GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

IN WELKEN WEG DAN OOK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN WELKEN WEG DAN OOK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De' Wachter" van 8 October bevat van de hand van Ds B. A. Bos o.a. het volgende:

„In „De Reformatie" van 25 September heb ik stellig wel „de volle laag" gekregen. Als inzet op het „Schooldagoffensief" heeft Prof. Schilder al zijn reservetroepen „in het veld gebracht!', en alle geschut „in stelling" om met een verschrikkelijk „trommelvuur" mijn pogen, om elkander aan weerszijden van de scheur te benaderen, te versplinteren. Het was, na lezing van alles, wat tegen mij werd Ingebracht, mftn voornemen, om hierop met geen woord te antwoorden. Men kan Innerlijk z66 diep gekwetst worden, en zóó zw^ar gewond, dat elk spreken je vergaat. Dit „Reformatie"-nmnmer heb ik voor 's Heeren aangezicht gelegd m het geloofs-weteu dat Hij. een Rechter is, die rechtvaardig oordeelt".

Ik geloof niet, dat we op deze manier veel verder komen, althans wat broeder Bos zelf betreft, 'k Vtnd het erg jammer, dat de pogingen, ' aangewend om te trachten, hem van de onjuistheid van zijn schrijven en handelen te overtuigen, deze reacties laten zien. Immers, nu blijkt:

a. dat broeder Bos, op het oogenbllk dat hij schreef, zijn eenmaal ingenomen standpunt, ondanks al wat daartegen werd ingebracht, ten volle handhaaft: nog zijn er twee „partijen" of „groepen", die elk aan een kant van „de scheur"' staan, en die thans bezig zgn, elkaar te „benaderen", waaruit volgt, dat broeder Bos zich In dat benaderen hoe langer hoe verder verwijdert van de Synode, die uitdrukkelijk uitsprak: „zóó niet!" en van de kerken die dit synodebesluit aanvaardden;

b. dat, nu ons blad zich tegen zijn Inzichten, plannen en optreden keert, het op dit punt geen reformatie voorstaat, blijkens de aanhalingsteekens, door broeder Bos gebruikt; en ik kan me niet voorstellen, dat een orgaan, dat in een bepaalde kwestie niet reformatorisch op-'trëè'dt'. Iets • anders kan doen, dan üi dlè bepaalde zaak de deformatie steimen;

c. dat broeder Bos zich niet voldoende gewacht heeft voor 'n zonde, waarover hij ons allen opriep, schuld te belijden, n.l. de zonde van verdachtmaking; er zou geweest, zijn een „Schooldag-offensief", en als inzet daarop zou Prof. Schilder In „De Reformatie" al zijn reservetroepen „in het veld hebben gebracht". Er zou dan een aanval geweest zijn, welke aanval tegen br. Bos op den Schooldag, In „De Reformatie" van 25 Sept., door Prof. Schilder welbewust zou zijn voorbereid. Hoe komt broeder Bos daarbij? Welke gegevens heeft hij om Prof. Schilder zulk een opzet te kunnen toedichten?

Wat geeft hem het recht, een dusdanig verband te leggen tusschen het geschrevene op 25 en het gesprokene op 30 September? Heeft Prof. Schilder niet reeds lang vóór 25 September, lang vóór de Schooldag in 't zicht kwam, op dezelfde wijze zich laten hooren ? Spreekt broeder Bos hier niet een oordeel uit over de bedoelingen van den naaste, dat zich door geen enkel bewijs laat verif ieeren ? Ik zeg dit temeer, omdat de volgehouden beeldspraak aanleiding geeft tot de gedachte, alsof er een „generalissimus" zou zijn, één die beveelt, en dien anderen gehoorzaam volgen, een opperbevelhebber, die troepen en strijdmiddelen gebruikt om het offensief te openen. Broeder Bos weet, dat Prof. Schilder er geen oogenbllk aan denkt een dergelijke positie van „bevelhebber" te willen innemen, en dat de vrijgemaakte scribenten niet een groep mannen zgn, die gehoorzaam een mensch volgen, wat èn vaSi de zijde van zulk een „Führer" èn van de zijde der „troepen" muiterij zou betekenen tegenover den Koning der Kerk. Eu waar geen „offensief" denkbaar is, zonder dat de hoofdofficieren het aanvalsplan kennen en zich daarnaar richten, zou men de gedachte kunnen krijgen, dat vóóB den Schooldag een gemeenschappelijke aanval zou zijn'beraam^ tegen broeder Bos, 'waarbij de sprekers zich hielden aan het vooraf gegeven commando — welke gedachte absoluut in strijd is met de waarheid. En als br Bos dit niet bedoelt, wat hebben we dan aan een dergelijke ongelukkige beeldspraak? Is er, Ingeval broeder Bos hierop niet doelt een geschikter .middel, om misverstand te bevorderen?

