GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

De haast onbegrijpelijke vergissing van vele geloovige Christenen ten aanzien van Vinets getuigeniy is zeer leerzaam en ook waarschuwend ook voor onzen tijd.

In onze dagen geschiedt zulks toch ten opzichte van de mannen der dialectische theologie. Men gaat op den klank van het getuigenis af en vergeet te onderzoeken, wat bedoeld wordt.

Het merkwaardige is, dat de ongeloovige wereld in zulke gevallen de werkelijkheid veel eerder ontdekt.

De liberale geesten in Vinets dagen vergisten zich niet in hem. Zij begroetten hem als een der hunnen. Vinet, dus zeiden zij, is een vrijzinnig protestant, een modernist. En het was zoo.

Dat Groen zoo teleurgesteld werd inzake zijn vriend van der Bruggen werd veroorzaakt door het feit, dat laatstgenoemde staatsman Vinet begreep en hem volgde, terwijl Groen hem niet verstond.

Toen dit bij den strijd om de schoolwet van 1857 in een bepaald resultaat uitkwam, stond Groen een moment als verplet.

Maar beiden. Groen en van der Bruggen, waren ter goeder trouw. Alleen zij waren niet, wat zij zich verbeeldden te zijn: eensgeestes.

Want Vinet was liberaal. Arstié constateert in zijn in 1860 verschenen , , Esprit d' Alexandre Vinet'', dat deze tot het eind zijner dagen en voor alle gebied gebleven is een der meest illustre, respectabele en ijverige verdedigers van'.. de groote beginselen van 1789. Vinet juichte, zegt hij, ook de revolutie van 1830 toe, zij het dan met vreeze. Want hij was een vrijzinnig christen. De vrijheid ging voorop, maar orde moest volgen en die verbinding kon slechts tot stand komen door het Christendom.

Vinet predikte een modernistisch christendom. Hij beleed niet den Christus der Schriften.

Hij was geen systematisch theoloog of wijsgeer. Men ziet zijn wezenlijke opvattingen soms beter belicht in een noot dan in den~ tekst van zijn werken.

Ik wil daarvan een treffend voorbeeld aanhalen.

Prof. Honig zegt in zijn artikel over Vinet in de • Christelijke Encyclopaedic: , , de opvatting der zonde was bij Vinet niet diep genoeg". Zoo was het niet. Die opvatting was algeheel onjuist, vierkant in tegenspraak met wat de Schrift ons leert.

Om dit te doen zien, vertaal ik nu een noot, dien wij vinden op blz. 276 van zijn , , Essai" — d.i. Verhandeling — tweede editie, herzien door den auteur.

Vinet zegt daar, dat, wil men zich een voorstelling maken van den staat der rechtheid, — „ik zeg niet vóór den val, maar vóór de proef, het proefgebod" — men dien staat moet zien als een onbewuste, innige eenheid van den mensch en de waarheid, den mensch en God.

Die staat was niet een staat van rechtvaardigheid en heiligheid — Zondag 3 — maar van onschuld, onnoozelheid.

Dit lijkt wel iets op wat Earth leert, die alleen veel verder nog gaat en dezen toestand vindt vóór de schepping.

Het bewust worden van die eenheid met God is gekomen met het feit, dat haar verbrak of liever bedreigde. Hetzij dat de mensch de proef had doorstaan, en overwinnaar ware gebleven, hetzij, dat hij ovei-wonnen werd, hij kreeg toen het besef van die oorspronkelijke eenheid. Als overwonnene zou hij het verlies altijd betreiu-en, als overwinnaar zou hij er in hebben genoten. De mensch werd overwonnen, hij viel, maar de goddelijke barmhartigheid bood hem een schitterende revanche. Hij kan opnieuw overwinnaar, zijn in Jezus Christus, den tweeden Adam, in wien de mensch-

