GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

40

De „weg terug” van ds Spier. IV.

Wie het betoog van ds Spier, dat we verleden week weergaven, overweegt, ontdekt spoedig, dat het knooppunt van zijn redevoering ligt in wat hij van het zinnetje : „tenzij het bewezen wiorde enz." opmerkt.

Zeker, zeker, zegt ds Spier, een kerk of een kerklid mag een besluit van classis of synode voor niet-vast en nlet-bondig Verklaren, indien het bewezen wordt, dat het in strijd komt met het woord Gods of met de Kerkenordening, Ja, • dan moeten ze het zelfs doen.

Maar pas nu goed op — aldus was.rschuwt ds Spier — er staat heelemaal niet: tenzij iemand het voor zicfhzelf bewezen acht, dat zoo'n besluit in strijd met Gods Woord komt! Neen, de bewijsvoering moet geleverd worden in den kerkelijken weg, welken art. 31 duidelijk aangeeft : van de mindere naar d!e meerdere vergadering. Er staat nergens in art. 31, zoo poneert hij, dat iemand een kerkelijk besluit naast zich neer mag leggen, als hij het voor zichzelf bewezen acht, dat zoo'n besluit in strijd ko'mt met Gods Woord!

En zijn conclusie is dan, dat „onze „vrijgemaakte" broeders" zich ten onrechte op art. 31 beroepen en zij dat artikel ten onrechte in hun kerkelijk schild dragen.

We vrillen dit betoogje van ds Spier nu Van nader­ bij bekijken.

Ieder voelt onmiddellijk, dat hier rechtstreeks de positie, de macht, de bevoegdheid, van de meerdere vergaderingen in geding worden gebracht.

Als de meerdere vergaderingen, de synodes en de classes, een hoogere macht hebben dan de afzonderlijke kerkeraden, dan heeft ds Spier volkomen gelijk. Dan moet de mindere vergadering voor de meerdere zwichten. Dan moet uiteindelijk aan de n^eerdere vergaderingen gehoorzaamd worden. En dan mag een besluit van een meerdere vergadering alleen dan worden verworpen, als men ten overstaan van de vergadering, die het besluit nam, bewezen heeft, dat haar beslissing strijdt met Gods Woord; deze vergadering de juistheid van dat bewijs erkent en daarna liet aan­ gevallen besluit intrekt.

We kunnen deze kwestie natuurlijk niet in den breede behandelen.

Dat behoeft in het kader van deze reeks ook niet.

We wijzen alleea. op wat in de reformatie der kerk, die doleantie wordt genoemd, weer als waarheid der Schriften beleden werd.

Kuyper b.v. schreef in 1879:

„De maciht van een Synode is uitsluitend bedienen d".

D.w.z. niet door God als een bestuursmacht over de Kerken' aan de Synode gegeven, maar door de Kerken zelven aan de Synode toevertrouwd.

De Synode staat dus niet boven de Kerken; maar de Kerken boven de Sjoiode: en boven beiden Gods Woord". 1)

En in 1882:

„De hoogere (nooit hoogste) macht over de Synodale vergadering rust dus bij de p; r o v i n c i a 1 e vergadering; over de provinciale vergadering bij de o l a s s i c a l e vergadering; en over de classicale vergadering bij de k e r k e r a d e n; welke kerker a d e n de eenige vergaderingen zijn, die rechtstreeks ontstaan door het ambt. '

Wie deze orde omkeert, keert den grondslag der kerk om, miskent het am.bt en aanvaardt in beginsel het roomsche inplaats van het gereformeerde kerkrecht". 2)

Uit hetzelfde jaar is ook nog deze uitspraak:

„De vergaderingen van deze aldus, op voet van gelijkheid, onder gebondenheid aan Gods Woord saamgekomen kerken hebben op aarde geen m a c h t boven zich, dan de kerkeraden die hen afvaardigen.

Aan breedere vergaderingen (synoden) zijn ze niet verder gebonden, dan ze zich zelven bind e n........

Wat boven of buiten deze is, is niet uit God, maar uit den antichristelijken geest; geheel daargelaten de vraag, of de ambtsdragers, die zich hiertoe leenen, vijanden of liefhebbers van den Heere Jezus zijn". ^)

In 1883 lezen we, dat de gereformeerden steeds beieden hebben, dat classis en synode met macht waren bekleed. Masir, zoo vraagt Kujrper, hoe?

