GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. Na het eerste vermaan, als zou ik een uitlating in een publiek geschrift niet publiek mogen behandelen, ten eenenmale te hebben afgewezen, komt het tweede verwijt aan de orde: ik zou de Vereeniging voor Calvinistische wijsbegeerte hebben geraakt. Ook dit is een misverstand. Ik weet zeer goed, dat onze vereeniging een samenkomst heeft belegd, waar prof. Holwerda en ds van Teylingen spraken. Het eerste woord van critiek daaromtrent moet mij nog ontvallen.

Ik wees alleen op een eigenaardig verschijnsel, dat het bestuur eener afdeeling de eenheid wilde bewaren door den kerkstrijd van thans te verzwijgen. En omdat dit een algemeen voorkomend verschijnsel is, kan ik ook dit heel in het algemeen behandelen, waarbij alles wat naar het persoonhjke ook maar riekt, kan worden vermeden.

Ook prof. Dooyeweerd omschrijft zijn verlangen aldus: wij willen niet, dat de kerkeUjke breuk, voor welker heeling wij bidden en werken, ook in de Vereeniging voor Calvinistische wijsbegeerte doorwerkt.

Nu ken ik maar één weg tot heeling en dat is de V r ij m a k i n g. Al het andere verraadt de verwakking van het eenig zuivere Schriftuurlijke kerkbegrip. En al wat de kerk van Christus raakt, haar wezen en haar belijden, is funest voor gansch het leven.

Daar is geen mensch, in staat booze stukken uit e halen tegenover die kerk, of daarvoor de verantwoordehjkheid te bhjven dragen, zonder al het andere, dat hij Uefheeft, naar het hart te steken, onder elk ander instituut en elke andere christejke actie te schaden. Wie durft te bestaan, te veredigen of te dulden wat door de synoden van 42-'46 geschiedde, bedreigt niet alleen alle christejke actie, maar mist ook het moreele recht voor e eensgezindheid daaromtrent te pleiten.

Naar mijn innige overtuiging is een ieder, die et anders ziet, gevallen in de vreesehjke fout van nderscl^atting of aanranding van de kerk, zooals e Koning der kerk wil, dat zij zal zijn en zal worden ev/aardeerd. Hij heeft toch zeker het recht te bealen, wat de kerk zal zijn en niet wij.

En als wij ons hebben vrijgemaakt door Gods genade van dit kwaad, dan kan niemand meenen, dat het onze plicht zou zijn ergens maar deze werkelijkheid te vergeten of te verzwijgen.

Wij moeten deze dingen zoo duidelijk mogelijk blijven zeggen, niet om ons zelve, want wij zullen van ons eerUjk getuigenis allerlei verdriet beleven, maar uit gehoorzaamheid aan onzen Koning en Heere.

Het kan toch door niemand onzer, die waarachtig orijs stelt op den naam gereformeerd — er waren er reeds lang in onze gereformeerde kerken, die hieromtrent tameUjk onverschillig werden — worden ontkend, dat het in het leven allereerst gaat om de kerk en haar trouw in het zuiver bewaren harer kerkenordening naar de Schrift en in het zuiver verkondigen van het Woord en de bediening van den Doop.

Daar gaat het om. Men leze maar de opdracht die de Koning der kerk aan zijn kerkvolk geeft, even voor H\j ten hemel voer.

Als na den Pinksterdag de kerk zoo het leven ingaat, kan zij heel dat leven, gezin en staat en maatschappij, het leven van denken en arbeiden totaal omzetten! Alleen, toen de hiërarchie binnen-sloop en mensehen zich zetten op den troon, zonk de kerk allengs in en daarop volgde een steeds diepere val voor gansch het leven.

De wereldgeschiedenis is kerkgeschiedens. Zij is geschiedenis van het Woord en van de houding die de vplkeren tegenover dat Woord aannemen.

Het verval begon met de hiërarchie, toen het kerkverband boven de kerk werd geëerd; de kerk, die aan alle plaats waar Christus Zijn volk vergadert, geheel zelfstandig wordt gezet naar' de kracht der door Hem ingestelde ambten.

