GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Merkwaardig is het feit, dat het socialisme, hetwelk ons na den vorigen wereldoorlog hier en daar als vrucht niet dan bolsjewisme, nationaal-socialisme en fascisme bracht, thans opnieuw de kans krijgt zijn experiment te , probeeren. Het staatsieven is voor experimenten niet geschikt, en Disraeli had wel gelijk, toen hij zeide, dat het experiment op politiek gebied niet anders is dan revolutie. Wij hebben voor de levensverbanden van God den Heere ordinantiën ontvangen en zeker niet de roeping om telkens weer te probeeren of het ook geheel anders kan.

Experimenteeren staat gelijk met vernielen. Daartoe is menschelijke dwaasheid in staat, als God die dwaasheid niet keert en Zijn oordeelen kunnen juist deze zijn, dat Hij den mensch in zijn hoogmoed en dwaasheid laat begaan.

Het socialisme moge zich thans personalistisch noemen, het blijft het pogen heel het economisch leven te doen regelen, besturen door den staat. De mensch geeft zich voor gansch zijn bestaan, zijn werk en zijn levensonderhoud, over aan de staatsmacht, die het plan, een der afgoden van dezen tijd, ontwerpt en tracht uit te voeren. Hij geeft daarbij gewillig zijn vrijheid en zelfverantwoordelijkheid op. Hij ducht niets meer dan het risico, dat alle vrijheid met zich meebrengt en zoekt naar niets dan zekerheden voor dit .aardsche bestaan van de wieg af tot het graf. Wat voorheen , • nog als het „hiernamaals" werd gezegd, heeft voor hem gelsn waarde meer.

Hoe zullen wij dit wonderlijk verschijnsel nu duiden? De wijsgeer Beerlings zegt in zijn werk: „De crisis van -den mensch": „terwijl het cultuurphilosofisch waardeprobleem een graad van uiterste gecompliceerdheid heeft bereikt, neemt men waar hoe de samenleving een zwenking doormaakt naar een nieuwe primitiviteit, en, met vol behoud van haar technische uitrusting, terugvalt in oeroude vormen van collectiviteit, die zooals Berdjajew het uitdrukt, aan de vorming van de menschelijke persoonlijkheid voorafgaat".

Die primitiviteit, die dan collectiviteit zoude zijn, is natuurlijk een stuk fantasie van de moderne wijsheid.

Vele geleerden hebben het zich zeer druk gemaakt over ' den primitieven mensch, waaruit dan allengs in den weg der evolutie den huldigen mensch zoude zijn gegroeid.

Mr H. G. Wells vertelt in zijn fantasieën over de historie der menschheid, dat de primitieve maatschappij een despo- -tisrae was.

.De collectieve, socialistische maatschappij werd beheerscht door een enkelen sterken mensch, die hij den „Old Man" noemt. Niemand mocht zijn speer aanraken of op zijn stoel gaan zitten.

Chesterton maa: kt in zijn „The Everlasting Man", daar- , omtrent de aardige opmerking, dat alle bewijs voor zoo iets ontbreekt. Nergens heeft men een speer, gevonden met het opschrift: „bezoekers wordr verboden deze speer aan, te raken", of een troon, waarop te lezen stond: „verboden hier te gaan zitten".

Hij zegt: er is geen enkel bewijs voor, dat de primitieve menschen, d.w.z..de eerste menschen, leefden in collectiviteit o f. despotic. Het is mogelijk, dat men zulke fantasieën afleidt uit den toestand, waarin thans natuurvolken leven, maar daar heeft men niet te doen met een hegin, doch met een ci> vl. Een eind na diepen val. <

En als wij nu ons bewegen naar de collectiviteit en de despotic, dan is dat ook een diepe val.

De verschijnselen voor dien val zijn in het moderne leven zeker in sterke mate aanwezig.

Baerlings, dien ik straks reeds noemde, constateert, dat de tegenwoordige cultuurconstellatie eenerzijds gekenmerkt wordt door het feit, dat alle universede normen, ontleend aan de religie, hun verbindend karakter verloren hebben, en. de mensch in het- besef van zijn geestelijken voorrang is gestoord, en dat anderzijds dan normen .worden ontleend aan een immanent onpersoonlijk zijn, de sfeer van het historische; of het sociologische, het economische en ten slotte het biologische.

En met dit laatste, is dan het natuurlijk eindpunt bereikt van een geestelijk „afdalingsproces", dat de nadruk achter eenvolgens van de hemelsche naar de wereldsche en van de wereldsche naar de aardsche krachten verplaatst, en den mensch ten slotte terugvoert naar den donkeren moederschoot van de bewustelooze natuur.

Die donkere moederschoot is alweer een moderne fantasie. Maar de afval voert wel tot den toestand van diepgezonken natuurvolken, die men dan gelieft primitieve- volken te noemen, hoewel zij een eind en, zeker niet een begin vertegenwoordigen. Niet een staan op een eersten trap van de ladder der door God gegeven cultuur, maar een diepe val naar be neden, waaruit eerst redding mogelijk is, als het .Evangelie, het Woord van God, er wordt gepredikt en aanvaard.

De wijsgeeren zeggen dus: daar gaan wij heen. . Wij hebben eerst geroemd in de democratie, die verwerd tot demagogie, en deze demagogie doet roepen om de despotic. De mensoh gevoelt zich, zooals de existentieêle filosofen het wel zeggen; ongeborgcn. En deze ongeborgen mensch .zoekt nu, beroofd van allen steun, naar een schuilplaats, waar hij zich eenigermate veilig kan gevoelen.