En zijn antwoord op deze vraag is:

„Zóó, dat deze Synode of classis rechtstreeks van Christus macht over de kerken zouden ontvangen hebben?

Neen, en nogmaals driewerf neen. Dat is het episcopale stelsel.

Maar omgekeerd aldus: dat de classis haar macht ontvangt van de k e r k e r a d e n ; en dati de Synode haar macht ontvangt van de classis.

Niet dus de classis staat onder de Sfnode en de kerkeraad onder de classis. Maar integendeel, de Synode staat onder de classis en de classis onder de kerkeraden.

De macht vloeit niet uit de Synode naar de classis en uit de classis naar de kerkeraden, .dat is episcopaal; maar de macht vloeit omgekeerd uit Christus in de kerkeraden, uit de kerkeraden in de classis en uit de classis in de Synode.

Zóó en zóó alleen is het gereformeerde stelsel". *)

Zeer duidelijk is ook deze uiteenzetting uit 1885:

„Alle macht komt van Boven. Natuurlijk. Van Boven ook in de kerk. Maar hoe en wien?

En op die vraag luidt het antwoord: Van den Koning daalt het gezag en de macht in de kerk, voor wat haar bestuur betreft, uitsluitend en eeniglijk neer in de Opzieners der gemeente, 't zij leerend, 't" zij alleen regeerend, in verband altoos met de Diaconie.

Houdt dit streng vast (en zoo staat het in Gods Woord), wat volgt daar dan tüt!

Dit immers, dat de rechtstreeksche nederdaling van macht uit onzen Koning naar zijn kerk alleen en eenighjk plaats heeft in de vergadering van deze Opzieners, d.i. in den kerkeraad.

En nu kan er ook wel macht in een Classis zijn, een macht vanwege Koning Jezus ook in een Synode, maar altoos zoo, dat ze uit de kerkeraden in de Classis en uit de Classis in de Synode komt.

Alle macht dus van Boven, maar in de kerkeraden alleen rechtstreeks ingedaald, en in de Classis en de Synode nooit anders dan uit de kerkeraden en door hun kanaal". ^)

Sprekende over een instructiebrief, welken Kuyper de kerken voorhoudt, opdat deze op soortgehjke wijze haar afgevaardigden naar het a.s. Synodaal convent zouden instrueeren, betoogt Kuyper in 1887 o.a. dat uit deze instructie volgt:

„Dat de Synode uit zichzelven geen zier macht bezat, noch ook haar leden eenige autoriteit hadden tiit zichzelven; immers alle autoriteit wordt bun gegeven".

„Dat de leden der Synode en de Synode zelve deze niacht en autoriteit ontvingen van de kerken. Immers er staat: Wij geven hun die macht en autoriteit".")

Ook wanneer het kerkelijke leven na 1886 zich begint te consoUdeeren, blijft Kuyper op hetzelfde aambeeld hameren. Wat hij had uitgesproken vóór de doleantie 'uitbrak, was hem zeker geen utiliteitsprinciep of uitsluitend een critiek op de hiërarchie der Ned. Herv. Kerk.

Wij lezen in „De Heraut" uit 1887: „Naar luid onzer Confessie komt het bestuur over de plaatselijke kerk tot stand doordien de onderscheidene ambtsdragers in één raad of college saamkomen en saamwerken. Zóó en niet anders ontstaat de kerkeraad, en deze kerkeraad is het eenig zelfstandig bestuurscollege in de kerk

In de Synode van Gereformeerde kerken is geen enkele bevoegdheid tot regeling of ordening dan voor zooverre de leden er die brengen uit de kerkeraden; in welke kerkeraden ze door de ambtsdragers in naam van Koning Jezus gebracht was".'')

En in 1889: „Naar Gods Woord is er op aarde slechts één bestuur in de kerk, t.w. de kerkeraad, en dat wel om de eenvoudige reden, dat het bestuur tüt de a m b t e n bestaat, en er geen andere dan plaatselijke ambten (na het wegvallen, der Apostelen althans) door Christus zijn ingesteld: leeraren, ouderlingen en diakenen". ^)

Als slot nog een paar uitspraken uit latere jaren.

