GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuw Oosterbeeksch palliatief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuw Oosterbeeksch palliatief

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VII, slot)

Uit Schrift en Belijdenis is in voorgaande artikelen aangewezen het recht en de plicht tot ratificeering van synode-besluiten. Ook maant de historie de kerkeraden aan, goed uit de oogen te zien, en zich door synoden niet op sleeptouw te laten nemen.

Hoe is de gang van zaken geweest?

Onder het kruis en uit de verstrooiing zijn in ons land de plaatseUjke kerken door Christus vergaderd. Eerst later kwam men als foederatie, als kerkenbond, tot kerkverband. Maar dan altijd zóó, dat iedere plaatselijke kerk haar volle macht en vrijheid in onderwerping aan Gods Woord en onder de heerschappij van haar eenig Hoofd Christus bleef behouden.

Vandaar dat men van den aanvang af sprak van de Nederlandsche gereformeerde kerken in het meervoud, in scherpe tegenstelling met 'Rome, dat vooropstelde de „katholieke" kerk met het episcopaat en beweerde, dat de plaatselijke kerken slechts deelen zijn van 't geheel, en slechts zoolang ware kerken, als zij bij dat geheel zich houden en daaraan zich onderwerpen.

Dienzelfden kant gaan thans de gebonden kerken op, het gereformeerde spoor totaal bijster. Door en door Roomsch, onschriftuurlijk en ongoddelijk is de door haar synoden gevoerde propaganda, dat men zich eerst te houden had aan hetgeen een synode besloot, éér men ging vragen wat de Heere spreekt in Zijn Woord, en diensvolgens de Belijdenis eischt en de Kerkenordening. Elke regeerende synode is een p a u s e 1 ij k e synode. En elke synode, die eischt: eerst mij gehoorzamen, is een antichristelijke synode. En zullen we ons nu op dat pad laten meetroonen? We denken er niet aan.

Rechtdraads tegen zoodanig fataal drijven in, gaat het gevoelen en bedoelen der Voorbereiders en Opstellers van onze kerkenordening.

Zoo heet het in de Voorrede der Acta van het Wezelsche Convent, waar het kerkverband is voorbereid, dat men naar het Woord Gods bijeengekomen was om in alle Nederlandsche Kerken eenparige overeenstemming te doen onderhouden niet alleen inzake de leer, maar ook in de orde zelve en in de kerkelijke' regeering. Maar dat tot invoering van het voorgestelde noodig zou zijn de bezegeling door de Nederlandsche dienaren met unanieme toestemming.

Even verder (I, 6) wordt uitgesproken: „Want dat die dingen, welke gehjkeüjk allen aangaan, hetzij nu, hetzij hierna, door een of andere kerk alleen zouden worden vastgesteld, zonder het oordeel van de andere kerken te raadplegen, op welke ze evenzeer betrekking, hebben, dat komt niet overeen met de autoriteit der Schrift, noch met de billijkheid der wetten". Dus: die zaken, „die in het algemeen op alle kerken en den gemeenen dienst zien" beslisse niet elke kerk voor zich, maar dit geschiede op een synode. Gesteld echter eens, dat er om een of andere reden geen synode kan gehouden worden? In dat geval, zoo vervolgen de Wezelsche Artikelen, kieze men eenige mannen, dip eerst elk voor zich of met zijn drieën een concept opstellen aangaande alle zaken, die de kerken in het gemeen aangaan; daarna moeten ze uit al die concepten een zeker formulier ontwerpen, „hetwelk óf door de stem van iedere kerk afzonderlijk en van alle kerken saam zal worden goedgekeurd, óf zoo iets verbetering behoefde, met eenparige toestemming verbeterd en in een juisteren vorm gebracht zal worde n".

Geen heerschappij van menschen, 't zij al of niet in synoden bijeen — alle nadruk valt op de vrijheid en zelfstandigheid der plaatselijke kerken, die eiken voorslag van menschen hebben te toetsen aan het Woord des Heeren. Opdringing? Ik synode spreek, en gij, kerken hebt te buigen? Hoe volkomen vreemd is dergelijke aanmatiging aan het gedachtenklimaat, waarin het gereformeerde kerkrecht aanvankelijk zijn uitdrukking en formuleering hier te lande ontving. Wij herinneren hier nog eens aan de bekende uitspraak van de opstellers der Weze'.sche Artikelen (V, 19), als het gaat over verlating van of losmaking uit den dienst, waarin natuurlijk de classis gekend moet worden: „Nochtans meenen wij niet, dat aan de vergaderingen 4er classis eenig recht in deze zaak over eenige kerk of hare dienaren toe te kennen zij, t e n-zij deze (kerk) hierin uit eigen beweging toestemme; opdat de kerk niet tegen haar wil beroofd worde van haar recht en geza g".

Terwijl aan het slot (VIII, 22) verklaard wordt: „De Dienaars, die zich de moeite hebben getroost, deze (bepalingen) bijeen te brengen, wi.len hiermee openlijk voor God en menschen betuigd hebben, dat zij bij het vaststellen van deze capita, welke tot zoover opgeteekend zijn ten bate van de goede conditie der Nederlandsche kerken, en haar uniforme en overeenstemmende regeling, dit door hen gedaan is zonder eenig nadeel voor de andere kerken.. ". Daarom werd dan ook in de kerkenordeningen uitdrukkelijk melding gemaakt van het „gemeen accoord" waarmee ze waren gesteld en aangenomen (Middelburg 1581,

art. 69; 's-Gravenhage 1586, art. 79; Dordrecht 1618 —19, art. 86, thans art. 87).

