Aan de Overheid.
O Overheid, sinds hort bevrijd van banden, die rechteloos U werden ouingedaan, hoe lang nog zult Gij 't onrecht laten branden en wanneer zullen zwart verschroeide landen rondom den evenaar weer bloeien gaan'?
Hoe hunt Gij reeds zoo lang de plicht lverzdken, ü door Gods Woord eens plechtig opgelegd: om voor de weduwe en wees te wahen en nimmer pogen hrachteloos te mahen Zijti eisch tot wering van geschonden recht?
Want immer moorden nog de wilde benden, gedwee geleid door Satans zoet gefluit, en nimmer zal het bruut geweld zich wend/en van het bedrijf waarmee het zich besteneen en voeden han: De hongerschreeuw naar buit.
God eischt van ü dat Gij in dit gebeuren Zijn recht gebruiht tot hééring van het hwaad, omdat Hij U heeft willen waardig heuren den machteloozen uit het slijk te beuren en_pal te staan voor 't woeden van den haat.
Opdat de mensch — gehoorzaam aan zijn de vrucht [Koning - ontvang e van Gods wijs bestel: Gerust te mogen leven in zijn woning van Zijn koninklijk bevel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947
De Reformatie | 8 Pagina's