GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Wij spraken over de dialectiek, het machtige wapen der revolutie ten dienste van den valschen staat en de valsche kerk.

Het woord duidt oorspronkelijk op niets anders dan op een gesprek, een dispuut, een redeneeren van menschen over een of andere zaak. Maar dan inzonderheid het wetenschappelijk gesprek. Voor een deftig ding zoekt men een deftigen naam.

In zulk wetenschappelijk gesprek komt de eene meening of stelling te staan tegenover een andere, en men zoekt dan een goede oplossing, de waarheid en werkelijkheid.

Zoo komt dus in het begrip de tegenstelling van het een tegenover het ander. Van een these, een stelling, waartegenover dan staat een tegenstelling, een antithese.

In de geschapen wereld waren er vóór den zondeval zeker veel verscheidenheden; dat blijkt ons uit het eerste hoofdstuk van Genesis. Telkens wordt daar gesproken, dat de Heere scheiding maakte.

De schepping was een rijke verscheidenheid. Maar tegenstellingen waren er niet. Want heel Gods werk is ook een volmaakte harmonie.

De opstand van het schepsel tegen zijn Schepper, de afval in den hemel van den satan, en die van den door den vader der leugenen verleiden mensch, bracht de tegenstellingen, de antithesen. De mensch stelt zich tegenover God, de zonde tegenover de gehoorzaamheid. Ehi dat zet zich in het leven voort. Goed en kwaad, recht en onrecht; het leven wordt vol van antithesen. Maar al deze tegenstellingen vinden hun oorzaak in de ééne geweldige tegenstelling: de strijd van het rijk des satans tegen dat van Christus, der wereld tegen de kerk.

Het is nu deze antithese, die de ongeloovige, revolutionaire mensch met al zijn kracht steeds loochent. Onze tijd weet daarvan. Die tegenstelling wil men doorbreken, stukmaken.

Maar de mensch maakt nu zijn eigen tegenstellingen, zijn eigen antithesen; rijk en arm, kapitaal en arbeid, sterk en zwak, slaaf en vrije, vriend en vijand.

Hij Ijereikt daarmee drie dingen: hij werpt de schuld van het kwaad van zich af. Feitelijk ligt het in de schepping en draagt de Schepper dus de schuld. Hij zet de door hem gevonden antithesen scherp tegenover elkander, waardoor zijn levensstrijd wordt bepaald. En h^ zal de oplossing bieden. Zich zelf dus verlossen.

Zoo predikt de revolutionair zijn catechismus; zgn leerstukken van ellende, verlossing en dankbaarheid. Zook heeft hij zijn „dogmatiek".

Want de revolutie wordt, naarmate zij verder voortgaat, al meer een tegenkerk. De antichristen naderen al meer den komenden antichrist.

In deze leugen der revolutie gaat haar dialectiek op, zoowel die der negentiende als die van de twintigste eeuw.

Die der negentiende eeuw was rationalistisch. Die der twintigste irrationeel, tegenredelijk, mystiek, maar in wezen nog meer, ja, geraffineerd rationalisme.

Want dat is alle mystiek.

Het is altijd de steeds ingewikkelder redeneering van het ongeloovige verstand, dat zich zet tegen de geopenbaarde waarheid.

De revolutie der negentiende eeuw werd inzonderheid gesteund door de dialectiek van den grooten wijsgeer Hegel.

Diens redeneering kwam den polemisten der revolutie goed te stade. Zij kon al hun kromme en leugenachtige redeneeringen een schijn van waarheid geven.

Emile Faguet zegt in zijn studie over Proudhon, een der meest goddelooze revolutionairen der vorige eeuw, dat de Hegeliadnsche dialectiek voor mannen als Proudhon een al te gemakkelijke methode hunner strategie was.

En hij teekent met een kostelijke alliteratie het schijnschoon van hun revolutionaire dogmatiek.

Hun leer had daardoor een „apparence", een „appareil" en een „apparat". Den schoonen schijn, een geweldig stelsel, en de pronk en praal.

Het is precies zoo toepasselijk op de dogmatiek van een Karl Barth.

Hegel, een geweldig denker, ging toch uit, evenals Barth, van een onbewuste eenheid; de verscheidenheid in de schepping bracht het kwaad, de tegenstelling. Daar was dan geen ding waartegenover geen ander ding, geen stelling, waartegenover geen tegenstelling, geen these, waartegenover geen antithese kon worden gesteld. Maar — door het denken van den mensch, dat zijn toppont vond in Hegel, werd die tegenstelling verzoend, en tot de s y n t h e s e gebracht. Inzonderheid in den absoluten staat. God was zich bewust geworden in en door den mensch.

Gij weet hoe prachtig Marx en Proudhon die dialectiek van Hegel konden gebruiken. Op hun manier.

De wording der menschelijke daardoor verklaard. maatschappij was

Marx had naast Hegel daartoe ook Darwin noodig.

Die liet den mensch opkomen uit het dier. De ontwikkeling werd mogelijk door den strijd van den sterke tegenover het zwakke.

Marx vulde die leer dus aan, dat het ontstaan van den mensch eerst een feit was, toen hij het werktuig vond voor zijn arbeid.

De arbeid was de bewegende factor in het leven en de man, die het werktuig had, het productiemiddel, was de baas over al de anderen, die slechts him handen hadden aan te bieden.

Zoo werd de geschiedenis dus een klassenstrijd van den onderdrukker, den man van het werktuig, tegen den onderdrukte, die alleen maar de hand had. De onderdrukte kwam ten slotte tot opstand en versloeg den verdrukker. Maar al spoedig herhaalde zich die kamp.

