GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Nieuwjaarsdag zette ik tegen den avond de radio eens sian en bemerkte, dat ik was aangesloten met de Domkerk te Utrecht, de groote samenkomst voor de actie: jeugd voor Christus.

Ds Barkey Wolf was net aan het woord, met een toespraakje van vijf minuten, dat zin voor zin werd vertaald in het Engelsch. Het geval deed mij denken aan Farao's droom, met dit verschil, dat hier de eena magere koe de andere verslond en even mager bleef.

Het was daar een uitwisseling van groeten van dezen kant van den oceaan naar den anderen. Een uitwisseling van gezang en woord. Hoe wonderlijk is toch die radio.

Men zou haast kunnen denken aan een competitie:

Nederland-Amerika, wilde men in den sportstijl blijven, die heel deze actie kenmerkt.

Hield men deze vergelijking vast, dan won Nederland met den zang, want Jo Vincent kan zingen, dat is zeker, en daar in Amerika zong een weeke mannenstem en er was voorts het lijmerige, slijmerige, zeurige zangkoor der „Youth for Christ". De Anglo-Saksers hebben dit zingen van de negers geleerd in het - geluid van de Jazzband-huilers.

Maar vergeleek men hetgeen ds Barkey Wolf ten beste gaf met datgene wat vanuit Amerika werd gesproken, dan w^ het zoo iets als 0-1.

De Amerikaan zei nog: bestudeer de Schrift, die wij aanvaarden van het begin tot het eind. Terwijl de Haagsche dominé sprak van de „keuze", alsof hij zoo had geproefd van de vrucht der mode-filosofie van dezen dag. Hier dan een „kiezen", een bepaalden jongen man aangeraden, tusschen zijn paarden en den Christus.

Weet gij wat ik in deze dingen zoo merkwaardig vind?

Dit, dat de synodocraten den vrijgemaabten nahouden een hang naar het remonstrantisme, het „voorwaardelijk" stellen van Gods genade en al de beloften van het Verbond, door den Drieëenigen God beteekend en verzegeld in den doop, terwijl met welgevallen nu wordt aangezien, dat op een zeer oppervlakkige, methodistische wijze de wil des menschen tot de keuze voor Chriptus zeer sterk wordt beklemtoond.

Hier wordt de kemel doorgezwolgen, terwijl er niet eens een mug is, om uit te zuigen.

Maar bovendien, als wij weten te leven in een tijd, van welken onze Heiland zelf ons heeft gesproken en Waartegen Hij ons zoo ernstig waarschuwt, een tijd, waarin van aJlen kant zal weerklinken de roep: ziet hier is de Christus of daar is hij en onze Heere en Heiland ons zegt: gelooft het niet, wordt een verdwaasde jeugd al maar gesuggereerd, om bet heil des Heeren al zingend te verwerven: Christus is mijn, alsof de herhaling helpen zou, als het wezen des geloofs wordt gemist.

Want wij vernemen toch van een zgn. Wereldkerk, die ten voorwaarde stelt het geloof in den Christus, maar die het aan de vele „kerken", welke zij tot een wereldeenheid wil samenbinden, volkomen overlaat, hoe zij dit geloof willen duiden.

Wij vernemen van een Synode der Ned. Herv. kerjc, die een samenwerking op touw zet van confessioneelen en vrijzinnigen, terwijl men zeer goed weet, dat, wanneer er gesproken wordt van den Christus, de bedoelingen üjnrecht tegenover elkander staan.

Zelfs vrijzinnigen worden ongerust over deze onwaarheid.

_ Is het nu, om des Heeren wil, niet geboden, dat de lieden, die zich nog als gereformeerd plegen aan te dienen, allereerst de vraag stellen: wat bedoelt gij ? Deze vraag achterwege latend is het zeker niet voldoende, als men den weg eener oude apologetiek opgaat en bezig is de „moeilijkheden", die de Schrift dan zou bieden, moeilijke teksten, tegenstrijdigheden enz. voor den ongeloovige op te lossen. Alsof het ongeloof daarop vastzat. En de goede wil der wereld op den voorgrond mocht worden gesteld.

