GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Vereer den Heere van de eerstelingen al uwer inkomsten". Spr. 3 : 9b.

Hier is een woord des Heeren, van den trouwen God des Verbonda, van onzen God tot elk van Zijn kinderen, dat inkomsten heeft; tot den vader van het huis, die voor zijn gezin heeft te zorgen; tot de zoons of dochters des huizes die al wat verdienen, waarover ze, met goedvinden hunner ouders, zelf de beschikking

hebben; tot de op zichzelf staanden jongeman of jongedochter, die geregeld het loon of het salaris in eigen handen krijgt; tot den militair, die soms aan soldij heel wat opsteekt, vooral toen hij nog in „Indië" diende; en ga zoo maar door. Ook tot ieder, die van steun leeft, of van „Drees" ontvangt.

Den laatsten dag der week, of op den eersten der maand, of midden in het kwartaal; het kan niet schelen op welken dag — voor ieder breekt op zijn tijd het oogenblik aan, waarnaar hij al telkens heeft uitgezien: die zijn spaarpot al aardig ziet groeien, net zoo goed, als die genoodzaakt was schulden te maken en op de pof heeft moeten koopen. Eiken keer weer een feestdag!

En zoo komen ze met den buit thuis. En gaan ze aan het rekenen, en aan het verdeden. In èlk geval voor vandaag wat extra's. Dat moet! Verder voor de belasting zooveel; voor den slager; voor den kruidenier; voor de vacantiereis, voor een cadeautje, voor de huur enz., enz.

Maar neen, zóó gaat het toch niet goed.

NatuurUjk is de Heere er ook bij tegenwoordig, bij dat tellen en rekenen; al doe je, alsof je moederziel alléén bent en al zou je niet graag er één bij hebben. Hij is er; en eiken keer, als je daar weer zit, hoe je inkomsten te verdeelen, in de hoop voor jezelf zooveel mogelijk weg te kunnen leggen, neemt Hij het woord, en spreekt:

„Denk er wel om, het eerste van uw inkomen is voor Mij, om Mij daarmee te eeren. Al het geld, dat ge daar hebt, ja, hebt ge zelf verdiend; misschien met hard werken, maar dat ge het hebt kunnen verdienen, dat is louter genade; dat hebt ge aan Mij te danken, en aan Mij alleen. En feitelijk zou Ik het weer van u kunnen opeischen. Maar dat doe Ik niet; wat Ik wel vraag, ja van u eisch, dat is, dat ge de eerstelingen, het eerste van Uw inkomen Mij geeft. En de rest moogt ge besteden, om in uw eigen nooden te voorzien".

En hoeveel vraagt de Heere dan voor Zichzelf, voor Zijn dienst, voor Zijn kerk, voor Zijn armen, voor den arbeid in Zijn Koninkrijk?

Dat zegt Hij niet. Van Israël vroeg Hij de tienden: met nog de eerstelingen van de kudde en van den oogst en allerlei offers. Aan ons laat Hij het zelf over. Maar dit is zeker: in de nieuwe bedeeling, waarin wij leven, en die zoo ontzettend veel rijker is dan de bedeeling der schaduwen, kunnen wij in geen geval met minder toe. Dan zijn de tienden zeker wel het allerminst, om daarmee den Heere, onzen Gtod, te vereeren.

Dus die per week f 50.— verdient, legge f 5.— weg voor den Heere; daarvan doet hij in de collecte, daar betaalt hij van voor de Zending en alle werk van barmhartigheid, enz.

Die per maand f 200.— ontvangt, legge direct f 20.— weg voor dat doel; die van f 16.— steun moet leven, geve den Heere f 1.60 enz. Goed te verstaan, dit is het minste. Israël "betaalde nog meer. Nog eens, de Heere laat ons vrij; alléén handhaaft Hij den eisch: „Vereer Mij van de eerstelingen a 1 uwer inkomsten!" Meenen wij, dat wij met minder kunnen volstaan dan Israël? Of zouden wij onze vrijheid mogen gebruiken om te blijven beneden de maat, aan Israël gesteld.

Dat is geen vraag. Liever geven we meer, graag meer!

Maar kan dat ? Als iemand f 16.— heeft om van te leven, kan hij toch geen f 1.60 daarvan afstaan; en een die per jaar f 2400.— verdient, kan maar zoo geen f240.— weggeven. En stel eens iemand, die f4000.— per jaar inkomen had, zou die dan aan den Heere f400.— moeten en kunnen wegschenken?

Of dat kan? Dat moet! Dat vraagt de Heere toch! Wij mógen dèarop niet afdingen. Dat moet eerst vóór we andere uitgaven doen.

Dat is nog noodzakelijker, dan dat we de belasting en de huur betalen. De mensohen zeggen: „De belasting eerst" „De huur eerst!"

„Neen", zegt de Heere, „Mij het allereerst!"

Den volgenden keer praten we verder, hoop ik.

HUISMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's