met é& natuur kan liet leven niet beliouden, wel de vereeniging met de genade. Neen, Eliza is geen toovenaar, hij schrijft aan zijn lichaam geen bijzondere krachten toe. Maar hij heeft van God een ambt, een dienst gekregen, den dienst om Gods Ontferming ten leven te verkondigen. Nu is het alsof hij naar den hemel roept: O God, hier ligt uw knecht Eliza, hij is dood. Als één van Uw beloften gedaan aan een vrouw op een dorpje niet wordt vervuld, dan is Uw Waarheid kraclïteloos geworden. Als ook maar de geringste van Uw beloften ter aarde valt, dan is onze hoop weg, onze verwachting vergaan voor de eeuwigheid en voor den tijd.

Wij zien hier een schaduw van wat Chrislois voor ons gedaan heeft. Om ons te behouden heeft Hij Zich volkomen met ons vereenigd. Hij kwam op aarde met een lijfje en zieltje juist als onze baby's. Hij is aan het kruis gestorven onzen vollen dood. Nog heden is Hij niet de Heiland-op-eenafstand, maar vereenigt Hij Zich in Zijn genade met ons leven zóó wezenlijk en werkelijk als onze stoutste verwachtingen te boven gaat. Dit is het, waarbij de Catechismus in zijn beschrijving zich in woorden als uilput: met Zijn Godheid, Majesteit, Genade en Geest wijkt Hij nimmer meer van ons. De Heiland is geen Ahasveros die m een goede bui wel zoo minzaam is het puntje van zijn scepter ons toe te reiken. Hij heeft Zich in ontferming veréénigd met het menschenleven.

Wij zien hier ook wat onze roeping is, hoe wij in Gods kracht een zegen kunnen zijn voor onze omgeving, voor de maatschappij, voor ons volk. Niet door een spreukje op te zeggen of een formule te prevelen. Maar door ons volkómen te geven. Met een kaartje p.f. of p.c. zijn wij niet klaar. Alleen de overgave, de volle toewijding van onzen persoon aan God in Zijn Ontferming ten leven en zoo aan den naaste, kan ten zegen zijn.

Zijn wij zulke strijders voor het leven geweest? Ach, het lijkt er niets op! Wij liebben achter ons kathedertje gestaan en stichtelijke woorden gesproken. Wij hebben de menschen gecondoleerd. Maar wij zijn op een afstand gebleven, waardig, deftig, gereserveerd! Als de ellende niet dicht bij ons vleesch kwam, hebben wij er ons niet veel van aangetrokken. Wij zijn op onzen Karmel gebleven en hebben aan de Stmamietische een kaartje gestuurd met een postzegel van li/s cent! Zoo attent zijn wij wel, o ja! Maar EUza zouden wij wel van dat bed in de sterfkamer af willen trekken! Man Gods, man Gods, zouden wij- willen roepen, laat dat kind toch in den hemel! Als u hem opwekt, moet hij straks met zijn moeder vluchten voor den honger en zeven jaar wonen in der Filistijnen land. (2 Kon. 8:1—6). Hij is zoo heusch beter af bij de groole schaar van kinderen om Gods troon!

Wij slappen echter wel wat gauw over de aarde heen en daarmede over het evangehe heen! Dit aardsche leven is geen omweg dien God ons laat maken naar den hemel, geen overbodig oponthoud. Maar het heeft gróóte beteekenis! Hier op aarde kunnen wij doen wat wij in den hemel niet kunnen doen: vromelijk tegen de zonden, den duivel en zijn gansche rijk strijden en overwinnen ! Hier kunnen wij Idnderen voortbrengen, die den Heere eeuwig zullen loven en prijzen. Hier kunnen wij zondaren spreken van Jezus, hen als bij do hand leiden tot Hem. Wat men hoort en ziet op aard', is ons christlijk hart WEL waard! Het is al de liefde van ons hart waardig om hier in alle verhoudingen Gods ontferming ten leven te verkondigen!

Christenen behooren vóóraan te staan in den strijd voor het leven!

Christenen behooren allerwege bekend te staan als strijders voor het leven!

N. B,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's