GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKNIEUWS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKNIEUWS

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERSLAG DER GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDER­ LAND (ONDERH. ART. 31 K.O.) TE GRONINGEN, IV.

Na Dinsdag den geheelen dag in commissies vergaderd te hebben, werd Woensdag 22 Mei een korte openbare vergadering gehouden, waarin besloten werd de zaak der eenheid den volgenden dag in openbare zitting te behandelen. De „Church of Scotland" ha; d een schrijven gezonden, Hvaarin met leedwezen kennis gegeven wordt dat om practische redenen aan het voornemen om een afgevaardigde te zenden geen gevolg kan worden gegeven.

In de zitting van Donderdag wordt eerst voorlezing gedaan van een brief van ouderling A. Schilder, waarin deze bericht geeft van verhindering en toezending verzoekt van alle concept-rapporten.

Bij appèl-nominaal blijkt ouderling Schilder vervangen door zijn secundus ouderling P. Groen van Rotterdam.

Op voorstel van het Moderamen wordt vervolgens een regeling getroffen omtrent de evenredige verdeeling vkn de reiskosten van de afgevaardig- • den. Het ressort Groningen-Friesland zal 30 % van de kosten dragen, Drenthe 71/2 %, Overijsel-Gelderland 221/2 % Noord-Holland 71/2 %, Zuid-Holland 15 % en Zeeland, N. Brabant en Limburg 5 %.

Dan is het woord aan Prof. Dr K. Schilder als rapporteur van Commissie H. Het rapport, waarvan de voorlezing meer dan twee uren vordert, bestaat uit twee deelen. Het eerste deel gaat uitvoerig in op het verzoek dat van de zijde der kerken, die zich ook na 1944 blijven aandienen als „De Gereformeerd» Kerken van Nederland" tot deze synode is gericht om tot herstel der kerkelijke eenheid samen te spreken. Het betoogt dat een naief aanvaarden van de uitnoodiging — gezien den tekst van het daarachter liggende besluit — ongeoorloofd, onschriftuurlijk, schadelijk en zinloos zou zijn. De synode kan geen genoegen nemen met een gedachtenwisseling, die zich beperkt tot enkele leerpunten en die de eigenlijke oorzaken der scheuring vermijdt en miskent.

In het tweede deel wordt aangetoond dat de gedragingen der synode-Berkouwer en de synode- Duursema „ons niet ontslaan van de roeping, waar mogelijk te getuigen voor het récht en de waarheid Gods, ook tegenover haar opvolgster en tegenover wie zich door'haar laten gezeggen", evenals tegenover de buitenlandsche kerken en onze eigen kerken en leden.

Tegenover hen die meenen dat een samenspreking tot herstel der eenheid in de gegeven situatie in strijd is, met den eisch der Schrift, wijst het rapport on de houding van den Anostel Paulus, die groote droefheid had vanwege zijn broeders, zijn verwanten naar het vleesch, die eens met hem tot denz'elfden bondskring behoord hadden, maar die opgehouden hadden zijn geestelijke broeders te zijn. Al ontziet de Apostel zich niet van „honden" en van , , versnijding" te spreken, toch iaagt hij er naar zijn ontrouwe broeders tot jaloerschheid te verwekken. Indien wij Göd bidden om een geopende deur, dan dient zich bij zulk een gebed ook de daad te voegen.

Dit brengt de commissie tot het advies dat in positieve zin worde gereasreerd OP het verzoek der „synode-Duursema". Nadat tenslotte in het rapport nog gesproken wordt over de wijze, waarop zulke positieve reactie moffeliik zal ziin en gewezen is OP de noodzakeliikheid dat het thema van de Eredachtenwisseling in eerster instantie ziin moet datgene wat ons werkeüik scheidt, komt het rapport tot de volgende conclusie:

CONCLUSIES INZAKE KWESTIE SAMENSPREKING.