„Het GerefoiTneerde presbyteriale kerkrecht kent geen ander bestuur dan den kerkeraad, en den kerkeraad alleen, omdat alleen de kerkeraad de saamvergadering is van de door Christus ingestelde ambtsdragers. In de plaatselijke kerk zijn dienaren des Woords, ouderlingen en armverzorgers, als van Christuswege met dienende macht bekleede personen; en deze met macht bekleede personen komen in den kerkeraad saam, om gezamenlijk hun macht en dienst uit te oefenen.

Zoo is dus de kerkeraad inderdaad een b e-s t u u r over de plaatselijke kerk; maar een ander of hooger bestuur is er niet". ^)

„Een Synode die optreedt als een hooger bestuurscollege, om over alle gemeenten, kerkeraden, classes enz. dezelfde macht uit te oefenen als de kerkeraad over de plaatselijke kerk, is in het Gereformeerde kerkrecht onbestaanbaar". ^°)

„De macht om kerkeUjk te handelen daalde dus niet uit die classicale of synodale vergaderingen naar die kerkeraden af, maar klom uit de kerkeraden, naar die vergaderingen op. De kerkeraden waren de 1 a s t g e-V e r s, de leden der classis of der Synode lasthebber s".")

Ten aanzien van dit beginsel is prof. Rutgers met Kuyper volkomen homogeen.

Van hem geven we de volgende uitspraak: „de waardeering van de meerdere vergaderingen uit het oogpunt van karakter en bevoeg'dheid, juist omdat zij in de r e f o r m a t i e zelve en in de bel ij denis en in de geschiedenis der K e r k e n een driedubbelen grond had, was

volstrekt niet iets bijkomstigs, dat men licht vergeten kon, maar een diep gewortelde overtuiging, die in allerlei opzichten helder uitkwam". Uit die overtuiging omtrent het karakter en de bevoegdheid der meerdere vergaderingen kwam het z.i. „voort, dat in den grondregel van de kerkehjke inrichting, volgens welken de generale Synode over de particuliere hetzelfde zeggen heeft als de particuliere Synode over de Classe en als de Classe over den Kerkeraad, aan die reeks niet werd toegevoegd: en als de Kerkeraad over de gemeente; want dit laatste zeggenschap was van gansch anderen aar d". i")

En wat hij met dit zeggenschap „van gansch anderen aard" bedoelt, blijkt wel als hij de verhouding van de macht van kerkeraden en meerdere vergaderingen aldus omschrijft: De Kerkeraden zijn „d e basis der organisatie. B ij de 01 a s - senen Synoden (berust) slechtseen beperkte, bedienende, afgeleide, „lagere" mach t". ^^)

Nog aan één „groote" onder de leiders der Doleantie willen we het woord geven. En wel aan ds Sikkel. Hij schreef in het jaar 1893, dus één jaar na de vereeniging:

„Laat toch alte gedachte aan de regeerende synode worden losgelaten, want dat is niets anders als de paus.

De kerkeraden regeereh de kerken.

En dat doen zij enkel en alleen naar Woord. Gods

Daarom handhaven zij de belijdenis en oefenen zij de tucht. Maar dat doen zij weer alleen n a a r Gods Woord!

..... de k e r k e r a d e n maken nu verder de dassen en synoden. Niet omgekeerd.

Classen en Synoden hebben hun bevoegdheid van de k e r k e r a d e n. Niet omgekeerd.

En dat wel in gebondenheid aan de kerkenorde, die in art. 84 alle heerschappij over eene kerk aan de andere kerken ontzegt.

Een synode, die dus wetten of regelingen voor kerkeraden of voor tuehtgevallen of voor verkiezingen of voor Zondagsviering of voor stemrecht in. de kerken vaststelde, nam een onwettig besluit, en zette den pauselijken hoed op.

Een synode is slechts een tijdelijke samenkomst tot openbaring van het kerkverba^nd, die niet de minste macht over de kerken heeft, maar een samenkomst van kerken is, om de beteekenis van het kerkverband voor het heil der kerken en de eer des Heeren te laten gelden en aan de roeping der gezamenhjke kerken naar buiten uiting te geven.