De nationaal-socialist Heyse riep uit: kom dan tot den nationaal-socialistischen staat.

Socialisten en communisten vleien: volg ons naar de so cialistische samenleving en gij zijt geborgen voor gansch uw leven.

En deze prediking vindt bij den modernen mensch, • van allen godsdienst beroofd, of gevangen in allerlei wonderlijke" afdwalingen, als die van Barth en de zijnen, een meerloos denken. Men geeft zjch gevangen en mist den moed om te overwegen, wat het leven waard zal zijn, als de vrijheid en verantwoordelijkheid, die bijeen behooren, uit ons leven geheel verdwenen zullen zijn, en wij leven in één groot concentratie-kamp.

Zoo krijgt Chesterton gelijk die zei: „a despotism may almost 'be defined as a tired democracy".

Daar is een gevaarlijke vermoeidheid over de menschheid gevallen. En zij vergeet, dat er voor haar alles aan gelegen is, gedurig voor hare vrijheid te waken, welke voortdurende waakzaamheid de prijs is, die zij voor die vrijheid moet betalen. Trouwens dit geschiedt dan eerst, als vergeten wordt, dat waarlijke vrijheid is gehoorzaamheid aan de, ordinantiën Gods, de erkenning van den Heere Jezus Christus als den Koning der koningen, Die alleen vrijheid schenken kan.

Zulke vermoeidheid' is een uitermate gevaarlijke zaak. En dat niet alleen, omdat zij inzake het staatsieven alom wordt gevonden, doch ook in de kerk. Dat is het allerergste.

Laat ons maar eens opmerkzaam nagaan de stemming in de synodocratische kringen. De vermoeidheid is wel een der hoofdkenmerken daar.

Meer dan eens doen onze menschen een poging om met degenen, die nog in het synodocratisch verband zitten, te spreken over de dingen, die in onzen kerkstrijd aan de orde zijn. '

• Hun droeve ervaring is, dat zij aanstonds hooren zeggen: ik wil er niet van hooren, en jk wil er niet over spreken.

Deze menschen waren menigmaal evenzeer „bezwaard", als die zich vrijmaakten, maar zij begeeren de rust. •

Zij i zeggen dan: hier in onze gemeente wordt over den kerkdijken strijd niet gesproken. Het is overal rustig. En waarom zouden wij die onrust nu binnen halen?

Ik hoorde van een ouderling, die een meisje wilde vermanen, dat zich had vrijgemaakt, en die, toen zij hem vriendelijk vroeg: och leg mij nu eens uit, waarover-het nu eigenlijk in onzen kerkstrijd gaat, antwoordde: ja, kijk eens, dat zijn dingen, die voor ons gewone menschen te hoog zijn. Dat moet de synode maar uitmaken.

Het aantal diergenen, die inzake het verbond en de veronderstelde wedergeboorte precies dezelfde overtuiging zijn toegedaan als die in de vrijgemaakte kerken wordt beleden, maar die toch achterbleven, vreezende uit hun zoete rust te worden opgeschrikt is groot. Zij zijn aangetast door de ziekte, die heel het leven in Europa bedreigt op alle gebied: e 'vermoeidheid, die waarlijk geen oorlogsverschijnsel is, maar een inzinking in het leven, welke ons allerwege de despotie en de hiërarchie zal brengen, als de Heere onze God het niet verhoedt.

Hij heeft een twist niet Europa; Hij kwam met Zijn ooreden, verblinding hier, en een geestelijke dronkenschap daar, n vermoeidheid elders.

Het is: wij geven ons maar over. De groote heeren zullen het wel weten; de groote heeren in de kerk en in den staat.

En waar, is de Calvinistische geestkracht van weleer, die en volkeren voor alle levensgebied de wezenlijke vrijheid bracht ?

De revisie-synode heeft eenzelfde vermoeidheidssymptoom ons doen zien. Men durft de kwesties niet meer aan. Men zwijgt over datgene, wat juist aan de orde is. Men knoeit een verklaringtje ineen, die de menschen zoet zal houden, in de hoop, dat de scheuring in het kerkelijke leven niet verder zal gaan. En velen leggen zich daar maar bij neer.

Maar. wij mogen ons daar niet bij neerleggen. En daarom is het besluit onzer Synode om toch op de aanbieding van een nader gesprek met de gebonden kerken in te gaan, goed. Doch natuurlijk alleen op de voorwaarde van een degelijke basis: den werkdijken grond van den strijd: het recht der kerken.

En in de volle openbaarheid, opdat het ambt der geloovjgen die eere worde gegeven, die tevens een dure plicht is.

Durft men.dit aan de overzijde aan, dan moet getracht klaarheid te brengen, waar nu een geestelijke vermoeidheid de vlucht doet nemen voor den werkdijken strijd der Reformatie, waarin, te midden van een zoo diepgezonken wereld, nog de stem der vermaning wordt gehoord tot terugkeer naar de gehoorzaamheid aan het' Woord des Heeren en tot handhaving van wat den mensoh het dierst moet zijn: de waarachtige vrijheid der kerk, haar volle recht des Heeren, en onze groote verantwoordelijkheid vooy de rijke goederen, die onze God ons eens schonk en waarin juist' ons volk zijn nationaal bestaan eens won met al dcvrijheden, die gegrond zijn op de erkenning van die souvereikiteit in eigen kring, die het fundament is voor de zelfétandigheid en vrijheid voor eiken levenskring. Ook voor de kerk des Heeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's