GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HULP AAN OOST-SOEMBA.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HULP AAN OOST-SOEMBA.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

In veel gemeenten in het land wordt met groote liefde en offervaardigheid geld bijeengebracht voor onze noodlijdende brs en zrs in O. Soemba. Uit de verantwoordingen, die de Diaconie der Geref. Kerk van Zwolle geregeld in „De Reformatie" doet verschijnen, blijkt wel, dat ik geen groote woorden gebruikte, toen ik zooeven van liefde en offervaardigheid repte.

Maar er wordt nog meer gedaan dan enkel geld inzamelen.

Er wordt door onderscheidene vrouwenvereenigingen ook ijverig genaaid voor O. Soemba.

De vrouwenvereeniging „Martha" te Huizum heeft in het Noorden den naaiijver bij andere vereenigingen gestimuleerd en zelf in practijk bebracht, met 't gevolg, dat er reeds een aantal kleedingstukken kon verzonden worden. En in het Westen des lands heeft de vrouwenvereeniging van Den Haag-West een bewonderenswaardige activiteit aan den dag gelegd, eveneens door zelf de machines te laten zoemen en andere vereenigingen op te wekken hetzelfde te doen. Resultaat: één dezer dagen zal een aantal kisten met rijk-geschakeerden inhoud de reis naar O. Soemba ondernemen.

„Wij zijn verheugd en onze dank stijgt opwaarts vanwege de genade Gods, dat de brs en zrs van de vrijgemaakte Kerken voor ons bidden en met bereidwillig hart het als hun opdracht en plicht beschouwen geld en Weeren voor O. Soemba te verzamelen", zóó schreven de voorzitter en de scriba van de Algemeene Vergadering der Kerken van O. Soemba d.d. 22 Mei j.l. aan mijn man.

De beide genoemde vrouwenvereenigingen (van Huizum en Den Haag-W.) zijn gaarne bereid papieren patronen te zenden en inlichtingen te geven aan zustervereenigingen in andere plaatsen, die mee willen doen aan de naai-actie voor noodlijdend O. Soemba.

De inzamelingsactie van oud en nieuw textiel, door mevr. M. van der Kam-Wagemaker, Berglustlaan 21. Hillegersberg-Rotteram georganiseerd, , heeft ook mooie resultaten opgeleverd. Deze zuster heeft een belangrijken voorraad veelsoortig textiel vergaderd al heeft zij nog steeds geen pakhuis behoeven te huren om alles onder te brengen!

’t Zou echter nog beter zijn, als de in Hillegersberg aanwezige voorraad oude jurken, gordijnvoering, onderkleeding, meelzakjes enz. hier in Holland eerst kon worden herschapen in sarongs, kabaja's, kinderkleeren enz., gebruiksklare kleedingstukken dus.

Daarom: als er vrouwenvereenigingen zijn, of vereenigingen, die voor de „naai-actie-0. Soemba" speciaal in het leven geroepen worden, welke in eigen gemeente niet voldoende textiel kunnen inzamelen om voor haar brs en zrs in O. Soemba kleeren te maken, dan kunnen deze een beroep doen op den voorraad van mevr. van der Kam, terwijl zij patronen en aanwijzingen kunnen vragen aan mevr. Hazelzet, Valkenboschkade 616, Den Haag-W. of aan mevr. M. Meerstra-Mulder, Laan 104, Huizum.

Verzending der goederen naar Oost-Soemba.

De zéér actieve Zendingscommissie van Den Haag-West is bereid voor de verzending der goederen te zorgen.

Het CENTRAAL-ADRES, waarheen uit 't geheele land de genaaide goederen en verdere artikelen, die voor O Soemba bestemd zijn, — dus goederen, die VERZEND-KLAAR zijn, — gezonden kunnen worden, is aldus:

Zendingscommissie, Heelsumstr. 130, Den Haag.

Men gelieve dan per afzonderlijk schrijven aan den her J. W. Hazelzet, Valkenbosohkade 616, Den Haag-W. bericht van afzending te sturen, met bijvoeging van een lijst, waarop nauwkeurig aantal en soort kleedingstukken vermeld staan. De heer Hazelzet kan dan controleeren, of de goederen in de Heelsumstraat gearriveerd zijn en zal dan met behulp van bedoelde lijst de noodige verzendformaliteiten kunnen vervullen.

