DEUTERONOMIUM 26:3—6
(naar Beza: . „Les saincts cantiques", 1595)
'k Verklaar hier heden voor den HEER, voor U, mijn God buig ik mij neer: Dit land, dat vloeit van melfc en honing. Gij bracht er mij, o groote Koning.
Gij waart gedachtig aan den , eed, dien Gij aan onze vaad'ren deed. Naar Uw belofte, hun gegeven, mag 'k blijde in dit land nu léven.
Een Syriër, 't verderf ten buit, zoo toog, o God, mijn vader uit om in Egypte met zijn zonen gelijk een vreemdeling te wonen.
Hij werd een volk daar, sterk en groot. Maar harden dienst en kwaad en nood, het dwangjuk der Egyptenaren droeg Israël er vele jaren.
Melodie: Psalm 9.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1951
De Reformatie | 8 Pagina's