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, vergaderd te Groningen anno Domini 1946.

kennis genomen hebbende,

Ie. van de mededeeling, haar gedaan namens de te Utrecht in 1946 bijeengekomen zich noemende „Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland", dat laatstgenoemde deputaten benoemde met opdracht, „contact" óók met onze kerken , , te zoeken", teneinde met eventueel onzerzijds te benoemen deputaten „samen te spreken", „om gezamenlijk voorstellen te ontwerpen, welke eiden tot overeenstemming inzake leerpunten", die

hare en onze kerken „tot nu toe scheiden" j

2e. van een namens deze deputaten tot onze synode gericht desbetreffend verzoek;

3e. van de uit de kerken te dezer zake bij haar ingekomen stukken;

gelet op het feit, dat tevoren door bedoelde Utrechtsche vergadering aan dit haar besluit algemeene bekendheid is gegeven,

gevoelt zich gedrongen, harerzijds dienaangaande het navolgende onder' de algemeene aandacht te brengen:

I.' Ten aanzien van bovenbedoeld tot haar gekomen verzoek CONSTATEEKT de synode allereerst :

dat de Utrechtsche vergadering in haar plan van samenspreking ten onrechte de werkelijke oorzaken der tusschen hare en onze kerken geslagen breuk ten eenenmale verzwijgt en buiten beschouwing doet blijven. Immers:

a. haar voorgangsters hebben aanstaande en reeds dienende ambtsdragers geweerd of geschorst, resp. afgezet of met hun kerk buiten het door haar eerst geschonden en daarna verbroken kerkverband geplaatst, onder andere, omdat zij, hoewel daartoe geprest, aan bepaalde in 1942 vastgestelde (en thans deels reeds vervangen) leeruitspraken, welke aan de drie formulieren van eenigheid waren toegevoegd, niet de eere van zoodanige formulieren vermochten toe te kennen;

b. ook hebben zij van ambtsdragers geëischt, mede te werken aan de uitvoering van besluiten, die dezen in strijd met de Kerkenordening noemden, en ook nadat daarvan het bewijs geleverd was, in het stellen van dezen eisoh volhard;

c. in, haar handeling met deze aanstaande of reeds dienende ambtsdragers hebben deze vergaderingen uitdrukkelijk en bij herhaling verklaard, dat het niet, en dus ook niet tijdelijk, geoorloofd was binnen het kerkverband te blijven en lÊkar besluiten (met inbegrip van die, betreffende de thans ten deele vervangen leeruitspraken) niet uit te voeren;

d. integendeel hebben zij, hoewel te voren wetende, dat deze anabtsdragers of aanstaande ambtsdragers zich niet in staat en niet gerechtigd achtten, niets te leeren, dat met deze (ook met de thans vervangen) uitspraken niet ten volle in overeenstemming was, toch van hen de belofte van a 1 z ó ó wèl te leeren uitdnikkelijk geëischt;

e. en toen deze aanstaande of geordende ambtsdragers respectievelijk hun kerkeraden, weigerden het kerkverband te verbreken, hebben zij hen buiten het kerkverband geplaatst, of in de ambtelijke bedieningen geschorst dan wel afgezet, en der afsnijding waardig gekeurd, alzoo hen in Gods Naam bindende óók aan een formule, die thans reeds door een andere vervangen is;

f. in al dezen handel hebben zij de aangenomer Kerkenordening herhaaldelijk op onderscheidene fundamenteele artikelen geschonden, en gevorderd, dat openlijk leedwezen zou worden betuigd overeen langs den kerkelijkeh v/eg' ingediende klacht tegen deze schennis;

g. maar van deze en dierselijke voor de breuk werkelijk verantwoordelijke toepassingen van bepaalde kerkrechtelijke theorieën zwijgt dp uitnoodigende vergadering ten eenenmale, als zii het onderwerp bepaalt ter zake waarvan door de wederzijdsche deptitaten voorstellen zouden moeten worden ontworpen.