Het bovenstaande kan overzichtelijk in 7 punten samengevat worden:

1. In iedere gemeente kunnen de reeds bestaande vrouwenvereenigingen of speciaal te vormen damesclubs daadwerkelijk den nood in O. Soemba helpen lenigen.

2. Zij gaan zelf, en/of in samenwerking met de Zendingscommissie ter plaatse, textiel inzamelen.

3. Zij verzoeken, zoo noodig, aan mevr. van der Kam te Hillegersberg om toezending van een gedeelte van haar voorraad ter verwerking.

4. Zij vragen patronen en inlichtingen aan mevr. M. Meerstra-Mulder, Laan 104 te Huizum óf aan mevr. Hazelzet, Valkenboschkade 616 te Den Haag-W.

5. Dan laten zij de machines snorren.

6. Zij maken van de productie een pakket en adresseeren aan: Zendingscommissie, Heelsumstr. 130, DEN HAAG.

Het afzendadres duidelijk vermelden, opdat de gemeenten in O. Soemba straks kunnen zien, uit welke gemeente in Nederland het gezondene afkomstig is. De pakketten zullen namelijk zooveel mogelijk in origineele verpakking in de kisten gedaan worden.

7. Zij doen aan den heer J. W. Hazelzet mededeeling van afzending, met bijvoeging van een lijst, waarop de inhoud van het pakket gespecificeerd is. Onthoudt deze zeven, voor O. Soemba zoo belangrijke punten!

En nu, zusters, nu gaan Uw door liefde gedreven handen aan het werk. En straks begeven de vrijgemaakte mannen en vrouwen van O. Soemba zich naar de kerk, te voet of te paard, maar allen gekleed „met de liefde der dochteren Jeruzalems" (Hooglied 3 : 10).

H. R. GOOSSENS-WUESTMAN.

NOGMAALS HET „KORT VERWEER" VAN DS TOORNVLIET.

Gisteren, 18 Juni, ontving ik van ds Toornvliet „De Strijdende Kerk" van 14 Juni, waarin hij zich verdedigt tegen mijn beschuldiging in „De Reformatie" van 31 Mei. Die beschudiging was vervat in de 3-de en 4-de alinea van mijn artikel, terwijl ik in de 2-de alinea mijn voornemen aankondigde de onjuiste voorstellingen, die door ds Toornvliet gewekt waren, geleidelijk in mijn „Verslag over een reis naar Soemba" weg te nemen. Thans tracht ds T. mij, door het stellen van. enkele vragen, te bewegen af te wijken van mijn oorspronkelijk plan, door hem reeds thans volledig van repliek te dienen en niet, zooals ik had aangekondigd, geleidelijk. Ds T. moet evenwel nog even geduld hebben:1. Omdat ik van meening ben, dat blijven bij mijn oorspronkelflken opzet beter aan het doel zal beantwoorden en 2. omdat ik morgen naar Indië moet vertrekken, zoodat mij thans de tijd ontbreekt voor een volledig en dus uitvoerig antwoord. Uitstel is evenwel geen afstel; voorzoover het aan mij zal liggen, krijgt ds T. antwoord op al zijn vragen. Laat hij alvast beginnen de 3-de en 4-de alinea van mijn artikel van 31 Mei j.l. en ook dit artikeltjei in „De Strijdende Kerk" op te nemen. Wedden dat hij het niet doet?

Wel wil ik thans reeds, juist omdat ik morgen scheep ga, iets zeggen over de methode van ds Toornvllets strijdwijze. Als theoloog zal het hem bekend zijn, dat btj het lezen en verstaan van Gods Woord, zoowel als bij eens menschen woord, rekening gehouden moet worden met het verband, waarin het gelezene staat. Dat geldt ook voor de lezers van „De Strijdende Kerk". Een schrijver moet zich daarvan bewust zijn. Ook ds Toornvliet. Als hij iets schrijft, behoort hij zich rekenschap te geven van het feit, dat het kader, waarin hij zijn woorden plaatst, invloed oefent op de voorstelMng, die bij de lezers gewekt wordt. Laat ons met dien maatstaf nu eens het stukje van ds T. in „De Strijdende Kerk" van 17 Mei j.l. toetsen. Dat stukje begint met de volgende inleiding:

„Zooals men weet hebben de Vrijgemaakte Kerken ds Goossens, die door onze Kerken geschorst en tenslotte afgezet was, weer in • eere hersteld. Men stelde het zoo voor, dat onze Kerken met ds Goossens zeer verkeerd gehandeld hadden en dat ds G. ten onrechte buiten de ambtelijke bediening was geplaatst".

