GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater, neven

. Wij komen nu tot de meest bekende, eenentwintig, woorden in art. 36, die door een synode der Gereformeerde kerken tusschen haakjes zijn geplaatst, als niet meer geldend voor onzen tijd, want, zoo zei men, onze vaderen leefden, toen zij dit beleden, nog in de dwaling van hun dagen. Zij luiden: om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst, om het rijk des Antichrists te gronde te werpen.

Lohman zegt nu: wij achten het juist de roeping der overheid alles uit te roeien, wat 't Koninkrijk van Christus in den weg staat. Het verschil loopt alleen over de middelen, waardoor dat dient te geschieden.

Prof. Rutgers merkte tegen hem indertijd op, dat het artikel niet is te handhaven, n.l. zooals hij het opvatte. Alle kerken, die op alle andere punten haar belijdenis trouw handhaven, laten hen, die op dit punt bezwaar hebben, toch ongemoeid.

Lohman vraagt: wordt daarmee niet geheel de kerkelijke belijdenis op losse schroeven gezet, en gelijk gegeven aan hen, die aan de feitelijke verwaarloozing van de handhaving der belijdenis het recht ontleenden, geheel die belijdenis als niet bestaande te beschouwen?

Wij voor ons, dus zegt hij, zouden het, vooral in dezen tijd, betreuren, dat een Kerk, die Jezus Christus als haar Hoofd erkent, niet meer datgene zou durven belijden, wat art. 36 inhoudt, mits men er niet allerlei aan toevoegt, dat er niet in • staat; bijv. dat de overheid als zoodanig partij moet kiezen en dat zij dus met alle haar ten dienste staande middelen (wettelijke bescherming, officieelen invloed, staatsgeld, dvwngende macht enz.) die Christelijke richting moet bevorderen, die zij als de eenig ware erkent; terwijl zij met diezelfde middelen alle andere richtingen tegengaat, onderdrukt, en voor zooveel zij kan, haar belet zich te doen gelden.

Een overheid kan ook thans zonder eenige inbreuk te maken op iemands vrijheid, of eenig privilege toe te kennen aan eenige kerk of meening, het Koninkrijk van Jezus Christus bevorderen. Hebben, zoo gaat hij voort, ook in deze eeuw niet vele antirevolutionairen, meenende zich te moeten verzetten tegen den geest der eeuw, getuigd tegen de ; , scheiding van Kerk en Staat" zooals die thans door bijna alle Europeesche staatslieden wordt opgevat; mannen als Bilderdijk, Da Costa, Groen van Prinsterer, Keuchenius? Heeft niet vooral deze laatste geen gelegenheid laten voorbijgaan om, ook op staatkundig gebied, ook als Minister, van de heerschappij van Koning Jezus krachtig en onbeschroomd te getuigen? Van verzwijging van Diens naam wilde hij niets hooren. Nog kort voor zijn dood gaf hij aan een zijner vrienden zijn afkeuring te kennen over een artikel in „De Heraut" van 22 October 1893, waarin het publiek gebed werd verdedigd, mits niet geschiedend in den naam des Heeren Jezus Chris-

tus; en zulks ter wille van Joden en modernen.

Men weet, dat ook prof. Dooyeweerd in zijn „Wijsbegeerte der wetsidee" tegen deze gedacljte opkwam.

Hoeveel te meer is er dan reden voor diegenen, dio deze wijsbegeerte thans aan verschillende hoogescholen doceeren, op te komen tegen de uitlating van de thans toonaangevende antirevolutionairen, dat het niet noodig is in de internationale vergaderingen op te komen voor de erkenning van den Christus, omdat men daar thans niets meer van begrijpt, terwijl men zich zou moeten beperken tot de aanwijzing der vruchten van het Christelijk geloof voor het staatsieven, omdat de humanisten die vruchten nog willen aanvaarden.

Er is voor prof. Zuidema beter werk te doen, dan hij thans ondernam, hopelijk met een niet weer terugkrabbelen naderhand.

Lohman schreef: juist doordat men niet meer op staatkundig gebied durft te getuigen, dat alleen door onzen Heere Jezus Christus als Koning te erkennen, onze maatschappelijke toestanden kunnen verbeteren, en dat ondanks al het „meedoen" met radicalen en socialisten, de toestand dezelfde blijft, zoolang dit niet door geheel ons volk wordt ingezien, werkt men den geest der eeuw in de hand. In een noot wordt dan verwezen naar het woord van Groen: alleen in Isolement ligt kracht. Isolement, dat wil zeggen, het streng vasthouden aan eigen beginselen.

Opmerkelijk is voorts, dat de vier bovengenoemde rechtsgeleerden, hoewel ook op staatkundig gebied steeds strijdende voor het Koningschap van den Heer Jezus Christus, nochtans zoomin aan de gereformeerde als aan eenige andere kerk eenigen voorrang of voorrecht hebben vrillen toegekend.