Toen kwamen er vergaderingen, die zich boven de kerk plaatsten; toen kwamen er „hoogstaande mannen", die het wisten en konden bevelen en wien de eenvoudige vromen moesten volgen, zonder dat zij begrepen zelfs wat er geschiedde.

Deze hiërarchie is begonnen precies zoo, als dit nu gebeurde in onze gereformeerde kerken iti 1942 enz. Misschien wat minder willekeurig, maar principieel verschil is er niet.

Wij zijn geen independenten, en stellen het kerkverband hoog, maar niet boven, doch onder! de kerk. Wie het anders doet, vervalt in het doodeüjk kwaads der hiërarchie. En wie dat duldt, helpt er aan mee-.

Wy kennen den diepen val van het leven in de latere middeleeuwen. Maar ook den grooten zeger. der reformatie, boven alles der Calvinistische reformatie, die allereerst was een weer terugkeeren tct de gehoorzame kerlcregeering.

Zoo kon ook het Woord weer vrij worden en daardoor worden gegeven alle vrijheden, ook de burgerlijke; en daarom kon Groen zeggen, dat de Calvinistisohe reformatie der zestiende eeuw ds bron en het fundament was van alle volksvrijheden. En wij mogen wel zeggen ook van alle volkswelvaart.

Dat is de kracht van alle reformatie. Terugkeei tot de gehoorzaamheid aan het Woord Gods eii afwijzing van altijd weer dwangzieke mensehenwijsheid en mensoheüjke heerschzucht.

Dit heeft ons de negentiende eeuw doen zien.

Het is niet het Reveil met zijn.gemis aan goe: j kerkbesef, van rechte waardeering der kerk, die ons volk heeft opgericht uit de nationale en sociale inzinking der revolutie. Ons volk heeft weer een voorbeeld van wezenüjke vrijheid voor alle levensgebied kunnen worden door de reformatie van '3S en '86. En beide reformaties begonnen met te zeggen: geef ons onze zuivere kerkenorde weer.

Natuur Ujk, want onze Heiland laat zich niet va il Züjn plaats dringen.

Dat hebben vrijzinnige geesten zelfs begrepen of vaag beseft.

Zoo schreef dr G. Kalff in zijn groote boek over Frederik van Eeden: „Abraham Kuyper doet dt 'Gouden Eeuw' herleven, zij 't wat anders dan Potgieter gedroomd had". Hij had groot geUjk, zij het ook wat anders, dan hij het allicht zag.

Maar ik mag er aan toevoegen: wat zou Kuyper geweest zijn zonder Hendrik de Cock? Wat 188^ zonder 1838? ^

Waar vonden Groen en Kuyper het volk, dat hur. taal verstond? Ook moderne profeten kunnen wonderlijk ware woorden zeggen. Ik denk aan den cultuurdichter Marsman, die schreef: „cultuur groeit, onbewust. Een nieuwe oorspronkelijke religie alleer kan de wereld herstellen".

En nu zegt de man, die waarlijk gereformeer'" wil zijn: oorspronkehjk, ja, reformatie, terugkeer tot wat de kerk moet zijn naar Gods orde, i: regeering en leer, waardeéring der kerk als zoodanig door haar zelf en door het volk, dat is het begin van herstel na verval. Geen nationale of internationale vergaderingen van menschen, die zic^ dan „kerk" noemen, en ongehoorzaam zijn aan het bevel van Christus en Zijn Woord niet zuiver bewaren, zullen der wereld hulp kunnen brengen, al maken zij nog zooveel vertoon. Maar aan elks plaats, als is het ook een ver afgelegen dorpjo, waar de kinderen Gods ziöh op bevel van hun Heer n Heiland, den Koning der kerk, vrijmaken van e onsohriftuurhjke binding en zich weer houden alleen aan het Woord en de daarop gegronde beijdenis, wordt een werk verricht, dat klein mog; F zijn in de oogen van afdwalende kerkmenschen er pottende wereldhngen, wij behjden met vreugd, dal aar is het mosterdzaad, dat de bergen kan bewegen.