Het besluit van onze Generale Synode, waarop ds T. hied doelt, is 6 Juni 1946 genomen. Kort daarna is er in de synodocratische pers op dit besluit gereageerd, natuurlijk in afkeurenden zin. Sindsdien werd maandenlang over deze zaak gezwegen. Thans, bijna een jaar nadat het besluit genomen is, begint ds T. er weer over. Dat kan geen andere beteekenis hebben, dan dat ds T. bij zijn lezers de voorstelling wekken wil, dat er nieuwe gegevens bekend geworden zijn. Zou nu een argelooze lezer, die verder kennis neemt van wat ds T. op de bovengeciteerde inleiding laat volgen, werkeUjk den indruk krijgen, dat met die nieuwe gegevens alleen maar bedoeld is de meening van de synodocratische zendingsarbeiders op Soem-• ba? Zoo stelt ds T. het nu voor in „De Strijdende Kerk" van 14 Juni. Is dat nu onnoozelheid van ds T. of raffinement? Deze laatste zoogenaamde nieuwe gegevens waren immers heelemaal niet nieuw. De meening van die zendingsarbeiders was toch al lang bekend. Ds T. heeft moeten weten, dat hij door de gebezigde inleiding en door de oude , , nieuwe gegevens" te laten voorafgaan door het zinnetje: „Interessant is het te vernemen welke gegevens de heer C. C. de Vries te Nijkerk, lid van de Kerk (art. 31), die een inspectietocht naar de Vrijgemaakte Kerken te Soemba maakte, heeft meegedeeld" bij de lezers wel een onjuiste voorstelling moest wekken. Anders heeft die inleiding en heeft dat zinnetje geen logischen zin. Als ds T. dan ook vraagt of wij niet lezen kunnen, dan is mijn antwoord dat wij juist heel goed gelezen hebben, door zijn woorden te verklaren naar het verband waarin ztl voorkomen. Als hij dat niet wil erkennen, dan blijkt, dat hij niet de normen toepast, zooals Gods Woord die eischt en zooals die verklaard worden in onze behjdenisschriften (H. C. vr. en antw. 112).

C. C. DE VRIES.

VERSLAG VAN EEN REIS NAAR SOEMBA.

III.

Op 21 November heb ik achtereenvolgens een bezoek gebracht aan de gemeente van Melolo, de kring te Lai Handang en den zelfbestuurder of Radja van Melolo.

De gemeente te Melolo is de oudste geïnstitueerde gemeente van Oost-Soemba. Zij telde tijdens mijn bezoek 123 zielen , allen Savoeneezen. Op het eiland Soemba wonen n.l. in hoofdzaak twee verschillende volken:1. de eigenlijke Soembaneezen , die voornamelijk in het binnenland gevonden worden en 2. de Savoeneezen, die afkomstig zijn van het kleine eiland Savoe. De Savoeneezen, ' die een eigen taal spreken, hebben zich in hoofdzaak langs de zeekust gevestigd. In ontwikkeling staan zij eenigszins boven de Soembaneezen, waardoor hun maatschappelijke positie altijd iets beter is geweest dan die van het meerendeel der laatstgenoemden. Ook op het oogenblik is dat nog het geval, hoewel dat eigenlijk beter uitgedrukt kan worden door te zeggen, dat het gebrek en de armoede onder de Soembaneezen nog grooter is dan bij de Savoeneezen.

Ook te Melolo heb ik weer een kerkeraadsvergadering bijgewoond, thans ten huize van een der ouderlingen. De voorganger is goeroe Ratucoreh, over wien ik reeds gesproken heb. Hij is eigenlijk geen goeroe indjil, zooals bijv. de voorganger van Petawang, goeroe indjil, W. Coreh. Er zijn n.l. op Soemba tweeërlei soort goeroe's:1. goeroe's indjil, die op de opleidingsschool een theologische vorming hebben genoten en rechtstreeks bestemd zijn voor de Evangelieprediking. De uitdrukking goeroe indjil beteekent letterlijk onderwijzer of leeraar van het Evangelie. Deze funetionnarissen bezitten evenwel nog niet de bevoegdheid van een Dienaar des Woords en mogen geen sacramenten bedienen. Ze preeken en catechiseeren wel. Bij de vrijgemaakte kerken op Oost Soemba zijn er thans vier van die goeroe's indjil, n.l. de reeds genoemde W. Coreh, voorts de in Nederland bekende K. Tanahomba en twee gebroeders Hawoe. Om alle plaatsen waar gemeenten en kringen van Christenen zijn behoorlijk te verzorgen zouden er eigenlijk veel meer goeroe's indjil moeten zijn. Daarom wordt er voor de Evangelieprediking ook gebruik gemaakt van:2. gewone goeroe's. Deze zijn op een normaalschool geweest en dus opgeleid om onderwijzer, goeroe, te worden aan een lagere school. Een twaalftal van hen doet thans ook dienst in de Evangelieprediking.

