GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zoo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: aakt uw wegen en uw handelingen goed, zoo zal ik u doen wonen in deze plaats. Vertrouwt niet op valsche wooMen, zeggende: es HEEREN tempel, des HEEREN tempel, des HEEREN tempel zijn deze. Jer. 7 : 3, 4.

Jeremia 7 verplaatst ons in de dagen van Jojakim, koning van Juda.

Het was in de laatste tijden van Juda's volksbestaan. We kennen misschien dat bekende rijtje nog van onzen schooltijd: Josia, Joahaz, Jojakim, Jojachin, Zedekia. Josia was de laatste vrome koning.

Maar na hem ging het met de koningen en het volk van kwaad tot erger.

Jojakim deed dat kwaad was in de oogen des HEEREN, 2 Kon. 24 : 37. En daarin volgden hem valsche profeten en priesters en het volk. Daarom waren de onweerswolken van Gods gericht niet van de lucht. God gaf Juda nu eens in de hand van Egypte, dan weer in die van Babel. Het tweestammenrijk werd een onbeteekenend vazalstaatje. Dat werd kaal geplukt en geschoren door de grootmachten Egypte en Babel. En wat zij overlieten plunderden de kleinere volken die Juda omringden.

„En de HEERE zond tegen hem de benden der Chaldeën en de benden der Syriërs en de benden der Moabieten en de benden der kinderen Ammons, en zond ze tegen Juda om dat te verderven, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst zijner knechten de Profeten". 2 Kon. 24 : 2.

De HEERE sloeg Zijn volk, zich tot den HEERE niet. maar het bekeerde

Jeremia schrijft: Gij hebt ze geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld. Gij hebt ze verteerd, maar zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen. Zij hebben hun aangezicht harder gemaakt dan een steenrots, zij hebben geweigerd zich te bekeeren". Jeremia 5:3.

Laten ze maar niet denken, dat zooiets-onmogehjk is.

Silo is een waarschuwend voorbeeld. Daar deed God eens zijn naam wonen. Maar Hij heeft het gesteld tot een vloek allen volken der aarde. Jer. 26 : 6.

Laten ze ook maar eens denken aan het tienstammenrijk, dat in ballingschap is weggevoerd. Zóó zal de HEERE ook met hen doen als ze zich niet bekeeren. Want de HEERE zal de rechtvaardigen zegenen. Maar de goddeloozen zal Hij verdelgen. Ook de goddeloozen onder zijn volk.

In de kerk van het Nieuwe Testament is telkens weer de zonde van valsche gerustheid ingeslopen. En van de dreiging als van Jeremia 7 maken sommigen zich af door te zeggen: Ja, zoo was het onder het Oude Testament. Maar onder de Nieuwe Bedeeling kan dat niet meer gebeuren. Er is geen echte verbondswraak meer. en geen verbondsvloek in den vollen zin van het woord.

Doch zulke redeneering is niet anders dan valsche profetie.

Heel het Nieuwe Testament is vol van dreiging over een afvallige kerk.

Er waren eens in Klein-Azië bloeiende gemeenten. Er is niets van over. De HEERE heeft het Ucht van den kandelaar weggenomen.

Er was eens een groote kerk in Noord-Afrika. Daar heerscht nu de halve maan van het Mohammedanisme.

En wat is er geworden van de kerk onder vele volken van Europa?

En wat is er geworden van de kerk in ons vaderland?

We moeten maar niet alleen spreken van de zonden van anderen. Maar ons zelf stellen onder de tucht van het woord des HEEREN.

We kunnen zeggen: Ons volk is corrupt. Het dient de afgoden en leeft voor brood en spelen. Het recht struikelt op de straten en goddeloosheid en zedeloosheid nemen hand overhand toe. Ik denk dat er veel, zoo niet alles van waar is.

We kunnen zien naar andere kerken en wijzen op allerlei zonden, die daar heerschen. Ik denk inderdaad, dat het hier en daar grondig mis is.

Maar we zullen ons zelf moeten afvragen : Hoe staat het met ons?

Ik herinner me levendig in de dagen van schorsing en afzetting eens gepreekt te hebben over Jeremia 7 : 1—7. Ik heb niet veel van de synode gezegd, maar wel gewezen op zondige daden, waarover we ons moesten verootmoedigen en waarvan we ons moesten bekeeren. Verder wees ik op zonden in de plaatselijke kerk. En wekte de gemeente op de handelingen en wegen goed te maken.