Het is o.m. de , , Wijsbegeerte der Wetsidee", die it goed Schriftuurhjk inzicht bij velen in. ons land eeft versterkt; die daarom geen oogenblik oo'" n twijfel waren wat hun te doen stond. Het is tot un diepe smart, dat juist zij, die door God mc; '^ ulke rijke gaven werden gezegend en daardoor onden, worden aangegord tot zulk groot werk, alverwege bleven staan. Ik leg hierin geen greintje erwijt. Het is mij alleen tot droefheid en dat wil k openlijk uitspreken ook.

Daar is een ander aspect aan het gebeuren rondm onze nieuwe kerkref onnatie.

Het is goed, dat wij ons telkens herinneren wat eiteUjk geschiedde. In eiken strijd loopen we geaar, het werkelijk begin te vergeten.

Onze synodocraten willen dit gaarne in de hani' erken, maar dit mag voor ons geen reden zijn un ter wille te zijn. Ik wil nu wat verder terugaan tot vóór 1905, een strijd, dien ik met vee! panning meemaakte.

Ik behoorde toen tot de jongerten, die in dr A. uyper ons , ideaal vonden en algeheel hem volgderï, n alles. Ik kan niet zeggen daarvan ooit spijt te ebben gehad. Wat Kuyper ons in Gods gunst ocht geven, maakte ons jonge leven zoo ontzagjk blij en rijk.

Zijn leer inzake de veronderstelde wedergeboorte, us omtrent den doop, werd door mij met liefde anvaard, en ik liet er het onderwijs, door mijn uden dominé Scholten mij gegeven, voor loS. Maar

.' e eerbied voor dien ouden, leenneeeter verminderde .11 geen enkel opzicht.

Toen 1905 naderde zaten mijn jonge vrienden en ik in groote zorg. De leer van Kuiper was de Ijescliuldigde. Wij dachten er niet aan om te meenen, dat ds Bos en ds Sdholten e.a. uit de kerk zouden moeten gaan; het kwam niet in ons op; w: g waren doodsbang, dat men ons er uit zou zetten. Maar 5ie — het compromis kwam. De leer van Kuyper E/ju worden geduld. Groote vreoigde in. onzen kring. Dat was „1905".

Maar als later de christelijk gereformeerden bev/eerden: de gereformeerde kerken lëeren de veronderstelde wedergeboorte, zeiden wij altijd weer: dat is niet waar. Dat is de leer van Kuyper. Wij huldigden die, maar vergaten de werkelijkheid niet.

Wij vergaten wel bijna heel dat leerstuk; eerlijk ./aar. ; i j, i

Alleen af en toe werden wij er aan herinnerd. Bijv. toen dr Van der Zanden kwam met zijn „Verbondsgedachte". Hij wees daarin duidelijk de fout aan in de leer van dr Kuyper en ik wankelde daarüoor reeds in mijn meening, ' tot het „prae-advies" verscheen. Toen begreep ik het groot gevaar.

Maar wat zagen wij nu gebeuren ? Dat in weerwil van het compromis de synoden van '42 enz. deze ieer van Kuyper dwingend aan de kerken gingen opleggen. Dat behoeft niet verder te worden aanijetoond.

En dan werd gezegd tot hen, die zich daarmee 'liet konden vereenigen: ga dan de kerk maar uit. Wie der ambtsdragers daartegen openlijk in verzet kwam, werd uitgeworpen. Dat is de kerkgeschiedenis van onze dagen.

Dacht men dat dit zonder gevolg zal blijven voor gansch het leven? Dat deze val niet zal worden gevolgd, door vallen overal?

En hoe moet men denken over het kerkbegrip .an diegenen, die deze uitwerping aandurfden of ciie ihaar voor hun verantwoordeüjkheid blijven ('ragen, en daarna tot de uitgeworpenen zeggen: uiaar laat ons nu oppassen, dat onze andere zaakjes geen schade lijden, dat de eenheid toch bHjve voor •ie politiek en voor al onze vereenigingen?

Ik zeg niet, dat ik die eenheid breken wil. Het ii'aat hier om het degradeeren van de kerk door diegenen, die zulke houding durven aan te nemen.. Maar mijn plaatsje is weer vol. De zaak is intusschen' wel waard, nog nader bekeken te worden. Tot nader dus.

Met vriendelijke groeten en heiïbede ma toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's