Groeroe Ratucoreh is van die twaalf wel de meest ontwikkelde. lederen Zondag preekt hij tweemaal te Melolo ten huize van den ouderling Eduard Hina Radjah, waar ook de kerkeraadsvergadering werd gehouden, die ik heb bijgewoond. Vroeger beschikte deze gemeente wel over een eigen kerkgebouw, maar dat zijn ze na de Japansche capitulatie kwijtgeraakt. Hoe dat in zijn werk gegaan is, daarover werd mij het volgende verteld:

Toen ds Goossens in 1938 door de classis Appingedam geschorst werd, hebben de kerkeraden van Melolo, Peta; wang en Kananggar op grond van art. 31 K.O. die schorsing niet voor vast en bondig gehouden. Zij zijn ds Goossens blijven erkennen als wettigen Herder en Leeraar. Onder leiding van den aan Oost-Soemba door de kerk van Appingedam opgedrongen „consulent" ds W. van Dijk, zijn toen tegenkerkeraden geformeerd, voor een deel bestaande uit gecensureerde leden. Ook in Melolo is dat gebeurd. De meerderheid der gemeente bleef evenwel trouw aan den wettigen kerkeraad en de wettige kerk behield de beschikking over het krkgebouw, terwijl de scheurkerk vergaderde in het schoolgebouw. Dat is zoo voort blijven gaan tot eenigen tijd na de komst van de Japanners.

Toen heeft op zekeren dag de door ds W. van Dijk in Melolo geplaatste goeroe indjil S. H. Dara zich gewend tot een handlanger van den Japanschen bezetter met het verzoek, of hij met zijn gemeente voortaan niet het kerkgebouw van de vrijgemaakton zou kunnen krijgen. Die Japansche handlanger, Siahaya, heeft toen aan W. Coreh, die wel in Petawang woonde maar ook nog mede leiding gaf aan de vrijgemaakte gemeente te Melolo en daar o.a. catechiseerde, om het kerkgebouw gevraagd.

Coreh heeft toen geweigerd het kerkgebouw af te staan, maar er bijgezegd, dat de synodalen wel met de vrijgemakten zouden kunnen vereenigen indien de eersten schuld wilden belijden en de onwettige handelingen en besluiten van de Vergadering van Missionaire Dienaren van kerk en classis te Appingedam zouden verwerpen. De kerkeraad van Melolo heeft eenige dagen later de woorden van Coreh schriftelijk bevestigd. Daarop is geen antwoord ontvangen.

Drie weken later evenwel, in Augustus 1942, kwam de Ambonnees Latuperissa, een voormalig schoolopziener, coUaborateiu" der Japanners, in Melolo. Deze Latuperissa, die Kioor den Japanschen bezetter aangesteld was tot Katoea, civiel hoofd, van geheel Soemba, ontbood de verschillende kerkeraden bij zich op het bestuurskantoor te Melolo. Behalve de vrijgemaakte kerkeraad en de synodale kerkeraad werden ook de kerkeraad van de Pinkstergemeente en de voorganger van een groep, die zich reeds vroeger afgescheiden had, voor Latuperissa geroepen. Hij heeft toen gezegd, dat deJapanners wilden, dat de verschil­ lende kerken zich vereenigden tot één kerk en als dat niet gebeurde zou geweld gebruikt worden. De vrijgemaakten hebben daartegen geprotesteerd, zeggende, dat de overheid zich niet in kerkelijke zaken mocht mengen, maar de synodale goeroe S. H. Dara heeft zijn dankbaarheid uitgesproken jegens Latuperissa en de Japansche machthebbers. Onder dwang is toen de uiterlijke eenheid een feit geworden. De kerkeraad van de eenheidskerk werd toen gevormd door de gezamenlijke kerkeraadsleden der verschillende groepen, waarbij evenwel op last van de Japanners of hun handlangers verschillende vrijgemaakte kerkeraadsleden van de uitoefening van het ambt werden uitgesloten. Ook aan goeroe indjil W. Coreh werd het optreden verboden.