held triumfeert, zooals zij viel in den eersten Adam. Vereenigd met Christus vindt de mensch, hetgeen hij zou hebben ontvangen, als de eerste Adam de proef glansrijk had doorstaan. De eerste eenheid — unite — werd nu eensgezindheid — union. Dit was het doel van God, toen Hij ons onderwierp aan de proef, ons schenkende het groote goed, het ontwaken der vrijheid. Hier denkt men aan het huidige existentialisme. God wilde, dat onze eenheid met Hem — de union — zou zijn de vrucht van onze eigen keuze. En dat was een geweldige vooruitgang, vergeleken met dien eersten staat. Daarom heeft een der kerkvaders — Augustinus — gesproken van den val als: Felix culpa, gelukkige schuld. Het was niet de fout, die gelukkig maakte, want deze fout zou funest zijn geweest, als de reparatie ons werk had moeten zijn. Wat gelukkig moet genoemd, dat was de proef. Het was deze simpele vraag, die Adam gesteld werd door God, welke in onze consciëntie wekte het onderscheid van Grods wil en onzen wil, die ons scheidde van God om ons te beter met Hem te vereenigen. Het blijven der eerste eenheid zou fataal zijn geweest. Zij miste het karakter der moraal, het glorieus stempel der vrijheid. De mensch werd nu eerst verantwoordelijk.

Zoover de noot.

Om Vinet goed te verstaan moeten wij letten op de twee begrippen waarmede hij gedurig werkt: de evidentie, de klaarblijkelijkheid, het zien, en de certitude, de zekerheid. De evidentie was er in den eersten staat. Het objectieve drong zich zoo op aan Adam, dat hij zag, en niet geloofde. De zekerheid komt echter, als het zien verdwijnt, zij komt op uit het binnenste, is volkomen subjectief. Dan gelooven wij zonder zien. Wij hebben dan eerst religie.

De mensch was toch eerst geen individu, geen persoonlijkheid. Die wordt hij door de proef, door de keuze; hij moet nog altijd door den twijfel heen. Het geloof moet geheel zijn een zaak van hemzelf. Als de proef niet ware gekomen zouden alle menschen volkomen gelijk zijn geweest. Verschil van meening, van inzicht was dan niet mogelijk. De mensch was er, niet het individu. Restauratie had er ook niet kunnen komen. Er zou geen plaats zijn geweest voor werkelijk beminnen of gehoorzamen. Met zijn gelijken zou hij als in een storm zijn voortgedreven, maar hij zou het doel, dat God met hem had, niet hebben bereikt. De menschheid ware getemd, en meer niet, Alles zou wel volmaakt zijn geweest, maar zonder vooruitgang. En God had geregeerd een intelligente schepping, maar absoluut gelijk aan de rest der natuur. De mensch zou hebben gehoorzaamd als de ster of de plant. Hij zou niet hebben gehoorzaamd.

Zoo was feitelijk ook nog de toestand onder het Oude Israël, dat leefde in zulke theocratie, waar alleen het zien beslist. Het zien door wonderen. Geloof was er niet. Ook geen religie, slechts een voorbereiding tot religie. Evidentie, geen certitude.

Het was zoo als met den bouw van een gewelf. Zoolang dit niet klaar is, wordt het nog gesteund door een houten getimmerte, maar als de hoeksteen is ingevoegd, dan wordt dat getimmerte weggenomen. Het gewelX staat door eigen kracht. Jezus Christus is die hoekstjeen.

En wel zijn er in den eersten tijd van Zijn omwandeling op aarde en bij de apostelen nog wonderen, maar die verdwijnen allengs. Het zien verdwijnt, de evidentie valt, het geloof, de zekerheid komt.

Het doel was toch niet onmiddellijk een volk te vormen, doch slechts individueele geloovigen. Het christendom is een individueele religie. Ware dit niet de uitkomst geweest van het kruis, Jezus zou niet hebben gezegd: et is volbracht. Dan was het christendom iets tijdelijks geweest. Het had door iets beters moeten worden vervangen. Het christelijk geloof is slechts het volmaakte geloof in zooverre het is het geloof der vrijheid. En dan volgt een beroep op Jacobus 1 : 25.

De proef, niet de val, die er eigenlijk niet was, omdat de mensch in zijn wezen, zijn consciëntie, die goddelijk is, goed bleef, heeft den mensch gemaakt tot het wezen, dat door vrije keuze door den twijfel heen komt tot het geloof. Dan is de mensch eerst waarlijk persoon, individu, dat zich onderscheidt van God en van den naaste, maar, gerestaureerd, de eensgezindheid vindt met God.

En dat alles bloeit op uit de aanraking van God met de consciëntie; uit het binnenste van den mensch.