De eenige reactie van den kerkeraad was : Wat een antisynodale preek.

En van deze en gene hoorde ik: Wat ziet u den toestand donker in.

Ook werd gezegd: Maar er is onder het Nieuwe Testament toch geen verbondswraak meer! Doch men weigerde zich onder de tucht van het woord des HEEREN te stellen.

Dat was erg. Wee een kerk, die niet meer luisteren wU naar Gods dreigingen.

Hoe staat dat met ons? Hebben we ons daarvan bekeerd ?

De HEERE heeft ons vrijgemaakt van de zonden van binding en schorsing. Daarvoor mogen we dankbaar zijn. Maar dat is alles niet. Hebben we gebroken met den hoogmoed van: De Gereformeerde kerk gaat nooit verloren? Hebben we'ons verootmoedigd onder de slaande hand des HEEREN? Hebben we ons bekeerd van onze verkeerde wegen? Dan alleen is Ihet goed.

En anders zal het ook ons vergaan als Silo en Jeruzalem.

„Wees niet hooggevoelende, maar vrees". Rom. 11 : 20.

Valsche profeten zongen het lied van vrede, vrede. En het volk zong in koor dapper mee. Ze hadden het graag alzoo. Ze waren het er van harte mee eens.

Ze zeiden: ons zal geen kwaad overkomen, wij zullen noch zwaard noch honger zien". Als in de dagen van Micha zei men: Is de HEERE niet in het midden van ons ? " Micha 3 : 11.

„Geen onheil zal de stad verstoren, waar God zijn woning heeft verkoren". Ps. 46.

Daar was een stemming onder het volk van: Ons kan tenslotte niets gebeuren.

Waren zij niet het volk des HEEREN?

Hadden ze geen onvoorwaardelijke heilsbeloften ?

Stond de tempel niet in Jeruzalem als een garantie voor hun veiligheid?

Valsche profeten wezen op de machtige gebouwen van den tempel. Zij vormden Gods huis. Daar woonde

de HEERE in het midden van zijn volk.

Zou de HEERE zijn eigen tempel laten verwoesten? Zou Hij de heilige stad Jeruzalem door de heidenen laten verdelgen? Er mochten dan donkere wolken aan den volkerenhemel zich samenpakken, achter die wolken scheen toch de zon.

De HEERE mocht zijn volk wat kastijden en beproeven, in z'n toom hen verdelgen, dat zou Hij nooit kimnen doen.

Die stemming werd door de valsche profeten aangewakkerd in de bekende woorden: Des HEEREN tempel, des HEEREN tempel, des HEEREN tempel zijn deze.

We moeten niet denken, dat het volk niet alleszins godsdienstig was. De tempeldeuren waren niet gesloten. De dienst werd trouw onderhouden. De altaren rookten, de offeranden werden gebracht.

En Jeremia zal wel veel volk door de poort den tempel hebben zien binnengaan. Vooral op de hoogtijdagen zal het volk wel samengedromd zijn in de voorhoven.

Maar het léven, het léven, hoe stond het daarmee?

Wandelde men in de wegen des HEEREN en diende men God in oprechtheid des harten?

Geen sprake van. In naam van den HEERE der heirscharen moet Jeremia zeggen: „Maakt uw wegen en handelingen goed, zoo zal Ik u doen wonen in deze plaats". V. 3.

Bij alle godsdienstigheid was het volk verworden tot een corrupte bende.

Als we de verzen 5—11 lezen krijgen we den indruk van •werregaande goddeloosheid en zedeloosheid. De rechters verwrongen het recht.

Vreemdeling, weduwe en wees werden verdrukt. Onschuldig bloed werd vergoten in de heilige stad, tot in den tempel toe. Men diende andere goden en boog voor Baal. Men stal, moordde, hoereerde, zwoer bij hoog en bij laag, maakte van het huis des HEEREN een spelonk van moordenaars en kwam alsof er niets gebeurd was in het huis des HEEREN alsof men wilde zeggen: „Wij zijn verlost om al deze gruwelen te doen", v. 10.

Tot zulk een volk wordt Jeremia gezonden met den oproep tot bekeering. Ze moeten hun wegen en handelingen goed maken. Zich hartgrondig bekeeren. Wederkeeren tot den HEERE en zijn dienst. En als ze dat niet willen en niet doen, dan zal God den tempel ver-woesten. En Jeruzalem overgeven in de handen der heidenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

„Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze”

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's