En als de vergadering afgeloopen is, dan is er geen synode meer; en dan isergeen classe meer; dan zijn er slechts kerken en iedere kerk, wanneer de opzieners saamkomen, k e r k e r a a d . En die kerkeraad regeert zeilf de gemeente naar Gods Woord in gebondenheid aan belijdenis en kerkenorde, maar zonder verdere bepalingen, dan die hij zelf moet maken".")

En om te laten zien met hoe grooten nadruk dit beginsel ook in latere jaren werd gepropageerd en vastgehouden, neem ik uit den overvloed van uitspraken ook nog deze:

„Er is boven dezen kerkeraad in de kerk geen enkele hoogere macht dan de macht van Christus alleen. De Classis en de Synode staan, om het met Voetius eens zeer scherp uit te drukken, niet b o v e n den kerkeraad, maar b e n e d e n hem. Het is niet een opklimmende macht, zoodat de kerkeraad de minste macht heeft, de Classis en Provinciale Synode een hoogere macht en de Generale Synode de hoogste macht. Maar juist omgekeerd een afdalende reeks: de hoogste macht berust bij den kerkeraad, en van den kerkeraad daalt ae macht af op de Classis, de Provmciale en de Generale Synode". ^^)

Ruim twintig jaar later wordt nog hetzelfde geluid gehoord: , Als zoodanig bezit een meerdere vergadering, hetzij een Classis of Synode, hetzij particulier of generaal, geen de minste macht. Alle kerkelijke macht, door Christus aan Zijn Kerk geschonken, schuilt uitsluitend en alleen in de plaatseüjke Kerk .^'') „Een zelfstandige, een eigen kerkelijke macht hebben ónze meerdere vergaderingen dus niet. Er is ia de Kerk geen andere macht dan die Christus heeft geschonken" De kerkelijke macht berust bij de plaatselijke Kerk alleen".^')

In het bekende „Kerkelijk Handboekje", uitgegeven door prof. Biesterveld en prof. H. H. Kuyper, wordt deze echt schriftuurlijke en daarom ook alleen gereformeerde, bij de doleantie xveer in eere herstelde, visie op de regeering der kerk aldus weergegeven: „Die plaatseüjke kerk wordt bestuurd door den kerkeraad. Deze is de eenige besturende macht in de kerk. Classicaal en provinciaal of ook synodaal kerkbestuur kennen de Gereformeerden niet De bevoegdheid van de meerdere vergadermgen is altijd zelfs geringer dan die van den kerkeraad, want zij mogen alleen de zaken behandelen die m de mindere vergaderingen niet konden worden afgedaan, terwijl zij vele dingen niet kunnen doen, die alleen door den kerkeraad mogen geschieden, zooals censureer'en der lidmaten, ihet beroepen van dienaren des Woords enz.". ^^)

Met deze schriftuurhjke visie op de verhouding van kerkeraad en meerdere vergaderingen voor oogen vragen we ons thans af: hoe staat het nu met dat „bewezen worde", waarover in art. 31 van de Kerkenordening gesproken wordt?

Daarover de volgende week.


1) „De Heraut", No. 68, 30-3-79.

2) Idem, No. 232, 4-6-82.

3) Idem, No. 235, 25-6-82.

4) Idem, No. 287, 24-6-83.

5) Idem, No. 415, 6-12-85.

6) Idem, No. 495, 19-6-87.

7) Idem, No. 517, 20-11-87

8) Idem, No. 599, 16-6-89.

9) Idem, No. 688, 1-3-91.

lo) Idem, No. 688, 1-8-91.

11) Idem, No. 751, 17-5-92.

12) De geldigheid van de oude Kerkenordening, p. 20.

13) De Rechtsbevoegdheid der plaatselijke kerken 2, p. 90.

14) „De Heraut", 794, 10-3-93.

15) Idem, 1248, 1-12-01.

16) Idem, 2356, 18-3-23.

17). Idem, 2357, 25-3-23.

18) Pag. XVI. We noemden alleen litteratuur uit den Doleantietijd. Dat in dien tijd het oorspronkelijke gereformeerde kerkrecht v/eer in eere werd hersteld betoogt Prof. Rutgers in nagenoeg al zijn werken. Men zie ook Dr F. L. Bos: „De practijken en besluiten der jongste Generale Synoden van de Gereformeerde Kerken in Nederland aan het geldende Gereformeerde kerkrecht getoetst" en „Toetssteen voor allen, oud licht over nieuwe kerkrechtelijke vragen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's