d. dat het doen van broeder Bos, gelijk Ik vroöger reeds opmerkte, niet is resultaat van rustige, Schriftgetrouwe overweging, anders had hij nooit 't bevmste Reformatienummer „voor 's Heeren aangezicht" gelegd, en dit feit publiek bekend gemaakt. Imniers in de Schrift wordt het leggen van een document „voor 's Heeren aangezicht" genoemd in Jesaja 37 : 14 (2 Kon. 19 : 14) waar gezegd wordt, dat de brief, dien Hlzkia voor het aangezicht des Heeren uitspreidt, afkomstig is van den bitteren vijand Gods Sanherib, die het op Juda's ondergang gemunt heeft — en dat dit uitspreiden voor den Heere niet eerst hierin zijn grond heeft, dat deze brief gericht is tegen Hizkia en het volk, maar daarin, dat Sanherib aantast d e e e r en majesteit des Heeren (vsl7): Neig, Heere! uw oor en hoor! open, Heere! uw oog en zie! en hoor al de woorden van Sanherib, die hij gezonden heeft om den levenden God te hoonen!"

Past nu een dergelijke daad in de situatie waarin broeder Bos zich bevindt ? Ieder oordeele. Broeder Bos had bedoeld Reformatie-nummer moeten leggen niet voor het aangezicht des Heeren, doch naast de Heilige Schrift, om te zien, of het geschrevene in „De Reformatie" overeenstemde met het Woord van God;

e. dat de zakelijke discussie niet bevorderd wordt door de vermelding van persoonlijke belevingen: broedei Bos voelde zich innerlijk diep gekwetst, en zóó zwaar gewond, dat de lust tot spreken hem verging, hij was eerst van plan, met geen woord te antwoorden. Ik neem dat dadelijk aan, al had ik natuurlijk veel liever gezien, dat hij niet alleen zich de, vraag gesteld had: „ben ik wel op < ^en goeden weg? " piaar die vraag ook ontkennend beantwoord had, en zich had gehouden aan het eenmaal ook door hem aanvaarde Synodebesluit. Maar wat doet een dergelijke mededeeling nu ter zake? Ging het tegen broeder Bos persoonlijk? Of ging het tegen zijn voornemen, zijn oproep, de door hem ondernomen actie? Had „het geschut", waarvan broeder Bos spreekt, het „trommelvuur", de bedoeling, hem persoonlijk te treffen, hem neer te halen, te krenken of pijn te doen? Wie heeft daaraan gedacht ? Ik niet. En gaven andere broeders oorzaak, dit wel van hen te denken? Ging het ons niet, gelijk breeder Bos in zijn „gemeenschappelijke schuldbelijdenis" schrijft, om Christus en Zijn duurgekochte Kerk? Ik meen, dat broeder Bos de critiek, op zijn handelingen uitgebracht, te veel op eigen persoon betrokken heeft.

Dat dit Inderdaad het geval' is, blijkt uit de woorden, die broeder Bos op de zooeven geciteerde volgen laat: „Ik voel me thans in de noodzakelijkheid verkeeren, iets mee te deelen, wat ik graag verzwegen had. Bij den Redacteur van „De Reformatie" heb ik ernstig geprotesteerd tegen wat Prof. Deddens schreef: „Zelden heeft een pers-artikel mij zóó diep teleurgesteld. Het geldt hier, immers de verklaring van een broeder, die het'thema „onverwijlde vrijmaking" inwisselt voor „hereenlging" In welken weg dan ook". In plaats van dat er een broe^rlijke.en loyale terugneming hWölgde van deze uitspgcfiak, die Ik — helaas — lasterlijk; löflet noemen, komt .SÊPf. Schilder met een hoofdartikel, welks titel reeds voldoende zegt, n.l.: „De komende aanval op de vrijmaking als acte van trouw".

Tot zoover broeder Boa.