Zoo was dan de tegenstelling in de negentiende eeuw die van kapitaal en arbeid, kapitalisme en proletariaat. These en sintithese.

Maar het socialisme bracht de oplossing, de synthese, en daarmee de utopie, de volmaakte maatschappij. Het werktuig voor allen en het product voor allen.

De invloed van deze voor den gewonen man heel eenvoudige leer is zeer groot geweest.

En bewegen wij ons thans niet al meer in de richting van den socialistischen, absoluten staat, die het heil voor de menschheid brengen zal?

Men is echter met de betrekkelijk eenvoudige dialectiek van Marx thans niet klaar.

Want de marxistische revolutie brengt telkens precies het omgekeerde van wat een verleide arbeidersmassa er van verwachtte.

De Russische marxisten kwamen ten slotte weer uit bij een dwangstaat, die van den ouden Tsaristischen staat alleen hierin verschilt, dat hij veel verschrikkelijker nog is.

De revolutionaire leiders moeten zich in duizend bochten wringen, om al hun wonderlijke sprongen goed te praten.

Vandaar, dat zij niet meer het marxisme leeren, maar, zooals zij zeggen, het dialectische marxisme; dus eigenlijk de dialectische dialectiek.

Dat wordt een geweldig redeneeren, waarbij men er op rekent, dat de gewone man aan het eind het begin en het midden reeds weer vergeten heeft.

Zoo krom kan een ding niet zijn, dat het niet in deze dialectiek wordt goedgepraat. De absolute staatsmacht wordt democratie; de geweldigste slavernij wordt vrijheid, de ellendigste armoede weelde.

En — wie zou het durven weerspreken?

Het is altijd weer merkwaardig hoe de absolute machthebbers, die zelve heel goed weten wat de werkelijkheid is, en die alle monden heel gemakkelijk tot zwijgen brengen, toch steeds de behoefte gevoelen hun doen goed te praten. Dat is hun dialectiek.

En in dit opzicht verschilt het bolsjewisme niets van het nationaal-socialisme en faseisme. Goebbels was een geweldige dialecticus. Die kon alle leugen een schijn van waarheid, al het kromme een air van recht geven.

De bolsjewistische lectuur geeft hem in dat opzicht echter weinig toe.

En dat is nu juist het" kenmerk van dezen tijd.

Het betrekkelijk nog redelijk redeneeren der negentiende eeuw voldoet niet meer. Satan heeft daarmee zijn spel uitgespeeld.

Nu komt men met het schijnbaar tegendeel, het irrationalisme.

irrationalisme. De redeneering wordt al ingewikkelder, al dieper, zooals het heet, al wonderlijker. Een gewoon denkend mensch slaat telkens de handen ineen van verbazing, als hij de wonderlijkste redeneeringen, steeds in een schijn van diepgaande wetenschap gehuld, moet aanhooren. In welk een waanzin, zoo zegt hij soms, geraakten wij zoo toch?

Het is £dles met een mystiek waas overtogen. De argumenten zijn in alles tegengesteld aan een redelijk resultaat. De utopie, het verwachte wonder, drlng^t door alle, vooral technisch opgezette verhandelingen heen.

Het is alsof een verdwazing de menschheid heeft aangegrepen, doch het is een verdwazing, waarin methode zit. De dialectiek der twintigste eeuw is tot een zoo groote hoogte geklommen, zoowel ten behoeve van den valschen staat als van de valsche kerk, dat men wel zeggen kan, hoezeer de tijd van den antichrist er nog niet kan zijn, en het eind der dagen nog niet is gekomen, de profetie van den antichrist toch

gereed ligt. Laat ik zeggen: zoo goed als gereed. Want het is moeilijk denkbaar, dat het geraffineerde nog meer raffinement zal kunnen verkrijgen.

En niet alleen de profetie is er, maar de middelen voor zijn ontzettende tyrannic zijn er meteen.

Heeft hij meer noodig dan de radio en het vliegtuig en de atoombom?

E!n nu komt daar dit merkwaardige bij, dat terwijl de teekenen der tijden dus zijn, de valsche kerk ook haar dialectiek verkrijgt, even geraffineerd, als fundament voor haar eenheid, die dan de wereld zal kunnen overwinnen.

Een Roomsch geestelijke sprak ergens van de Barthiaansche , , mode". Aanstonds vatte dsiarop een protestant vlam, en hij riep uit: ja, en deze methode, die ons den bijbel teruggaf, schenkt ons de hoop op een werkelijke oecumene, een wereldkerk.

Zoo zal het diepgezonken protestantisme weer nieuwe kracht verkrijgen.

Het meent het Woord Gods terug te hebben ontvangen, en het is de meest ergerlijke verwerping van het Woord.

Het gewaagt van den Christus, en het valt in de armen van den antichrist. Het neemt alle christelijke waarheden in den mond en spreekt niet dan logen!

De dialectiek der twintigste eeuw heeft die van de negentiende in kracht en raffinement verre overtroffen.

En Rome staat nu klaar, om dat oecumenisch protestantisme in zijn armen op te vangen. Wilt gij een, wereldkerk? Hier is zij.

En uw nieuwe dogmatiek? Wel — dat vinden wij ten slotte wel met elkander.

Het is op dit laatstgenoemde verschijnsel, dat ik in een volgenden brief hoop te wijzen.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juli 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juli 1947

De Reformatie | 8 Pagina's