GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Opoe" (Dit het leven.)

„Gao nou mee, mins, we hebbe ommers alle booskappe!"

Een jonge vrouw trok korzelig aan den omslagdoek van haar veel oudere metgezellin, die niet lot weggaan van de avondmarkt scheen Ie bewegen. De karabies, welke schippersvrouwen bij het ininkoopen doen plegen te gebruiken, was tol den rand toe gevuld; waarom draalde moeder nu toch'?

, , (iao nou mee, mins, nao de skoit!"

De oude vrouw liet zicli niet overhalen, ze slond tussclien een kluwen mensclien te luisteren naar iemand, die van een keukenstoel het woord voerde tot het volk. Mei volle aandacht volgde zij het eenvoudige toespraakje tot haar dochler haar bits toevoegde:

„Gao je nou mee, 'et is ommers niet van ons geloof, 'et benne protestante, dat wete je ommers!''

De moeder verweerde zicli: Niet van ons geloof? Die man sprcekl ommers van onzen Lieven Heer? Leet main luistere, verslao je!"

Van „onzen Lieven Heer Ie hooren", dat was voor hel moedertje heel veel waard. Dat verlangen was in haar gewekt in den barren winter van negentig. Ze lagen ingevroren, weken lang, toen was een broer thuis of beier gezegd aan boord gekomen met „zoo'n prachtig bijbeltje", waarin te lezen slond van een man, die vluclitte uit een slad die verbrand zou worden. Wat had die man niet beleefd op zijn tocht! Ze hadden niet met het lezen en het hooren kunnen uitscheiden in die roef. De zoon, die alleen het lezen machtig was, las hoofdstuk na hoofdstuk uit Bunyans vermaarde boek. Sedert was hel de begeerte van de vrouw gebleven te hooren van onzen Lieven Heer.

Ze kwam terug, menigen Zaterdagavond, als de wind de zeilen van de kraampjes opbolde, als de natte sneeuw de voeten verkleumde, als het marktpubliek joelde en lasterde en vocht.

„Mins, wat zoek je er toch in die keet, ze loopen je nag iens onder de voel, je kraigl nag lens een slag met de gummislok!" maanden de kinderen haar af. Maar altijd was het antwoord: „Ik mot hooren van onzen Lieven Heer!"

Jaren gingen voorbij. De post op de markt werd niet langer door de evangelisatie betrokken, de politie had na eindelooze opslooljes hel spreken verboden. Trouwens de vrouw 'Woonde niet meer „in de skoit". Als weduwe huisde ze in een schamel woninkje in een volksbuurt. Daar ontmoet ze op zekeren dag een kennis, die haar vertelt:

„We binnen nou op den griffemeerden weg, lederen Zaterdag komt een broeder bij ons thuis en vertelt ons van onzen Lieven Hieer.

„Mag ik ook komme? "

Nu, dat mocht en de vrouw kwam. Ze vond er denzelfden spreker van de keukenstoel terug. Nooit is er getrouwer catechisante geweest dan deze tachtigjarige vrouw. „Opoe", zeiden wij soms, als het bitter koud was en de hoest door de oude borst scheurde, „Opoe, was nu vanavond maar thuisgebleven." Maar altijd was het antwoord: „Als ik hooren kan van onzen Lieven Heer, dan blijf ik niet thuis."

Hoe dankbaar was zij, als wij in gebed gingen en ook „Opoe" aan den Troon der Genade werd opgedragen!

„Ik hep raik genog 'ehad, meneer", was dan haar afscheidswoord.

De tijd kwam, dat de oude vi-ouw niet meer komen kon. Als in haar eenzaamheid het klokje van acht sloeg, dan stampte ze op den grond en zeide: „En toch bin ik bai je, meneer!"

Het werd slimmer met de zieke. „U moet bediend worden" zei de juffrouw, die haar wekelijksche ondersteuning bracht. Toen heeft Opoe gekozen, de meneer most komme, die haar iedere week van onzen Lieven Heer vertelde. Boven het geluid van de radio uit, welke de familie door liet spelen, droeg ik haar ziel op aan dien God, Wiens Woord zij gezocht had met al haar kracliten.

Het was in de armen van mijn catechisantej dat „Opoe" ten slotte den geest gaf. Ze leed smartelijk, maar ze was bij volle bewustzijn. Haar laatste woorden waren: „De groete aan meneer en zeg hem, dat de poorten van den hemel openstaan...''

„Opoe" had niet veel kenmerken. Met de stellende en wederleggende godgeleerdheid lag ze bestendig overhoop. Maar zij had één heerlijk kenmerk: zij hongerde naar het Woord Gods.

En: Zalig zijn zij, die het Woord Gods hooren'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's