II. De Synode OVERWEEGT hierbij:

a. dit onttrekken van de kerkrechtelijke oorzaken der breuk aan de algemeene aandacht is des te meer bedroevend, omdat onzerzijds bij herhaling met nadruk is verklaard, dat hiermede Christus' Koningschap over zijn aan alle hienschenheerschappij onttrokken kerken aangetast, menige uitspraak onzer Geloofsbelijdenis verloochend, en de goede trouw in de kerkelijke- samenleving (o.a. volgens artikel 31 der Kerkenordening) geschonden is;

b. , , herstel" van een gebroken „eenheid" is onmogelijk, zoolang zij, wien zulks aangaat, de w e r - ; k e 1 ij k e oorzaken der breuk onttrekken aan het gesprek over de breuk;

c. een aandeel nemen in deze zondige verlating van den bodem der feiten zou den Heiligen Geest nu ook onzerzijds bedroeven, wijl Gods Woord alleen voor het werkelijke leven beloften geeft en de verlossing alleen uit de bestaande ellende ons wil uitvoeren;

d. zulk handelen ware dus in strijd met Gods gebod ter zake van alle wezenlijk herstel eener geslagen breuk, zou de van Hem geëischte vrijmaking der kerken in den weg staan, en de eenvoudigen binnen en buiten onze kerken ook. zelve misleiden en afvoeren van het pad der gehoorzaamheid, dat is: der waarachtige eenheid.

B.

I. De Synode CONSTATEERT vervolgens:

^ ' dat de Utrechtsche vergadering in haar plan van samenspreking iien onrechte er van uitgaat, dat het „leerpunten" (iets anders dan: leer-uitspraken) zijn, die hare en onze kerken tot nu toe scheiden. Immers :

a. leer„p u n t e n" kunnen nimmer scheiding brengen; dit kunnen slechts leer inhouden;

b. in onderscheiding van de te Utrecht vertegenwoordigde kerken hebben de onze geen andere leerinhoudeii dan die, welke overeenkomstig Gods Woord in de Drie Formulieren van Eenigheid zijn vervat;

c. nimmer plaatsten onze kerken tégen- uitspraken tegenover de nieuwe uitspraken, welke de synode der uitstootende kerken in 1942 aan de drie Formulieren van Eenigheid heeft toegevoegd;

d. waar de kerkrechtelijke beschouwingen en misslagen der «uitstootende kerken haar in strijd brengen óók met de gereformeerde geloofsbelijdenis en daaraan conforme leer-inhouden, volstaan onze kerken óók daartegenover met bloote handhaving dezer geloofsbelijdenis.

II. De Synode OVERWEEGT hierbij:

a. „herstel" van een gebroken „eenheid" is onmogelijk, zoolang zij, wien zulks aangaat, hun „nood en ellendigheid niet recht en grondig kennen" ;

b. een voortbouwen op den fictieven grondslag der tot onz; e synode gekomen uitnoodigiug zou deze rechte en grondige kennis nu ook voor ons deel alleen maar verhinderen;

c. het zou dus wederom een struikelblok zijn op den weg naar het beoogde herstel.

C.

I. De Synode CONSTATEERT in de derde plaats:

' dat de Utrechtsche vergadering onvolledig was in de mededeeling aan ons van haar „inzake het herstel der Kerkelijke eenheid" genomen „beslissing". Immers:

a. hetgeen van deze beslissing officieel ter kennis van onze synode is gebracht, is slechts een gedeelte van hetgeen zij blijkens publicatie van haar moderamen te dezer zake aan anderen en ook aan „de buitenlandsche kerken" heeft medegedeeld;

'• b. uit het niet aan onze synode bekend gemaakte onderdeel van haar desbetreffend besluit bliikt, dat de Utrechtsche vergadering de kerkeraden van haar verband wees op hun roeping o.a. om een breuk, die plaatselijk geslagen mocht zijn, te heelen en hun aanbeval, daarbij in overleg te treden met dezelfde deputaten, als die, zoo mogelijk, ook met de deputaten van onze synode hebben saam te spreken en voorstellen te ontwerpen, welke uiteindelijk aan de respectieve synodes zouden voor te leggen zijn.

n. De Synode OVERWEEGT hierbij: '^

a. verwacht moet worden, dat alzoo de plaatse- 'iik tot de onderhouding van art. 31 K.O. weergekeerde kerken en k er k.e raden langs i ndi - r e c t e n weg zullen beïnvloed worden door diezelfde deputaten, als welke overleg willen plegen óók "met deputaten onzer synode, en dit terzelfder tijd; reeds tevoren trouwens is zulk? geschied;

