GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het leven eens menschen hier op aarde is kort, althans naar het oordeel der ouden van dagen. De jongeren spreken menigmaal van een leven, dat lang mag genoemd, soms — te lang, als de oude van dagen naar hun oordeel te lang wacht met zijn niet gedwongen emeritaat te nemen.

Voor onze ooren heeft het woord „emeritus" een zekere gewijde klank.

De Romeinen gaven dezen naam den afgedankten soldaat, die voor het laatst zijn soldij — emeritum — in ontvangst moest nemen, omdat hij niet meer mee kon. Wij zijn wat vriendelijker en de oude van dagen, die er niet recht nog toe komen kan, om zijn zaak of publieke functie te verlaten, doet verstandig met te luisteren naar het trappelend ongeduld der jongeren voor zijn deur, en die deur te openen, om de huldiging in ontvangst te nemen met een symbolisch cadeau, een eerepositie, of een ruststoel, soms beide.

Het gebeurt af en toe ook, ais sommige lieden daarna de dingen in de soep hebben gereden, dat door verstandiger menschen een nieuw beroep op den emeritus of bijna-emeritus wordt gedaan.

Zoo in den vorigen wereldoorlog door de Duitschers op Hindenburg en in den tweeden in Engeland op Churchill.

En kennen ook wij niet het verheugend voorbeeld van zulken gang van zaken v8or onze theologische •hoogeschool, zelfs na een dubbel en wat de tweede maal betreft zelfs boosaardig doorstrijken van een naam ?

Zulke emeriti vermogen dan de jongeren te beschamen door hun wijsheid en kracht, en gelukkig de jongeren, die dan dankbaar en blijde weten te zijn. Mij trof in deze dagen een derde geval.

Een oude van dagen, vijfentachtig jaar geworden, wiens naam in het laatst der vorige eeuw door heel Europa met veel eere werd genoemd, maar nu vergeten scheen, keerde plotseling in de openbaarheid en na een verblijf in Amerika gedurende den oorlog, in Europa terug.

Men zei wel niet ongeduldig: leeft hij nog, maar toch wel voor hem ietwat teleurstellend: leeft hij nog?

Het is Maurice Maeterlink, de eertijds zoo beroemde Belgisch-Fransche dichter-wijsgeer.

De wijsgeeren zeiden toch, dat hij een groot dichter, de dichters, dat' hij een groot wijsgeer was. Hij pretendeerde beide tegelijk te zijn.

Het scheen mij de moeite waard over dezen man en zijn werk een oogenblik met U te prate"

Maeterlinks emeritaat ia feestelijk gevierd, want men maakte hem tot voorzitter yan een congres van internationale letterkundigen.

Hij heeft zelve nog groote plaimen, maar dit zal, naar ik geloof, zijn werk niet aan de vergetelheid onttrekken.

Toch is het voor ons goed, om op den gang van dit lange en zeer werkzame leven te letten. Waarom?

Maeterlink stond aan het eind der vorige, rationalistische, eeuw op het toppimt van zijn glorie. Een Engelsche schrijver gewaagt zelfs van het geweld zijner bewonderaars.

Hij was een man naar den smaak van wat men toen noemde: het einde 'der eeuw.

Want Maeterlink boog voor de kracht der mensehelijke rede, van z ij n rede, maar zijn nationalisme was mystiek, en de mystiek is steeds weer het meest geraffineerde rationalisme.

Het is zeer opmerkelijk, dat hij als kimstenaar werd ontdekt door den harden materialist Octave Mirbeau en door hem in den kring der Fransche letterkundigen werd binnengeloodst.

De vereering, die Maeterlink allengs gewon, is teekenend voor het karakter van zijn tijd.

De koude redeaanbidding der eeuw was tenslotte in een slop gereden, waarin alle menschelijk redeneeren buiten het Woord Gods terecht komt. Met de grootste verwachtingen was men begonnen, want d e wetenschap zou alles verklaren en alles beheerschen en d e vooruitgang was zeker. Die waren de goden van den tijd.

Maar hoe diepe teleurstelling volgde.

