GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LECTOREN TEGEN LICTOREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LECTOREN TEGEN LICTOREN

(Bij de jaarwisseling 1948-1949)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sedert de wereld haar loop begon, kan elk geslacht bij 't wisselen der getijden zeggen: zulk een overgang als heden zich voltrekt heeft niemand eerder meegemaakt. Want het is geen nieuwe, doch een oude wijsheid: gedane zaken n.emen geen keer; de wagen der liistorle rijdt niet terug; en: God gaat van kracht tot kracht steeds voort.

Maar toch kunnen w ij menschen van 1948/49 het anders zeggen, dan wie aan ons voorafgegaan zijn. Immers, God heeft den wagen nog wel nooit doen keeren, maar Hij heeft zijn t e m p o wel versneld. Dat heeft Hij duide'.ijk ons te voren aangekondigd in het boek der Openbaring. En in zijn spreken over rijp te stoven druiven van de aarde, of over los te laten duivelen, en over bijeengroepende menschen en volken, en over zich samentrekkende vogels, die tuk op 't aas van de geUjkgeschakelde wereld zijn, en over toenemend kerkbederf tegenover voortgaande reformatie, en over duizend soortgelijke thema's meer, heeft Hij op tijd ons kond gedaan, dat de versnelde loop-der-dingen ligt opgenomen in Zijn Raad.

En dien versnelden loop van God, mèt een versnelden loop-pas van zijn dreumesen-op-aarde, wel, dien hebben wij gezien en gehoord. Wij komen er eiken dag weer van onder den indruk. Het gaat al sneller en sneller.

En ons beklemt bij dit alles een gevoel van versnelde vereenzaming van christenmenschen en van christengemeenschappen. In Nederland, zoo las ik een paar minuten geleden in een dagblad, krijgt men zoo'n gevoel: „over het algemeen is de wereldpers Nederland niet vriendelijk gezind in deze dagen", schrijft Trouw, nr 1119, p. 1. Komt er ergens nog een verstandig woord uit de een of andere pén van een redacteur van de wereldpers, dan wordt dit product begroet, maar dan met vraagteeken, als „een eerste zwaluw? " Tegelijk evenwel weet ieder onzer, dat de meeste lezers van ditzelfde blad in meerderheid zich evenzóó gedragen als die wereldpers: is er ergens een wilsvorming, die zich losmaakt van een meerderheidsdecreet, hoe ook verkregen, hoe dwaas ook toegelicht? Maar 't zal wel goed staan bij de meerderheid, komaan, laat ons haar steunen met woord en propaganda, en desnoods met een „conclusie", die onze „deskundigen" gauw genoeg in elkaar kunnen draaien.

Zoo wordt de wereld uitgeleverd aan de leugen; wat in deze dagen ons het érgste pakt, is niet datgene, wat rumoer maakt, maar juist 't geen komt op kousevoeten. God zal hun z«nden, of neen. Hij zendt hun nu al, een energie, een kracht, van dwaling (2 Thess. 2 : 11), zegt Paulus. En daarvan ben ik onder den indruk. Dwaling is niet altijd ketterij, en ook niet altijd booze wil. Dwaling is heen-en-weer-golven-in-onzekerheid; niet weten, waar je heen moet; vandaag nerveus dien kant op, morgen even nerveus een anderen kant uit. En niet meer studeeren, niet meer overtuigd zijn; niet rustig „beproeven", en aan feiten vasthouden, die publiek en richtinggevend zijn, maar zoo eens tasten, zoo eens aftasten, zoo eens probeeren. De Oosterbeekerij in kleinen en in grooten stijl. De combinatie van de propagandisten-van-decamouflageleugen mèt de bidders-om-de-parousievan-de-v; aarheid. Wie hier alleen aan dat heusoho Oosterbeek denkt, is niet-wijs. Wie denkt dat ik er niet aan denk, is dwaas.

En zoo komt onze wereld onder de daemonen. De duivelen. De geestelijke boosheden „in de lucht". We konden daarop rekenen; want de profetie, die wij in de kerk nog steeds als Woord van God aanvaarden, zegt ons, dat bij opvoering van het snelheidstempo tot een aan God bekenden graad de Satan met zijn booze macht zal „losgelaten" worden, losgelaten of „ontbonden". Waarom zouden wij dat des Zondagsmorgens willen hooren van den dominee, en niet des Maandags-avonds willen bedenken, als wij per krant of radio hooren van volkenbond en zoo, en van een massa-suggestieve poging, om kerkeUjke eeden, die nog verseh zijn, te doen vergeten?