b. de „leiding", die van de tot een samenspreking ons uitnoodigende. Utrechtsche vergadering uitgaat, - zal zulk een indirecte beïnvloeding vari^ onze plaatselijke kerken doen geschieden, ook geheel afgezien van wat in dit gezamenliik overleg met onze eventueele synodale deputaten zou worden voorgesteld, en zonder het resultaat van dit eventueel gezamenlijk overleg af te wachten;

c. de verwachting is niet ongegrond, doch werd uit recente feiten reeds thans gerechtvaardigd, dat in de door de Utrechtsche deputaten zijdelings beïnvloede plaatselijke samensprekingen althans voor een deel de kerkrechtelijke vragen zullen worden aan de orde gesteld, welke volgens den tekst van de beslissing der Utrechtsche vergadering zullen blijven staan buiten het kader der door de eventueel in samenspreking bijeen komende synodale-deputaten, en buiten het raam der door hen gezamenlijk te ontwerpen voorstellen;

d. dit dubbele optreden der Utrechtsche deputaten zou derhalve een wig kunnen drijven tusschen onze kerken eenerzijds en haar synode andérerzijds; een doen, dat de voorgangster der Utrechtsche vergadering, toen zij het bij den door haar allereerst geschorsten ambtsdrager meende op te merken, een schorsingswaardige zonde noemde, en als zoodanig meende te moeten „straffen";

e. het zou de aandacht van de kerken en haar ambtsdragers afleiden van de toch zoo eenvoudige waarheid, dat de geschiede schorsingen, en weringen, en uitstobtingen uit het kerkverband allen kerken aangaan; alsmede van het feit, dat de geschorste hoogleerareri in dienst van alle kerken stonden, zoodat hun schorsing al die kerken evenzeer regardeert als die van plaatselijk dienende ambtsdragers;

d. critieklooze inwilliging van het verzoek der Utrechtsche vergadering volgens zijn officieelen tekst zou derhalve onze synode schuldig stellen tegenover de plaatselijke kerken, die in verzoeking worden gebracht den kerkdijken weg te verlaten terwille van vergaderihgen, die zelve wegens een vermeend verlalfen van den kerkelijken weg velen schorsten of afzetten of buiten het kerkverband plaatsten, of in zoodanige „tuchthandeling" bewilligden ; en zou dezerzijds de „eenheid van handelen" verbreken, op behoud waarvan men aan gene z ij d e ook thans nog zoozeer bedacht blijkt.

D.

I. De Synode CONSTATEERT in de vierde plaats:

dat de Utrechtsche vergadering in haar totf ons gekomen uitnoodiging de bestaande verhoudingen tusschen hare en onze kerken miskent onder gelijktijdige verhindering van haar fundamenteele genezing.! Immers:

a. zij spreekt ons aan als „(wel)eerwaarde broeders", doch handhaaft tegelijk openlijk het goed recht der handelingen van haar onmiddellijke voorgangster, welke de door ons blijvend erkende ambtsdragers voor God en menschen tentoonstelde als bedrijvers van een openbare grove zonde, welke den bedrijver bij de wereld eerloos en in de kerk der afsnijding waardig doet zijn; zij dient ons derhalve nog steeds aan als „verrotte leden van de kerk";

b. zij wil met ons spreken „op basis van de H. Schrift en de Drie Formulieren van Eenigheid", doch tegelijk verklaart ook zij zelve dat ieder, die de bindende uitspraken van 1942 verwierp, met de confessie in strijd kwam; een vonnis, dat allereerst ettelijke door ons blijvend erkende ambtsdragers treft, doch voorts ook al onze kerken veroordeelt, en ook deze onzev synode, welke, ziende, dat deze ambtsdragers volharden in hun gevoelen, niettemin hen ontvangt en erkent als getrouw aan Schrift en belijdenis;

c. zij wil met ons samenspreken inzake , , leerpunten", die volgens haar voorstelling haar kerken en de onze scheiden, doch heeft bij voorbaat, zonder ook maar een enkel van haar sinds 1942 aanvaarde nieuwe leer-inhouden (of de scheuring veroorzakende kerkrechtelijke theorieën en practijken) disputabel te stellen, en ook zonder de resultaten i'an een eventueel gemeenschappelijk overleg af te wachten, een „nieuwe verklaring als kerkelijke 'eeruitspraak" vastgesteld, welke in haar kerken, en dus, ook voor haar deputaten , , bindend gezag heeft", als „gedaan op grond van Schrift en belijdenis"; terwijl zij bovendien verklaarde, „dat de •zakelijke inhoud der betreffende uitspraken van 1905 en 1942, welke onzerzijds niet als bindend konden worden aanvaard, , , niet prijs gegeven mag worden".