Prof. Schilder heeft mij meegedeeld, zulk een schrijven van broeder Bos ontvangen te hebben. En tevens, dat hij er met aan dacht, de geïncrimineerde uitspraak „terug te nemen" (kan dat in zulk geval iemand anders dan de schrijver doen? ) aangezien hij het geheel met mijn zienswijze eens was.

Daar broeder Bos mij persoonlijk niet schreef, weet Ik niet, of hij bezwaar heeft tegen de géheele uitspraak of tegen een deel daarvan en, in dat geval, tegen welk deel. Moeilijk kan hij kwalijk nemen, dat ik me diep teleurgesteld gevoelde. Dat hij het thema „onverwijlde vrijmaking" inwisselde voor „hereenlging" is apert uit de feiten, en behoeft dunkt me geen nader betoog: anderen hebben, buiten mij, hetzelfde gezegd, en het gaat toch niet aan, dit als „laster" te brandmerken; mocht broeder Bos bovendien over dit punt nog nader willen discussieeren, ik ben geheel tot zijn dienst.

Ik vermoed dus, dat broeder Bos op 't oog heeft de uitdrukking: in welken weg dan ook. Maar hoe deze woorden ooit uitgelegd kunnen worden „lasterlijk" te zfln, is mij een raadsel.

Immers, wat is laster? Volgens het eenparig getuigenis van taalkundigen en theologen is laster de leugenachtige bewering, waardoor de eer van den naaste met opzet ge-schonden wordt. 'Als broeder Bos de gewraakte uitdrukking „lasterlijk" noemt, ligt daarin ten opzichte van mij drieërlei:

a. ik heb een leugenachtige voorstelling van zaken gegeven;

b. ik heb de eer van broeder Bos geschonden;

c. ik heb dit laatste met opzet gedaan.

Laat me, voor het gemak en de duidelijkheid, van achteren af beginnen. Alleen: over punt c. spreek Ik niet. Wat achter b. vermeld wordt, is voor mij een nader bewijs, dat broeder Bos de dingen veel te veel een persoonlijk cachet geeft. Heb ik de eer van broeder Bos geschonden ?

Broeder Bos kan zeggen, dat hij er niet aan denkt, de hereenlging te zoeken In welken weg dan ook; hij kan zeggen, dat ik het niet bij 't rechte emd had, of dat mijn opmerking onjuist was — maar om hier van laster te spreken, een schenden van de e e r van een broeder, en dan nog wel met opzet, zooiets gaat, dunkt me, toch ver over de schreef. Voor mijn besef is de quallflcatle „lasterlijk" in dit verband iets, dat dicht ligt bij de persoonlijke ge-Irriteerdheid, waarover .broeder Bos ons allen schuldbelijdenis wilde laten doen.

Ten slotte: heb ik een leugenachtige voorstelling van zaken gegeven, toen ik schreef: In welken weg dan ook? Maar kan men dan niet meer lezen?

Wat beteekent dat: in welken weg dan ook?

Wil dat zeggen: hereenlging zoeken tqtelkenprijs?

Beduidt dat: tot hereenlging virillen komen onder

welke voorwaarden dan ook?

Weineen. Niets daarvan.

Ik wist heel goed, wat Ik neerschreef.

En ik sta er voor, ook vandaag, en wel ten volle.

Ik had het over den weg, die tot hereenlging eventueel zou kunnen lelden.

Dat is: wat is het pad, waarlangs men tot hereenlging wil geraken, enwelke stappen zet men daarop?

Nu zijn daarvoor verschillende wegen aan te wijzen. Eén bepaalde weg is door onze Synode ingeslagen. Broeder Bos wil dien weg niet op.

Een tweede weg Is: ik heb gezien, dat de Synode-weg tot hiertoe niet het resultaat gehad heeft, dat Ik wenscnte, nu sla ik een anderen weg voor, en maak dit bekend aan mijn kerkeraad, met verzoek om het door te geven. Indien deze er mee accoord gaat, aan de meerdere vergadermgen. Broeder Bos ging ook dien weg niet op. Dan Is er nog een derde weg: dat ik de Synode-uitspraak en op dat punt de Synode negeer, en opzij schuif, en de kerken negeer en opzij schuif, die dit besluit aanvaardden, en tegen die alle in, op eigen houtje een actie ga ontketenen, die precies beoogt wat de Synode heeft willen vermijden. Dien weg ging broeder Bos. Dat is wel de m 1 n s t e weg om tot hereenlging te komen.