Van duivelen gesproken, — één van de mooiste namen, die theologen^) ervoor bedacht hebben, is de benaming „Lictor God s".

Het is geen woordenspel, dat dezen naam heeft ingegeven. Lictoren, wel, we hebben ze pas over onze straten zien marcheeren, toen we n.l. „fascisten" over ons zagen uitgeworpen. Het woord „fascist" beteekent eigenlijk „drager-van-de-fasces"; en „fasces" waren de roeden, die in het oude Rome aan de „rakkers", de „rhabdouchen", wij zouden zeggen, aan de lieden van de stadspolitie, waren toebetrouwd. Een „stad" van tóen, dat is een „staat" van heden; de wereld denkt den laatsten tijd in „eenheden"; straks zal de heele wereld „polis" heeten, staat. Wie „urbi" zegt (d.w.z. tot de stad), die zegt vandaag óók „orbi" (d.w.z. tot de wereld). De stadspolitie van toen was toen zoo iets als staatspolitie, Ge-sta-po, Ge-pe-oe, Want al is de politie tegenwoordig in groot verband „geheim", toch heeft ze altijd haar „geheim" gekend; ze werkt met overval en razzia, ook in den oudsten tijd.

Dat oude Rome noemde nu zijn „rakkers" „hctoren". Staats-lictoren.

Het waren ambtsdienaren, let wel: dienaren. H é é r e n waren ze niet; ze droegen de „fasces", de roedenbundels, als ze voor de heeren-van-'t-gericht heen over Rome's straten marcheerden. Rome was de stad van de wereldpolitiek. BerUjn wou 't wezen: Washington probeert het nü te worden. En Moskou ook. Fasces, dat was een roedenbundel-met-bijl; u weet natuurlijk, dat Mussolini dat symbool van fasces, roeden-met-bijl, officieel heeft ingevoerd voor staatsgebouwen en - papieren; en we hebben ook in Nederland ervan gelust. Die dubbele-bijl was bij de volken van Klein-Azië symbool geweest van den hoogsten god; en zoo was dit symbool door de Etruskiërs naar Rome gebracht. In de dagen van Keizer Augustus waren ze er ook; waarschijnhjk hebben ook de oogen van den Menschenzoon wel datzelfde symbool gezien op muren en op perkamenten, als wat wij aanschouwd hebben toen Mussolini het oude keizerrijk weer wilde doen herlevep. Die lictoren nu waren vrijgelaten slaven; mèt of zónder bijl-symbool, al naar gelang het om breedere dan wel meer begrensde machtsgebieden ging, liepen zij voor de magistraten uit. Elen consul kreeg er twaalf, die voor hem uitliepen; een praetor zes; en een dictator vier-en-twintig. En een vestaalsche maagd, wel, ook die kreeg er één die voor haar uitliep; want deze maagden diende^; ook het staatsgeweld; een. totalitaire staat zorgt wel ter dege voor een „s t a a t s r e 1 i g i e"; en wie, als zoo'n vestaalsche maagd, het heiUg vuur op 't staatsaltaar bewaakte, dag-en-naeht, die kreeg een lictor mee: de staatsreligie, daar zorgt de staatspolitie wel ter dege voor, als het dan maar de staat s-religie is, en geen sectarisch gedoe, zooals van zekeren Nazarener.

Nu, wat dunkt u zelf? Ligt de yergehjking tusschen duivelen en lictoren niet voor de hand? Het is niet de lictor, die eigen eerst e-hands-gezag zou hebben; neen, de overheidsbevoegdheid, dié berust bij den magis.traat. Zóó rust de m a c h t ook bij den duivel niet, laat staan bij wie zijn ondergeschikten zijn; hij is geen contra-god, en nimmer concurrent der Hoogste, zeg maar: der Eéne Majesteit. Hij is maar k n e c h t; en als hij met de roede slaat, dan is hij beul, en officier, maar geen generaal, laat staan: de koning. Alleen maar: zooals de magistraatspersonen zich door lictoren laten begeleiden, die vóór hun aangezicht henengaan, zoo laat de Heere God zich door den duivel dienen; Hij zendt hem. Als ik lees van losgelaten hellemachten, dan denk ik aan losgelaten hctoren. Trouwens, lictoren waren losgelaten slaven. Zoo is de duivel knecht Gods van huis uit, en diens slaaf gebleven, zij het dan ook een verdoemde slaaf. Vestaalsche maagden kunnen, als ze haar maagdom schenden, levend begraven worden; consuls, die verraad plegen, kunnen worden doorstoken; praetoren afgezet; en ook lietoren dus kunnen worden geUquideerd. Maar zoolang zij worden vrijgelaten s l a a n ze met de roede; de Staatspolitie stuurt ze uit, en zet haar machtswil door in hunnen dienst. Zóó handelt ook het Consistorium hierboven: de Staat-van-God heeft ook zijn lictoren, die met de roede slaan. Goede zijn er, en kwade; en als de daemonen worden losgelaten, dan is het net of uit de Stadswacht plotseling de lictoren komen stuiven, 'n iegelijk zijn verdervend wapen in de hand; het is alsof ge Ezechiël hoort praten. De Consul, met den schrijversinktkoker, wel, d i e i s er óók, en houdt ze in bedwang, al is 't maar met de oogen. Maar ze stuiven toch de straat op, en ze slaan, en slaan, en vegen de straat schoon: de Staat komt met terreur. God zelf komt met terreur: bergen valt op ons; de lictoren zetten op en kijk eens, hoe ze met de roede slaan