n. De Synode OVERWEEGT hierbij:

a. miskenning van bestaande verhoudingen beteekent principieele verhindering van haar saneering;

b. een sam_enspreking over vragen, die, vlak vóór de uitnoodiging tot samenspreking, wederom in den stelligsten vorin en met bindend effect beantwoord zijn door de uitnoodigende partij in dier voege, dat zij een van haar eigen antwoord afwijkende meening by voorbaat als dwaling en alsgezagsmiskenning proclameert, is juist door deze uitnoodigende partij zelf in feite zinloos gemaakt.

De Synode CONCLUDEERT uit hetgeen sub A —D is opgemerkt,

dat inwilliging van het tot haar gekomen verzoek in den daaraan blijkens zijn tekst gegeven vorm van Godswege ons verboden wordt als zondig, schadelijk, gevaarlijk en zinloos.

I. Intusschen CONSTATEERT de Synode,

dat het feiti zelf, dat zij die het kerkverband hebben geschonden, en gebroken, thans langs indirecten en directen weg

zeggen het te willen herstellen, en in aan sluiting aan dit hun zeggen reeds eenzijdig tot het nemen van bepaalde maatregelen zijn overgegaan, haar, gehoord de kerken, noopt tot een eigen initiatief. Immers:

a. de tekst der onderhavige uitnoodiging tot samenspreking is .weliswaar door de Utreohtsche vergadering onschriftuurlijk gesteld, doch binnen het geschonden verband zijn er niettemin vele geloovigen, die de fouten van dezen tekst niet doorzien en wier gebeden met de onze komen voor Gods troon;

. b. als in den gepubliceerden tekst der tot ons gekomen uitnoodiging de eigenlijke oorzaken der scheiding worden onttrokken aan. de aandacht van de dragers van het ambt aller geloovigen, en dus een wezenlijk herstel van de breuk wordt tegengegaan, dan plaatst, voor wat ons deel betreft. God den arbeid tot herstel van deze schade thans op den weg onzer kerkeii;

c. de indirecte beïnvloeding van onze plaatselijke kerken door de Utrechtsche deputaten vraagt onzerzijds tegenweer;

d. de directe beïnvloeding door de Utrechtsche vergadering van de buitenlandsche kerken, welke ten onrechte, zonder ook maar eenig nader onderzoek bij ons in te stellen, verband zijn gaan onderhouden — blijkens een aangekondigde z.g. oecumenische „synode" — met hen, die het kerkverband hebben geschonden en wederrechtelijk verbroken, plaatst ons voor de vraag, of niet deze buitenlandsche kerken onzerzijds in de gelegenheid moeten gesteld worden, de helaas ondoordacht door haar verbroken correspondentie na kennisneming van onzerzijds te publiceeren stukken te herstellen.

n. *De Synode OVERWEEGT hierbij:

a. onze kerken hebben ten aanzien van de hierboven genoemde arbeidsmogelijkheden de verantwoordelijkheid tegenover haar eigen leden, en tegenover wie haar verlieten, en «tegenover de buitenlandsche kerken van Godswege te aanvaarden;

b. een bloot afwijzende houding tegenover het tot onze synode gerichte verzoek zou aanleiding Irannen wbrden tot verder uitstel der herstelling van het verbroken kerkverband in gehoorzaamheid aan de van Godswege tot ieder lid der gebonden kerken komende roeping tot vrijmaking van tegen Schrift en Kerkenordening strijdende besluiten;

c. bij de bepaling van haar eigen concrete roeping in de gegeven situatie van den kerkelijken strijd tot bewaring van de eenigheid des Geestes, mogen de kerken zich niet laten leiden door speculaties over Gods verborgen raad ten aanzien van al of niet te verwachten bekeering, doch alleen door het onderricht aangaande Zijn geopenbaarden wil, hetwelk ons zegt, dat tegenover het „groot verdriet" vanwege „broederen" die eertijds in verbondsgemeenschap met ons leefden (Rom. 9:2, 3), de vreugde moet en kan staan van het „tot jaloerschheid verwekken van ons vleesch" (Rom. 11 : 14), door het letten op een voor de verkondiging van des Heeren recht „geopende deur" (Openb. 3:8), waar immer zulk een „geopende deur" mocht aan de kerk op haar gebed „gegeven" zijn.