Ook op andere plaatsen is op overeenkomstige wijze de eenheid geforceerd door Japansche handlangers. Alleen in Kananggar hebben de synodalen vooraf toegegeven, dat in het geschil met de vrijgemaakten het recht aan de zijde van de laatsten was. Dat evenwel op de andere plaatsen de eenheid slechts schijn was, bleek daaruit, dat op sommige plaatsen de vrijgemaakten in het geheim in kleine groepjes bleven samenkomen. Na de bevrijding is de scheiding weer spoedig ingetreden. In Dec. 1945 keerde n.l. ds W. van Dijk naar Soemba terug. De kerkeraad van Kananggar heeft toen besloten hem niet te erkennen, zoolang hij geen schuldbelijdenis gedaan had. Kort daarop kwam een brief van den toen nog in Nederland vertoevenden goeroe indjil K. Tanahomba, waarin hij aan de kerken op Oost-Soemba een nieuwe volmacht vroeg voor zich en ds Goossens, teneinde bij de Generale Sjmode der vrijgemaakte Kerken in Nederland de belangen van Oost-Soemba te bepleiten. Op de Algemeene Vergadering van Kerken op Oost-Soemba is toen besloten de gevraagde volmacht te verleenen. De voormalige synodalen waren het daar niet mee eens en hebben zich aan de vereeniging onttrokken.

In Melolo voegde een van de kerkeraadsleden, die vroeger behoord had tot de vrijgemaakte kerk, zich thans bij de synodalen, zoodat in die plaats het aantal synodale kerkeraadsleden in de meerderheid was tegenover de vrijgemaakte kerkeraadsleden. De synodale kerkeraad aldaar is daardoor tot op heden in het bezit gebleven van de kerkelijke goederen.

Evenals te Petawang ben ik ook te Melolo zeer hartelijk toegesproken en verwelkomd, waarbij ook weer het groote verlangen werd uitgedrukt naar de spoedige terugkeer van ds Goossens. Ook hier werd mij weer een speciaal voor deze gelegenheid vervaardigd gedicht toegezongen, waarvfin de vertaling als volgt luidt:

1. Wij juichen van vreugde De Zonne der Waarheid Schijnt nu weder Op Soemba en in Nederlsmd.

Refrein:

Blijf standvastig bij de Waarheid Haar vijand delfde het onderspit Houdt den Christus vast. Opdat Hij steeds in U blijve.

2. Wij juichen, hiep, hiep, hiep, hoera. De komst van den afgezant is een teeken Als een overwinningsvaandel Dat wappert boven Oost-Soemba.

3. Wij juichten van vreugde Het zenden van een afgezant Door de Nederlandsche vrijgemaakte Is een bewijs van sterke eendracht. kerken

4. Wij juicht, hiep, hiep, hiep, hoera Over de barmhartigheid des Heeren, Het recht en de roeping der inlanders Zijn door de Synode erkend.

5. Wij juichen van vreugde Vanwege de liefde des Heeren. De verweesde gemeenteii van Oost-Soemba Zijn opgenomen in den schoot van de Kerk te Zwolle.

Uit de besprekingen, die ik verder gevoerd heb, is mij gebleken, dat hier gebrek was aan dezelfde goederen als in Petawang. Bovendien werden nog genoemd, omdat die vrijwel allemaal door de Japanners gestolen zijn, naaimachines en strijkijzers. Wat het laatste betreft, ze kunnen alleen strijkijzers gebruiken, die verwarmd worden door een briket of een kooltje vuur, zooals kleermakers ze wel hebben. Aan andere strijkijzers hebben ze niets, omdat ze geen fornuis hebben en ook geen gas of electriciteit.