We hopen, zoo eindigt Lohman hier zijn betoog, dat art. 36 niet door de gereformeerde kerken, in Synode vergaderd, zal worden verzwalrt of verminkt. Noch voor die kerken, noch voor ons land ware dit wenschelijk. Dit schreef hij in 1897.

Dat hij daarna, allicht onder den invloed van de z.g.n. historische interpretatie meeging met die verminking, doet aan de beteekenis van dit zijn betoog niets af.

Want heel dat beroep was fout, zooals nader door prof. Schilder duidelijk werd aangetoond.

Lohman schrijft: wij houden ons aan dat artikel onzer belijdenis en willen daar niets afdoen. De hooge roeping der regeering, haar heilige taak wordt daarin zeer juist aangeduid: handhaving van de gerechtigheid, ter eere Gods, ten behoeve van ons, die gehoorzaamheid verschuldigd zijn in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord. Zal het land, waarin wij wonen, Gode welgevallig zijn, dan moet daarin noch afgoderij, noch valschen godsdienst voorkomen; dan moet daar het Evangelie overal gepredikt worden; dan moet Jezus Christus daar heerschen. Alles wat dezen heilsstaat bevorderen kan moet de Overheid, wil zij aan haar roeping voldoen, verrichten, opdat God gediend worde gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt.

God te dienen en te verheerHjken is dus èn voor de Overheid èn voor het volk het einddoel.

Hij merkt verder nog op: men kan valschen godsdienst uitroepen evenals valsche wanbegrippen of verkeerde neigingen door er iets anders en iets beters voor in de plaats te stellen. Dat in de zestiende eeuw men ook regeermacht gebezigd heeft om de R.K. kerk te fnuiken, ontkennen wij niet. Ter zelfverdediging was dit toen noodig gelijk het weer noodig zou kunnen worden. Maar het volgde niet noodwendig uit het artikel zelf.

be vrucht der Reformatie is de vrijheid van conscientie van all? vrijheden geweest. Lohman wijst hier op het werkje van dr Jellenek: Die Erklarung der Menschen-und Burgerrechten.

Dat onze voorvaderen, dus zegt hij, het Koninkrijk van Jezus Christus willende bevorderd zien door de Overheid, niet terstond de practische gevolgen hebben doorzien, waartoe dié stelling eenmaal kon leiden, ontkennen wij natuurlijk niet. Zoolang de Overheid nog het zwaard bezigen moest om haar eigen onderdanen te beschermen tegen de overmacht van een Kerk, die destijds werkelijk Europa beheerschte, konden die gevolgen niet tot hun recht komen.

Eerst in de Vereenigde Staten, waar die kerk minder machtig was, ontwikkelde zich al heel spoedig wat uit het juiste beginsel moest voortvloeien. De aanbidding in geest en waarheid sluit in beginsel eiken dwang, elke bevoorrechting uit. Wenscht men op dat heerlijk beginsel terug te komen?

Lohman voert dan zijn strijd met Hoedemaker, wat wij thans kunnen laten rusten.

Hij geeft het artikel weer van het program der chr. historische partij, dat, naar hij opmerkt, zich aansluit. bij art, 36 der Gereformeerde belijdenis en plaatst dan nog deze opmerking: er wordt in art. 36 o.a. gesproken van het uitroeien van alle afgoderij. Wij verstaan daaronder het uitroeien door geestelijke middelen, niet de uitroeiing op de manier als die soms in het Joodsche volk is voorgekomen. Met geweld kan men wel een ongehoorzaam mensch uitroeien, maar de afgoderij zelve kan men slechts uitroeien door geestelijke middelen. Dat is, zegt men, te geestelijk opgevat. Maar als dat zoo is, waarom wordt ons dan telkens door de kerkelijke voorgangers geleerd, dat het eerste gebod ook jn geestelijken zin door ons moet worden opgevat en nageleefd, en dat alles, waarop wij ons ver­ trouwen stellen naast en benevens God afgoderij is? (Zie bijv. vraag 45 van den Heidelbergschen catechismus). Waarom is zulk een opvatting niet te geestelijk maar moet bij het uitroeien van afgoderij juist aan zwaard of uitwendig geweld worden gedacht?

Is het nu niet een uitermate alarmeerend teeken voor de antirevolutionaire partij, dat haar leiding den droeven moed heeft om, als thans feitelijk niets anders geschreven wordt dan wat zoovele van haar voorgangers steeds trouw getuigden, dit met veel verontwaardiging zelfs te doen tegenspreken, en die tegenspraak zoo krachtig mogelijk te propageeren?

Moet men deze partij thans afmeten naar datgene wat zij loochent? Dan staat het niet al te best met haar, tenzij men alsnog tot bezinning komt; en een der middelen daartoe kan zijn, dat men een zoo fel bestreden boek zooveel mogelijk ernstige lezers bezorgt en wat als gif werd aangewezen als goed medicijn aanvaardt.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's