Bindende kracht, zoo oordeelde men, komt aan de synodebesluiten als zoodanig niet toe. Bindende kracht heeft alleen het Woord des Heeren. En synodebesluiten worden door de kerkeraden aanvaard, omdat •en in zoover ze overeenkomen met het Woord •des Heeren.

Zijn de kerken, zijn de synoden bij dit Schriftmatig inzicht gebleven?

Bewaarden ze de juiste gedachte, dat de macht verblijft bij de mandateerende kerken?

Helaas neen.

De kerken moeten met haar synoden, hoe nuttig •en belangrijk en uitnemend werk ze vaak gedaan hebben en doen, uitermate voorzichtigzijn..

Al vrij spoedig na de Reformatie der 16e eeuw matigden de synoden zich soms een gezag aan, dat hun allerminst toekwam.

Het ging langzamerhand (en het gaat, ook in onzen tijd) naar het noodlottig proces, door Dr F. L. Rut-.gers zoo meesterlijk beschreven in De Heraut van 25 April 1886, waar hij o.m. zegt: „Kerkelijke bestuursleden, die, onder welken naam ook, zichzelven beschouwen als een soort van kerkelijke overheden, worden door die positie als vanzelf gedrongen, hun macht als zoodanig te h a n d-li a V e n. Vindt dit tegenstand, dan komen zij er a!s vanzelf toe, met alle hun ten dienste staande middelen het verzet te breken. En wanneer dan dat verzet zich gronden kan op Gods Woord, terwijl hun eigen heerschappij ^ich daaruit niet laat rechtvaardigen, dan is wederom zeer natuurlijk, dat aij hoelanger hoe meer Go ds Woord gaan ter zijde stellen, om zichacfater hun menschelijke inzettingen te verschansen. Op de zuiverheid van leer en van leven wordt dan allengs minder gelet; meer en meer wordt uitsluitend geijverd tegen alles wat de hiërarchie in gevaar brengt; strijd tegen haar gezag wordt tenslotte de groot e, de meest sitrafbare, de bijna onvergeeflijke zonde; en het is dan deze zonde, die bepaaldelijk getroffen wordt door de toepassing van de kerkelijke tucht. Zij verandert dan geheel van karakter, al behoudt men ook het woord en de vormen. Zij ontaardt tot een steunsel voor de kerkelijke hiërarchie, tot een dwangbuis voor de overheerschte gemeenten, tot een wapen in den kerkdijken strijd". (Wij spatiëérden). Ts het niet, alsof hier ontworpen wordt, nauwkeurig en scherp, een beeld van den geest en de drijving der hiërarchische synoden van '42 en daarna?

Iets dergelijks ontmoeten we ook b.v. op de Gelderache Synode van 1618 (Reitsma en van Veen, TV, 219) waar ze uitspreekt „dat aan de synode competeert wetten te geven en niet van een classis te ontvangen" — Een Commissie, die in 1721 zal opstellen een concept Visitatie-reglement is eenparig van gevoelen, dat de Christelijke Synode o.a. moet „ordonneeren en gelasten" dat alle kerkeraden alle zaken, waarnaar in de visitatie-vragen onderzoek gedaan is, „stiptelijk in prakt ij k brengen en onderhoude n". — De predikant van Rijsoord brengt in den kerkeraad twee stemmen uit; een synodale resolutie van 1726 had uitgemaakt, dat die oude gewoonte bestendigd zou worden. Twee ouderlingen en een diaken vragen voor dit zonderling gebruik bevsrijs uit Gods Woord. De predikant zegt: „er ligt een synodale resolutie, welke wij allen moeten gehoorzamen en waaraan 'wij ons moeten onderwerpen, als zijnde de hoogste (!) kerkehjke vergadering en degenen die zich daartegen stellen zijn aan de kerkehjke censure onderworpen" (!!). De Classis weet „deze personen" tot „onderwerping" te brengen.

De klauw van het Beest.

In De Heraut, nr 476, schrijft Prof. Rutgers: „Gelukkig de kerk, die ontkomen is aan de ongerechtigheden eener Protestantsche hiërarchie".

Maar ook de vrijgemaakte kerken hebben toe te zien. Terecht schreef Prof. Rutgers in het Herautartikel van 25 April 1886: „Zij er maar in onze kerken door des Heeren gunst, kennis van Gods Woord en van zijn ordonnantiën; bereidvaardigheid om zich daaraan tot eiken prijs te onderwerpen; opmerkzaamheid op de teekenen des tijds en op de lessen der geschiedenis; en een vast vertrouwen op de macht van de wezenlijke en de eenige kerkelijke Overheid, d.i. op de almacht van den eeuwigen Koning, die door revolutie van zijn dienaars toch nooit kan worden onttroond!"

Het zal duidelijk zijn, waarqm we meenden tegen het nieuwe Oosterbeeksche palliatief te moeten ingaan.

De stem uit Oosterbeek riep: vrede, vrede!

Men meende daar de kerk te bouwen. Inderdaad was men bezig te breken.

Want alle vrede, die zich niet baseert op recht, het recht, dat vraagt naar de feiten, is een schijnvrede, een valsche vrede, en daarom nieuwe bron van verwarring en oneenigheid.

Iemand kan wel viede roepen. Maar intusschen kan hij, schoon gansch onbedoeld, onvrede te voorschijn roepen.

Men spiegele zich aan het woord, dat we (met geringe wijziging) aan Tacitus ontleenen: „Quum pacem vocarent, vastitiem faciebant". (Terwijl ze „vrede" riepen, waren ze bezig, stukken te maken.)

P. D.

HEIDELBERGSCHE CATECHISMUS

Aan de abomiees op mijn „Heidelbergsche Catechismus": deel II, bl. 36, regel 16 v. b. staat: Want. Lees: Wat.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuw Oosterbeeksch palliatief

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's