G.

Uit hetgeen in sub F gezegd is, CONCLUDEERT de synode:

dat ook op de in haar vorm verwerpelijke uitnoodiging der Utrechtsche vergadering toch om 's Heeren wil in positieven vorm zal te reageeren zijn.

H.

Ten aanzien van de wijze van zulke positieve reactie spreekt de synode op grond van hetgeen overwogen werd, uij; :

a. onzerzijds zal de mogelijkheid van contact met de Utrechtsche deputaten dienen te worden aangegrepen, en de weg tot zulk contact, mits onder andere condities dan de Utrechtsche vergadering aangai, voor wat ons betreft te worden open gesteld;

b. met heel dezen eventueel te verrichten arbeid, gelijk ook me^ 'liet thans te nemen besluit, zuHen de dragers van het ambt aller geloovigen moeten kunnen meeleven, met name in hun gebeden;

o. aangezien in dezen tegenover velerlei ohttrekking van de eigenlijke punten-in-geding aan de algemeene aandacht in de allereerste plaats principieele' afbakening der wederzijdsche posities roeping van alle hierbij getrokkenen is, zal de te ondernemen arbeid voorloopig beperkt dienen te blijven tot schriftelijke correspondentie, die in haar geheel van den aanvang af beiderzijds zal zijn te publiceeren;

d. deze correspondentie worde onzerzijds geopend met een verkondiging van het Woord en dus ook

a; n net recht des Heeren ten aanzien van de aan de orde te stellen onderwerpen;

e. de arbeid ter vrijmaking van de kerken mag daardoor niet worden vertraagd.

I.

Op g-rond van het sub A—H gezegde, BESLUIT de Synode:

a. aan de 'Utrechtsche deputaten te melden, dat onze synode bereid is, met hen door deputaten in verbinding te treden;

b. in dit antwoord tevens te hunner kennis te brengen, de .onoverkomelijke bezwaren, die onzerzijds bestaan tegen de aanvaarding van de dooide Utrechtsche vergadering terzake van de verlangde ontmoeting gestelde bepalingen, welke kennisgeving zal geschieden onder toezending'van afschriften van dit gelijktijdig te publiceeren rapport;

c. in afwachting van het antwoord der Utrechtsche deputaten een achttal deputaten (mét drie secimdi) te benoemen, met ruime opdracht voor wat thema en wijze der ontmoeting betreft, doch onder bepaling:

Ie. dat het thema der gedachtenwisseling primair zal moieten zijn het geheel der uit de officieele stukken reconstrueerbare eigenlijke oorzaken der geslagen breuk;

2e. dat de gedachtenwisseling voorshands alleen sch]; iftenjk geschiede, en door beide partijen gepubliceerd en in de kerkelijke archieven gedeponeerd worde;

d. ongeacht dit antwoord aanstonds aan deze deputaten opdracht te geven, in samenwerking met de daartoe gedeputeerde leden van het moderamen dezer synode, een openbaar getuigenis op te stellen, waarin, mede ter afwering van de schade, die de vrijmaking der kerken anders stellig beloopen zou, de consciëntie der geloovigen wordt opgewekt in dezen;

e. van de eventueel te voeren correspondentie den volledigen tekst en van de daarna eventueel volende mondelinge besprekingen een door alle paricipanten onderteekend résumé toe te zenden aan de kerkeraden en dit terstond na verschijning;

f. deputaten te machtigen om, indien zij bijeenroeping eener tusschentijdsche synode wenschelijk mochten achten, hiervan onder aanwijzing van de gronden voor dit hun gevoelen, aan de kerkeraden en eventueel daarenboven ook aan classes en particuliere synodes mededeeling te doen;

g. van alle te dezer zake verschijnende stukken, inclusief dit rapport, afschrift te zenden aan de tot op 1944 "met ons correspondentie voerende buitenlandsche kerken, aan de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland en aan de Protestant Reformed Church in Amerika.