En als de mensch met zijn redeneerend, hoogmoedig verstand volkomen is vastgeloopen, zoekt hij telkens weer in de niystiek een uitgang naar het licht, als Plato's wijsgeer uit de bekende grot.

Zoo verging het de Grieksche wijsbegeerte, die haar eindpunt vond in de mystiek van Plotinus. De man, die, waar Plato nog voor het geheim van het leven bleef staan, verder, in zijn extase immers, durfde door te dringen. Tot eindelijk de mensch het goddelijke had bereikt en naar de belofte van den vader der leugenen als God zou geworden zijn. In Hem versmolten; steeds weer de begeerte van de mystiek.

Welnu, zoo ging het ook aan het eind der negentiende eeuw. '

De redelijke rede bracht niet dan teleurstelling. De mensch had een ander middel nog. En Maurice Maeterlink gevoelde in zich de kracht eindelijk het groote levensraadsel te zullen ontraadselen en het antwoord te geven op wat men dan noemt de „eeuwige" vragen: vanwaar, waartoe en waarheen?

Zijn mystieke geschrift: de schat der eenvoudigen, vond dan ook in breede kringen een geestdriftvol onthaal. - •

En daarna verschenen dan zijn vele drama's, alle even wonderlijk van woord en beeld, schijnbaar leidend tot de diepste diepten, die de verwachting wekten, dat het „groote geheim" toch eindelijk zou worden ontsluierd.

Vrijzinnige en licht-ethische predikanten, ook ten onzent, waren blij een nieuwe bron te kunnen aanboren voor hun preeken zonder inhoud, en zij spraken den naam Maeterlink met meer eerbied uit, dan zij, koud-modern, voorheen den naam zelfs van den Betuwschen roman-en novellenschrijver Cremer noemden

Het was nu toch alles veel gevoeliger, mystieker, treffender.

De bladen vertelden van het rusteloos zoeken van dezen waarlijk grooten geest, die geen terrein van menschelijk weten ondoorzocht liet, ja het Schriftuurlijk vermaan: ga tot de mieren, verving door het gaan tot de bijen, niet om de Bijbelsche les te leeren, maar om steeds weer dichter bij het groote raadsel van menschelijk leven *en menschelijke maatschappij te komen.

Men wachtte met spanning telkens weer op een nieuw drama of een nieuw geschrift. De naam van Maeterlink klonk zoo de gansche wereld door. De dagen van zijn grooten roem.

Natuurlijk zong hij den lof van het z w ij g e n. Dat doen alle mystieken, al praten zij ook dag en nacht.

Want het ging er irnmers om, de wereld van het onkenbare binnen te , »dringen; de grenslijn van dit onkenbare en het kenbare steeds meer naar den kant van het laatstgenoemde te verleggen.

En de echte onkenbare dingen zijn ook bijna onzegbaar. Alle formuleeren vermindert de waarde van het gedachte.

Maeterlink zag het besef van het „onkenbare" alleen in de oogen der meest eenvoudigen, die van het kind, van de eenvoudige boerin, ja, hij zei zelfs, dat, als Sint Paulus met andere grooten dan, als bijv. Goethe, zouden aanlanden op zijn teenzaam eiland, — de Plotische eenzaamheid van den eenzame — de bootsjongen van hun vaartuig den dichter beter en onmiddellijk zou kunnen inlichten, omtrent dat groot geheim dan de apostel dit zou vermogen.

Dit was niet dan rethorica, of te wel bombast. En de dichter was ook zoo verstandig, om 't kind of de boerin of den scheepsjongen maar niet te vragen.

Hem had dan persoonlijk kunnen treffen, wat ik eens uit den mond van een jongen hoorde, die heel onverschillig met zijn kornaiten zich had geschaard om een man, die een deftige oratie hield tot de jeugd en allicht ook. vroeg naar het diepst geheim.

Ik zei tegen dien jongen: wat is"hier aan de hand? En onmiddellijk kwam het antwoord in onvervalscht Groningsch dialect: och meneer die kerel is gek.

Ik. zeg dit niet om met den mysticus te spotten, waarlijk niet, want de hang naar de booze mystiek leeft in ons aller hart. Evenmin was dit de bedoeling van prof. Is. van Dijk, die in zijn kostelijke studie over Maeterlink diens schets aanhaalt van den zwijgenden grijsaard, die roerloos stil ziti; op die wijze ook al dicht bij het geheim.