En als Uc nu neerschreef: n welken weg dan ook, heb ik dan leugenachtig gesproken? En om broeder Bos te krenken? Eil dat met opzet? Ik denk hier aan Galaten 4 : 16: Zoodait ik uw vijand geworden ben met u de waarheid te zeggen? " Prof. Greijdanus schrijft daarover in „K.V." o.a.: Als gij Galaten (zegt de Apostel Paulus) dus meent, dat ik uw'vijand geworden ben, die ontstemd op u ben, en vsrlens doen u pijnlijk aandoet, waarin kan dat zijn oori^aak anders hebben, dan tn mijn spreken van de waarheid? Mijn; waarheidspreken zelf dus voelt ge als een vijandig handelen? De apostel constateert niet; althans vermoedelijk niet. Hij vraagt slechts. Om alzoo aan de Galaten de oogen te openen voor de werkelijkheid. De verandering ligt niet bij hem, maar bij hen. Zij kunnen de waarheid niet meer verdragen. Die doet hun nu onaangenaam aan. En alzoo schijnt de apostel him toe, als een vijand tegen hen op te treden, en vertoornd op hen te zijn; omdat zij zelven anders van denken en gevoelen geworden zijn tegenover de waarheid".

Nu, broeder Bos verkeert niet In de positie van de Galaten, en ik treed niet in de plaats van den apostel Paulus. Maar als Iemand ten ongunste veranderd is, veranderö in denken en gevoelen, en een ander houdt hem de waarheid voor, laat dan de eerste niet ontstemd worden, en tn dengene, die alleen maar begeert hem terug te leiden op den rechten weg, een „echthros" zien, een persoonlijken tegenstander, die hem krenkt of krenken wil tn zijn eer en goeden naam.

Bovendien, als broeder Bos, geltjk hij gedaan heeft, zegt, dat de hereenlging gebod des Heeren is; als van die hereenlging moet gelden: God wil het, Mc et nunc! (hier en nu!) mag iemand dan weigeren, den eenlgen weg te gaan, dien hij nog oi)en ziet? Ook al keuren anderen dien weg nog zoo zeer af? Maar mag hij dan tot die anderen die hem daarvan af manen, zeggende: dit is wel de minste weg, ten antwoord geven: U spreekt lasterlijk van mij?

Éèh uiteenzetting als hierboven gegeven, moest niet kunnen voorkomen. Moeite en tijd zijn beter te gebruiken, dan onbedachtzaam te spreken en den ander te nopen, het gesprokene te weerleggen.

Vraag Ik, of broeder Bos zijn beschuldiging Intrekt? Om zijnentwll zou ik het gaarne zien. Maar ik dring er niet op aan: i den Indruk van persoonlijke gekrenktheid zou ik volstrekt vrtllen weren; het gaat niet om broeder Bos of mij, maar om Christus en Zijn recht.

Van del actie van br Bos zie ik komen geen goeds, maar wel veel kwaads. De redenen zijn broeder Bos voorgehouden.

Br. A. Janse schreef pas: , ; Zoo gaat thans ook ons hart uit naar de broeders, die den HEERE vreezen tn de gebonden Gereformeerde kerken, maar wq achten dat wij deze broeders een kwaden dienst zouden doen door contact op te nemen, samenspreklng te houden, gemeenschap te oefenen met hun kerkelijke samenleving en met hun Synode. De Heere heeft ons vrijgemaakt doordat ztj ons uitwierpen. De Heere wil nu van ons, dat wij Zijn werk van onze vrijmaking niet ongedaan maken, gedreven door een valsche eenheidszucht. Want we mogen er verzekerd van zijn, dat wij alzoo, onze armen uitstrekkende naar onze broeders, meteen contact zoeken met een machtige strooming, die Gods Woord tegenstond en reformatie deformatie noemde en die voor het eenheldssti'evep van de wereld niet bestand zal blijken te zijn. Zie dé Synode van Eindhoven De veiligste weg voor onze kerken zal wel zijn: alle samenspreklng met de deputaten van de gebonden kerken te beëindigen".

Niet ongedaan maken 's Heeren werk van onze vrijmaking.

Ik begin hoe langer hoe meer te gevoelen voor het standptmt van Breda.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

IN WELKEN WEG DAN OOK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's