Na het middagmaal gebruikt te hebben ben ik een bezoek gaan brengen aan het op ongeveer 5 kilometer afstand gelegen Lai Handang. Hier is een kring van 34 Christenen, groot en klein, onder een goeroe, die de kerkdiensten leidt en ook onderricht geeft aan een paar heidenen. Dit was de eerste Soembaneesche gemeente, die ik bezocht. Ik was er op voorbereid, dat de armoede en het gebrek onder de eigenlijke Soembaneesche bevolking nog grooter was dan onder de Savoeneezen aan de kust. Maar ook al had ik het niet geweten, dan zou ik het onmiddelli}k gezien hebben aan de kleeding die zij droegen. Verschillende personen hadden daar in het geheel geen textielkleeding en moesten zich behelpen met geklopte boombast. Zoolang een stuk boombast nieuw is kunnen ze zich daarmee wel behelpen, maar het kan volstrekt niet gewasschen worden, omdat het dan uit elkaar scheurt. Maar ook al wordt het niet gewasschen, dan vertoont het na een maand al verschillende scheuren. Het ziet er dan uit als een jutezak met vele gaten. Na drie maanden is het meestal totaal versleten. Dat zou zoo erg niet zijn, als ze maar voldoende nieuwe boombast krijgen konden, maar zelfs dat surrogaat wordt schaarsch. Lang niet alle boomen zijn geschikt om bruikbare boombast te leveren en de goede boomen zijn vrijwel alle reeds geplunderd.

De goeroe is de eenige hier, die een Bijbel bezit, die trouwens al zoo oud was, dat enkele bladen van Genesis en Openbaringen ontbraken. Een psalmboek was er in het geheel niet. Toch kenden ze verscheidene psalmen uit het hoofd, ook de oudere menschen, die stellig lezen noch schrijven konden. Ik merkte dat, toen zij op eigen verzoek een aantal psalmen gezongen hebben. Soembaneezen zoowel als Savoeneezen zingen blijkbaar graag en ze doen het goed. Ook bij het dagelijksch werk hoort men ze dikwijls zingen en vaak in koor. Omdat de meeste oudere leden vermoedelijk weinig Maleisch verstonden, heb ik in het bijzonder de kinderen toegesproken en hen vermaand om den Heere Jezus lief te hebben en Hem te dienen. Ik wist toen niet, dat enkele maanden later reeds enkele van die kinderen zouden worden weggenomen, o.a. twee zoontjes van 10 en 2 jaar van den goeroe Rawambakoe.

Soemba is n.l. gedurende de laatste maanden geteisterd door een besmettelijke ziekte, dysenterie, waaraan honderden menschen, en vooral kinderen, gestorven zijn. Ook onder de andere vrijgemaakte gemeenten zijn vele slachtoffers gevallen. Gelukkig weet ik uit een brief van den goeroe, dat hij en zijn vrouw, hoewel zeer bedroefd over het verlies van hun beide jongens, zich getroost weten door het geloovig vertrouwen op des Heeren verbondsbelofte. Laten wij de geestelijke en stoffelijke nooden van deze broeders en zusters op Soemba toch gedurig aan den Heere opdragen en Hem vragen, dat Hij spoedig een weg opene, opdat erbeiders kunnen worden uitgezonden zoowel voor de Evangelieprediking als voor den medischen en den schooldienst!

Later op den middag ben ik geweest bij den heidenschen Radja van Melolo, die daar in de buurt woont. Door middel van een tolk (hij sprak geen Maleisch) heb ik hem gevraagd, of hg bezwaar had tegen den terugkeer van ds Goossens. Een argument van de Indische Regeering tegen wedertoelating van ds Goossens is n.l., dat de radja's er zich tegen verzetten. Deze radja bleek in het geheel geen bezwaar te koesteren, maar hij durfde dat niet schriftelijk te verklaren. Het is jammer, dat zijn zoon niet aanwezig was. Die ioon heeft n.l. in tegenstelling met zijn vader een behoorlijke schoolopleiding gehad en meestal laat de vader de behartiging van de „staatszaken" aan zijn meer ontwikkelden zoon over. Den laatsten dag voor mijn vertrek van Oost-Soemba is die zoon uit eigen beweging naar mij toegekomen en vertelde, dat hij van zijn vader gehoord had, wat ik gevraagd had. Als hij thuis geweest was, zou hij gezorgd hebben, dat ik de schriftelijke verklaring van „geen bezwaar" gekregen had. Omdat de vader op dat oogenblik niet aanwezig was, heb ik toen een schriftelijke verklaring van den zoon gekregen.

C. C. DE VRIES.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

HULP AAN OOST-SOEMBA.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1947

De Reformatie | 8 Pagina's