Deze methode hebben wij een eeuw geleden in ons vaderland en daar buiten gekend, toen de natuurwetenschap zoo hoog van den toren blies, en de geloovige protestanten wilden oproeien tegen de kunsten van een Renan en de mannen der evolutie.

Dr A. Kuyper heeft aanstonds gezegd: die apologetiek moet worden vervangen door esn kloek positief belijden.

ik heb in mijn jonge jaren menigmaal van deze verdediging van den Bijbel kennis genomen, maar ik deed de ervaring op, dat ik meer gesterkt werd in mijn geloof door den tegenstander te bestudeeren, dan door zijn bestrijder te volgen, die al maar achter den loochenaar en verknoeier der Schrift aanliep, en de eene stelling na de andere opgaf.

Want als wij door de kracht des Geestes de duidelijkheid der Schrift, waarvan onze vaderen zoo blij getuigden, aanvaarden, zien wij aanstonds de leegheid en voosheid van den aanval en ipok van menig apologetisch betoog.

Dat zoo'n betoog op zich zelf nog weinig baat, spralc mij toe uit een zeer interessant boek van een Engelsehen bioloog, een professor in de anatomie aan de universiteit van Montreal, prof. Cecil P. Martin. Zijn boek heet: „The decline of religion", de neergang der religie. Hij constateert dien val op treffende wijze en geeft niet in de eerste plaats de wetenschap de schuld, maar wel de kerk van Christus zelve, waarin de hiërarchie ging streven naar menschemnacht en Wereldheerlijkheid.

De wetenschap, die de haar gestelde grens ziet, kan, zegt hij, het geloof in de Schrift geen kwaad doen.

Zij behoeft de waarheid der Schrift ook niet te bewijzen, want Christus zelve heeft gezegd, dat indien ook een doode zoude opstaan, de ongeloovigen niet zouden gelooven, als zij Mozes en de profeten niet aanvaarden. De Bijbel is openbaring, en spreekt nog van een andere wereld, dan die de ongeloovige natuiirwétensphap kan zien. Zij is altijd bezig met de stoffelijke dingen, en heeft daarin ook haar taak en ik wil, zegt po-of. Martin, de beteekenis van haar arbeid in het minst niet verkleinen of dien arbeid beperken. Maan zij moet de grens yan haac kunnen zien.

En behoorde te begrijpen dat haar ongeloof veel ongerijmder is, op grond zelfs van haar eigen wetenschappelijk redeneeren, dan het geloof. Het is immers voor de wetenschap oimiogelijk te bewijzen dat de stof, " waarmee zij zich bezig houdt, bestaat, of te bewijzen dat zij is, zooals zij zich aan het oog voordoet. Want wij zien alleen maar het beeld van alle ding en meer niet.

Zoo gezien sta3.t Descartes verre boven deze ongeloovige geleerderi, als hij zegt: ik denk dus ben ik. De geest des menschen is een vast gegeven, want als die er niet was, de mensch kon niet denken.

En als de geleerden in den weg der evolutie den geest des menschen uit de stof doen voortkomen, dan doen 2dj een geweldigen onwetenschappelijken sprong, en gelooven zij in veel grooter mirakel dan de schepping, dan eenig wonder van de Schrift.

Wat U, zoo verklaart hij, tot het geloof dringt, is uw wil. Uw oog ziet alleen wat voor oogen is. Uw hart neigt uw verstand tot het loochenen der Schriftuurhjke waarheid.

Prof, Martin betoogt dan de accuratesse van den Bijbel, de zekeriieid van de geschiedenis, die hij ons mededeelt.

En wijst er op, hoe-juist daar, waar het Woord des Heeren kwam, al werd het slechts door weinigen of nominaal door velen geloofd, het leven tot rijken opbloei kon komen en de wetenschap zich kon ontplooien zooals wij dit nu mogen zien.

Behalve dezen aanval op de waanwijsheid der ongeloovige natuurwetenschap, als zij buiten de grens gaat, haar gesteld, bewandelt prof. Martin ook den bekenden apologetischen weg.