De professor zegt, dat men eenzelfde resultaat zou kunnen bereiken met een proefkonijn. Dat was geen spot, maar louter waarheid.

Wat is het nu, dat ons thans in de geschiedenis van dezen mysticus treffen moet?

Vooreerst naar ik reeds opmerkte, het steeds nieuwe gebeuren dat den mensch treft, die door de kracht van zijn eigen denken het wezen der dingen wil grijpen. Dit rationalism'e ióopt altijd weer uit op irrationalisme, dit vergoden der rede op de ergste verleiding van den vader der leugenen, , dg mystiek.

Maeterlink moge niet meer worden gelezen, onze eeuw biedt hiervan het bewijs, nu de trotsche rede heet onttroond, terwijl zij met nimmer gezien raffinement de kracht van het menschelijk denken wil doen zien.

Op Maeterlink" is gevolgd de levens-en^xistentieele wijsbegeerte en de dialectische theologie en telkens weer staan wij verbaasd over den woordenrijkdom en de bijna onontwarbare terminologie, die den schijn wekt, alsof werkelijk heel belangrijke en diepe dingen worden gezegd, terwijl, als puntje bij paaltje komt, d.w.z. als het arme menschenhart waarlijk troost zoekt in leven en sterven, in het geheel niets werd opgeklaard en in de oud-heidensehe wijsheid niet dan steenen voor brood worden geboden.

Het zwijgen voor het onkeribare wordt in werkelijkheid een geweldig onophoudelijk redeneeren. Het onkenbare en verborgene blijkt een bron, die een steeds breedere stroom van ledige woorden uitgiet.

En kon in het midden der vorige eeuw een echt rationalistisch geleerde, die ons den zin der historie zou doen verstaan, in een werk van vijfhonderd bladzijden met honderden aanteekeningen, omtrent duizenden historische gegevens tot de verrassende conclusie komen, dat de mensch verstandiger wordt naarmate hij verstandiger wordt, Karl Barth heeft vele boeken noodig om ons duidelijk te maken, dat God voor ons verborgen is, en wij hier op aarde eigenlijk niet van Hem kunnen spreken, als het er goed op aankomt. Maar hij weet het precies.

Nu kan men dit alles geniaal noemen, ik ding er niet op af, maar wie den Drieëenigen God eiken dag uit den grond van zijn hart dankt, omdat Hij > Zich in Zijn Woord aan ons heeft geopenbaard, bij welks onfeilbaar licht wij Zij groote werken kunnen leeren verstaan, zij het op creatuurlijke wijs — en dat is ook genoeg, want wat willen wij meer? — die ziet in al dat dialectische en mystieke gedaas - — want het is de mystiek die hierin haar rol speelt — niet dan wat de Schrift ons zegt in Romeinen 16 : 18: , want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen".

De Schrift, dat is de schat der eenvoudigen, van wie Psalm 116 zegt: dat de Heere ze bewaart. Dat zijn de .werkelijk eenvoudigen, wier oog niet alleen glanst van vreugd, maar wier mond ook weet te roemen van Gods rijke ontferming door Christus onzen Heere.

En nu het tweede .'(jvaarop ik wilde wijzen. Maeterlink heeft^'tèn slotte eerlijk zijn onmacht erkend. Hij kwam tot de conclusie, dat, hoe meer hij vorderde op zijn levensweg, hoe , meer hij zekerder werd van het onontsluierbare van liët "„^oot'^'geheim".

Hij. had alle gebieden van wetenschap %n kunst doorzocht, maar was geen stap nader gekomen tot het door hem begeerde doel. ^

Mocht hij op zijn ouden dag nog den weg vinden naar de Schrift.

Zoo is deze levensgeschiedenis leerzaam. Maar er is nog een reden, om op zijn werk te letten, n.l. op het gevaar der mystiek, die ook des Heeren kerk altyd weer bedreigt. En daarom wil , jk> „(iaajy; an .fios nader spreken. ^^^j^^jfiï^^^; .

Inmiddels met hartelijke groeten en heilbedê, "uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's