Voor den aanvang der bespreking van dit rapport, wordt nog voorgelezen een schrijven van ouderling L. Berk van Breda, lid van Commissie ü, waarin deze als zijn meening te kennen geeft dat het opheffen van de bestaande scheiding niet in den weg van samenspreken mag plaats hebben. Die scheiding mag z.i. alleen opgeheven worden in den weg van bekeering en wederopneming in de gemeente en daarom is dit geen zaak van een synode of van deputaten maar een zaak van de kerkeraden der plaatseHjke gemeenten.

De bespreking beweegt zich in hoofdzaak om de vraag of een gedachtenwisseling tot herstel der eenheid — zooals door de commissie voorgestaan — in hèt licht der Heilige Schrift en in de gegeven situatie geoorloofd is. De vraag wordt gesteld of de weg van samenspreking met herders, die de schapen op doolwegen geleid hebben, de weg is elke door de Schrift wordt aangewezen. Moet er niet veeleer zijn ambtehjk vermaan tot de dwalende schapen om zich aan de leiding der ontrouwe herders te onttrekken en door terugkeer zich te bekeeren van hun dwaalweg?

In zijn antwoord vindt de rapporteur Prof. K. Schilder gelegenheid de argumenten van het rapport toe te lichten en te verduidelijken. Wij weten niet of de Heere ons hier een geopende deur geeft, maar wij mogen' deze gelegenheid om te getuigen voor het recht en de waarheid Gods niet verzuimen. Wij mogen niet zeggen dat de stap van- de synode-Duursema ons niet aangaat. Wij moeten ook oppassen voor de stem van ons eigen vleesch, dat smartelijk gewond is door de daden van hen, die ons uitwierpen. Ons vleesch mag ons niet verhinderen gebruik te maken van een deur, die de Heere mogelijk voor ons opent. Ook moeten wij afzien van elke speculatie of een samenspreking wel nut heeft. Deze dingen liggen in de hand Gods.

Nadat de conclusie 'nog weer in haar geheel is voorgelezen en artikelsgewijze is behandeld, wordt deze door de synode met algemeene stemmen aanvaard. < a#^< a#g> < 3; SG> < a#^< 3s=5> < as=5> < a; =& Os^< asSc> < & ^^; =& < a5=è> De Praeses neemt daarna het woord en wijst op het gewicht en de beteekenis van het besluit dat thans gevallen is. Door Gods genade was hier een volkomen eenparigheid en een verrassende eenstemmigheid. Hier is geworsteld om het licht van Gods Woord en in dit alles sprak het broederhart en trok de profetische broederband. Wij beluisterden het profetische broederwoord dat roept tot het hart van hen, die ons onvergetelijk zijn.

Ons gebed klimme nu op tot den Heere: Laat Uw werk aan Uwe knechten gezien worden en Uw heerhjkheid aan hunne kinderen.

Ds F. de Vries van Den Haag wil nog graag uiting geven aan het gevoel van dankbaarheid en bewondering dat hem vervulde toen hij Prof. Schilder hoorde pleiten voor het openen van een gedachtenwisseling met de broeders van de overzijde. Ongetwijfeld heeft Prof. Schilder veel moeten overwinnen voor hij spreken kon zooals hij nu gedaan heeft en spreker is bijzonder dankbaar voor het woord dat Prof. Schilder in de commissie heeft gezegd, n.l. dat wij bij een eventueele gedachtenwisseling heel weinig willen zeggen over de schorsingen en de geschorsten, maar heel veel over de kerkrechtelijke theorieën die daarachter liggen.

Tot deputaten voor de samenspreking worden benoemd: de professoren Greijdanus, Schilder en Holwerda, de predikanten Doekes, H. J. Schilder en Visée en de ouderlingen H. J. Kouwenhoven en P.'Groen.

Tot secundi worden benoemd Prof. Veenhof, Ds C. Vonk en ouderling A. Zijlstra.

De eerstvolgende openbare zitting zal D.V. plaats hebben op 4 Juni v.m. 9 uur. In behandeling zal dan komen het rapport over art.. 13 K.O.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKNIEUWS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's