Vraag nu maar niet, hoe verder met dat beeld-vanlictor valt te opereeren. Elke vergehjking hinkt. Ook deze. Het punt-van-vergelijking kan men willekeurig uitbreiden, en dan loopt het mis. Ook kan men het willekeurig beperke n, en dan is 't óók al mis. Zoo ge wilt — het is trouwens hierboven eigenlijk al erkend — kan men óók de goede engelen wel

Gods lictoren noemen; en feitelijk zijn zij pas récht lictoren van hun God en Koning; de duivelen komen vaak als engelen des lichts, en dan houden ze de roede onder de toga of achter den rug en verloochenen hun Magistraat zooveel ze kunnen. Dat doen de goede engelen niet.

Ja, wij willen u verder tegemoet komen, als gij soms het beeld wilt brengen ónder den greep van uw didactisch proza; zooals ook wij dat willen. Ge kunt den Zoon Gods Grooten Lictor noemen: Hij is tenslotte Knecht des Heeren, en God alleen is Koning; en heeft de executie van het Oordeel aan dezen zijnen „Man" (Handelingen der Apostelen) gegeven.

Maar hoe het zij: lictoren slaan en slaan toe. pn ook als de daemonen uitzwermen, ook dan heeft hen de Zoon gezonden; de „Man" is in en boven hen.

En als zij slaan, dan wordt het kerkvleésch óók geslagen. Als God de straat schoonveegt, dan moet óók de kerkmensch naar binnen toe. De Pinksterpreekjes van Mei 1940, dat was niet veel, óf 't was bizónder goed. Maar soms ontbraken ze: de lictoren hadden toen de Kerkstraat schoongeveegd. En als straks weer, en dan nog erger, de Terreur komt, dan wordt er weer ondergedoken. Ik weet niet, hoevelen het zijn, die met de mógehjkheid rekenen, dat ze in 1949 weer moeten onderduiken, als ze nog de kans krijgen^Noemt u hen kwezels? Ik niet. A 1 s ze het zijn, dan zijn ze 't n i e t, omdat ze met de dreigende mogelültheid van nieuwe lictoren Gods andermaal zich bezig houden.

En wij, wat zullen wij?

Wij zullen zeker geen benoeming tot lictoren krijgen. De Staatspolitie kan zulke elementen als wij zijn voorzeker niet gebruiken. Wij zijn raar volk; een synode trouwens heeft het zelf gezegd, en die zal het we! weten, tenminste onder kerkmenschjes onderling; en verder weet de Staatsmacht daar ook niet van.

Wij zullen dus geen kans meer krijgen voor een lictuur.

Wij zullen daarom worden teruggeworpen op onze lectuur.

Lictoren mógen we niet zijn van wege de Gestapo der Vereende Volken, zoodra ze echt vereenigd zijn; hetgeen nog wel wat duren kan; maar zeker in de maak is.

Laat ons dan zijn lectoren, dat is: lezers. Lezers van het Boek der Wijsheid Gods. Lezer.s van de Schriften. Die ons wijs kunnen maken tot onze zaligheid in lictorentijden.

En die ons leeren ^villen, heel concreet, hoe we ons hebben te gedragen in huis, en op straat, en ook, ala soms de lictoren ons komen halen. De nieuwen van de Nieu'vste Orde van bet Jongste Duizendjarig \i/ereldrijk. De jongste roepers van Sieg-Heil, maar dan in de taal-van-dan. De zangers-roepers met een doods kop op de pet; de stramme groeiers van Sieg-Heil, en dus van Dood-en-Onheil aan wie niet mee zingt, en het Insigne-van-het-Beest niet draagt, zoo'n gore hond. De lictoren, die hun aangezicht tot een keisteen zullen hebben gesteld; de duivelstoejagers in livrei. In de livrei van den Staat van straks, gesteund door de Oecumenische Wereldstaatskerk.