Zoo bijv. als hij de waarachtigheid van de opstanding des Heeren Jezus wil bewijzen door het feit, dat het Joodsche Sanhedrin deze zelve door zijn woorden en daden toegaf. Want wat was gemakkelijker voor hem geweest, dan 't zelfs wetenschappelijk bewijs van het tegendeel te geven door naar 't graf te gaan en het lichaam des Heeren aan ieder te doen zien? Of zelfs al ware het graf leeg, hij was geraffineerd genoeg, om een of ander lijk te voorschijn te halen en dus voor de menschen de tegenspraak te geven.

De Joden zeiden echter tot de krijgsknechten: zeg, dat de discipelen des nachts kwamen om het lichaam des Heeren te stelen. Maar prof. Martin vraagt: wie zou dit stuk hebben bestaan? De discipelen in elk geval niet, want zij waren alleen door de verschijning des Heeren van hun ongeloof in de opstanding te genezen.

De Joden volgden dezen weg, dat zij door dwang den getuigen voor des Heeren opstanding het zwijgen trachtten op te leggen.

En daarmee betoonden zij geen tegenspraak te kunnen geven.

Zoo is er meer in dit merkwaardig boek, lezenswaard voor hen, die tegen een streng wetenschappelijk betoog niet opzien.

Echter, wat is nu weer het merkwaardige?

Dat deze beminnelijke geleerde, die gelooft in\den opgestanen Heiland, niet alleen inzake de beteekenis der kerk en hare ambten in het ongereede is, maar dat hij loochent, dat de Heere Jezus onze schuld op zich nam en voor ons den toom Gods heeft gedragen en alleen daardoor onze verzoening en verlossing kon bewerken. Hij is zwak in het belijden der Drieëenheid Gods, hoezeer hij spreekt van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.

Hij aanvaardt niet het oordeel. de wederkomst des Heeren, maar

Degenen, die den Christus hebben aanvaard, worden wel ten leven opgewekt maar de ongeloovigen blijven in den tweeden dood, die een vernietiging is. Een heel oude dwaling.

Hij ontkent lugt dat de Schrift dit alles wat hij weerspreekt, ons leert. Eerlijk getuigt hij, dat dit alles duidelijk in de Schrift wordt gevonden, in het Woord Gods, Oude en Nieuwe Testament, dat ons in zijn geheel en overal juist den Christus predikt.

Hij laakt het doen der ketters, die hun dwalingen hechten aan den een of anderen tekst, en niet den Bijbel zelf den Bijbel willen doen verklaren.

Maar nu gaat hij zelf aan het knoeien, omdat hij niet gelooven wil wat de Schrift hem duidelijk zegt. Hij velt in zijn boek zelf het oordeel over dezen onwil, om de volle Christelijke waarheid eenvoudig te gelooven en te belijden.

Wanneer nu dus een geleerde, die met zooveel liefde spreekt van den Heilai^ van zondaren, .die met zoo diepen eerbied vervuld is voor de Heilige Schrift, op de vraag: wat dunkt u van den Christus, ten slotte toch een zoo ongeloovig antwoord geeft, hoe moeten wij dan erkennen dat een zelfs duizendmaal zingend of sprekend roepen: Christus is mijn, geen waaracRtig geloof bewijst, en allerminst kan geven.

Heel die actie van dezen aard spreekt ons van den overmoed van den mensch, die denkt zijn medemensch te kunnen bekeeren.

En de evangelisatie, zooals'de Ned. Herv. kerk die wil inzetten ter verovering van de wereld, en waarin gereformeerden en vrijzinnigen te zamen zullen optrekken, als bedoelden zij hetzelfde, een actie, waartegen onze synodocratische methodisten, begeerig opzien, is niet dan een verloochening van den Christus der Schriften, een weigering, om zich te onderwerpen aan het Woord Gods, dat irj al deze dingen toch klaarder is dan de klaarste dag.

Daarom moeten wij ook voor ons eigen werk wel inzien, hoe wij hebben te wandelen, geloovig en ge­trouw.

Met hartelijke groeten en heilbede,

uw toegenegen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's