Omdat de mensch een persoon is, moet God het ook zijn. Zoodra er een wezen is, dat God kan denken, is er een God. De duivel zelf moet het erkennen en hij siddert. Er zijn twee reëele dingen: God in zich zelf; en de gedachte van God in 'den mensch. Naarmate die gedachte zich terugtrekt verdwijnt ook de realiteit. Het subjectivisme in het kwadraat.

Nu is de mensch bezweken voor de proef, maar God is in Christus mensch'geworden, en dat beteekende den dood, het kruis. Maar ^e mensch ervaart nu de mogelijkheid der restauratie. God wil vergeven, dat zegt. hem het kruis van Christus.

De mensch was wel geschonden, doordat hij in de proef bezweek, maar niet in het innigste van zijn wezen: de consciëntie.. Dat is de ambassadeur van God in ons. Dat is God zelve, want de eer, die wij den gezant brengen, zullen wij den vorst niet weigeren.

De mensch moet nu een keuze doen en zich tot God keeren en de kerk is niet meer, 'dan dat vele menschen dezelfde keuze doen en zich zoo in vrijheid samenvoegen.

Het is wel duidelijk hoever deze overigens zoo sympathieke geniale figuur van de eenvoudige gehoorzaamheid der Schrift was afgeweken. Groen keerde zich alleen tegen zijn opvatting van den staat als een vinding van den satan. Hij zag niet, hoe deze beschoumng in direct verband stond met Vinets philosophisch geloof.

Het is wel merkwaardig de groote overeenkomst te ontwaren tusschen Vinets beschouwingen en de theologie van Brimner en Barth.

Het subjectivisme gaat bij de laatstgenoemden echter veel verder. Zoo is het steeds. De afglijding wordt, als wij eens op dien weg zijn, steeds erger.

Trouwens, Vinet schrapte in de laatste uitgaven zijner werken alles wat op het christelijk belijden nog geleek. Het pleit voor zijn eerlijkheid.

Heel onze kerkstrijd van thans gaat feitelijk ook tegen dat ingevaarlijk subjectivisme, dat zoeken der zekerheid in eigen hart, als men niet genoeg heeft aan Gods beloften, in den doop beteekend en verzegeld.

De Ned. Herv. kerk verbeeldt zich tot reformatie te komen, maar verdwaalt in het Barthianisme. Maar als wij hooren van een synodocratisch predikant, die hier te lande meehielp getrouwe dienaren des Woords .uit te bannen, en nu, in Indië gekomen, zich voegt bij de Ned. Herv. kerk daar, dan wordt het duidelijk welk gevaar ons bedreigt inzonderheid in onze dagen.

Wij leeren opnieuw van hoe groote beteekenis het is voor de kerk van Christus dat zij een recht inzicht heeft in het verbond. Vinet doet ons dat zien.

Hij wilde van de erfzonde niets weten, en hij zag ook niet, dat de tweede Adam, zooals hij den Christus steeds noemt, aan het kruis onze schuld heeft gedragen en verzoening heeft teweeg gebracht. Hij zegt ergens nog wel, dat, als de zonde overdraagbaar is, de rechtvaardiging het ook moet zijn, doch zijn individualisme en subjectivisme dreven hem al verder op den verkeerden weg.

Men zegt nu, dat wij voorwerpelijk.zijn. Maar dat is onzin. Heel die tegenstelling tusschen het voorwerpelijke en onderwerpelijke is door en door valsch.

Het gaat er om of de mensch de eerste zal zijn, dan wel de Drieëenige God, Die ons Zijn Woord heeft gegeven.

Zoowel in het voorwerpelijke als in het onderwerpelijke stelt de mensch zich op den voorgrond, wordt hij de souverein, die óf de waarheid uit het eigen hart wil delven, óf haar buiten zich stelt, zonder dat zij macht over hem heeft. In beide gevallen heerscht het ongeloof.

Het is wel juist, dat wij steeds wakende moeten zijn, omdat wij zoo licht in het kwade vallen.

God de Heere geve daarom, dat de Reformatie, die Hij ons weer schonk in Züjn genade, steeds meer gansch ons leven in groote gehoorzaamheid aan Schrift en belijdenis moge beheerschen.

Met hartelijke groeten en heilbede.

Uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 juni 1947

De Reformatie | 8 Pagina's