Lectoren tegen lictoren.

Tégen lictoren? Ik hoor iemand smalen: als iemand van de straat is afgejaagd, en hij gaat thuis in zijn heilig boekje lezen, dan is dat noodgedwongen; en heelemaal geen martiale contra-praestatie.

Wie zoo spreekt, heeft gelijk.

Maar er is een woord-van-wijsheid: als ik zwak ben, dan ben ik machtig; en als ik vluchten moet, dan schiet mijn God mij vleugels aan; en als ik noodgedwongen thuis moet blijven, omdat de Lictoren, met alle consuls en praetoren en tyrannen en heusch ook met de Verheerlijkte Vestaalsche Maagden bij elkaar de toegangswegen voor den Centralen Oecumenischen Eeredienst vrijhouden — dan kaïr niemand naar zijn „sectekerkje" toe; dat ding is trouwens toch op slot gegooid —. Dan is mijn grijpen naar mijn bijbeltje, mijn lectorschap zoo iets als noodmaatregel vanwege hun lictorschap. En toch, en toch, dan word ik daarin machtig. Machtig in de Schriften. Stond er ook niet daar een hoofdstuk over de Uniform van Gods Heiligen, en over hun bewapening? '

De lector is dan toch in dienst. Want „lezen" is zijn ambt. Het ambt van wie geestelijk censuur oefent over kerk en wereld. Het ambt van wie geestelijk onderscheidt, van niemand verder onderscheiden zijnde. Het ambt van wie geestelijke roeden komt hsmteeren.

Is zulk een situatie vreemd aan ons? Wel neen, ze was er reeds in Gethsemané. Daar was de Duivel lictor van Gods rechts-h a n d e 1. Maar Christus bleef de Lector van Gods rechts-b ó e k. Zoo bleef Hij in de lijn. En zoo is Hem straks alle macht gegeven, alle bevoegdheid-met-de-daad, in hemel en op aarde. Zóó, door zich aan de Schrift te meten, en alle ding te plaatsen in haar licht, is Hij geworden verslagenenaar-het-vleesch van den kwaden lictor, die genaamd wordt duivel en satanas. Maar toen Hij opstond op zijn paaschdag, droeg Hij een certificaat in de hand: Hij was op Goeden Vrijdagavond hierboven al dadeHjk uitgeroepen tot Gods Lictor-van-Goede-Diensten; en Hij was de Rechtvaardige „Man" genaamd, door wien de Magistraat de wereld eens zou schoonvegen, maar dan als Laatste. Wie 't laatste veegt, veegt het schoonst.

Ge houdt niet veel meer over als ge heusch een gereformeerd mannetje zijt. Geen lintje, en een postje, en geen baantje, en vooral geen baan.

Misschien is 't wel eens goed, dat wij naar binnen zijn gejaagd door Gtods lictoren. Om weer eens lector, lezer Gods te zijn. „Voorlezers" hadden we genoeg, maar „lezers" mogehjk te weinig.

En laat ze ons dan maar verder „dwazen" noemen, en „extremisten", soms van vlak nabij. Tolle, lege. „Lees" wat er staat; want het is een groote kunst, op oudejaarsavond 1949 het camouflagenet van u af te schudden en tot iedereen te zeggen: maar man, DIT is geschied en DAT staat er geschreven, en of ge nu een broertje zijt óf een vijand, ik zal mijn neus op teksten van de acta van de magistraten en van de Agenda van mijn Vader drukken: Heere, geef mij de lectuur, en' laat de lictuur aan de duivelen maar komen, en aan hun vierde en vijfde colonne. Maar doe mij bidden , wetende, dat het geen on-zin doch den ? indes-Heeren zegt: heft uwe oogen op, gij onderduikersvan-morgen, want zie, uw Lictor, die ook Lector was, Hij komt, arm en een Heiland. Geen wonder: Hij was toch Gods zuivere Lector? Toen Hij mij leerde lezen, toen heeft Hij mij bewapend; Hij is de eenige Lictor, die zulke wapens kent.


1) Bij wijze van voorbeeld dit citaat: Duplex, nunc temporis certamen a Sponsore subeundum, alterum cum Deo Patre, alterum cum ipsius Ilctore Diabolo; dum ilium reparare Amicum, hunc expugnare Inimicum Sponsori incumbebat (Voget, aangehaald in B. de Moor, Disp. Theol. de Precibus Chr. Gethsemanitanis, opgenomen in Commentarius Perp., Lugd. Bat., IV, 1766, p. 848).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

LECTOREN TEGEN LICTOREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's