GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeruzalem of Babyion

door Joh. Lagendijk.

Het is me een vreugde deze schetsenbuhdel te kunnen en te mogen brengen onder de aandacht van de lezers van De Reformatie. Als ik het woord „schetsenbundel" gebruik, is dat in overeenstemming met de wijze, waarop dit boekwerk zich aandient, maar hier wordt meer gegeven dan schetsen. We vinden hier een bespreking van de kwesties, die onder ons aan de orde zijn met tal van verwijzingen en aangegeven litteratuur, die iemand, die verder wil onderzoeken, kan helpen.

Het zou zeer gewenst zijn, dat al onze verenigingen van jongens en meisjes en vrouwen en mannen deze bundel aanschaften en gingen behandelen. Ook leiders van knapen en jongere meisjes kunnen hier veel aan hebben, als ze de „kinderen" met de tegenwoordige kerkhistorie op de hoogte willen brengen. Laat men eens beginnen en men zal er geen spijt van hebben.

Ik wil dat accentueren. We merken tegenwoordig, dat velen in de kerk moe zijn. We hebben de kerkstrijd achter de rug en nu komen we tot de ontdekking, dat die kerkstrijd zo heel veel nasleep heeft. De gevolgen laten zich overal gevoelen. Het is precies anders, dan velen hadden gedacht en gehoopt. Als we tot een geregeld kerkelijk leven waren gekomen, dan zou er einde'ijk weer eens rust komen. Men wilde eigenlijk weer terugzakken in de rust, waarin we in de deformatietijd verzonken waren en velen verstaan niet, dat reformatie niet een sluitstuk is, maar een klaroenstoot, die de nieuwe, de vernieuwde strijd allerwegen opent. Daarmee gaat gepaard: men wendt zich van de kwesties af. Men is er eigenlijk beu vaji. Hoe komt het: velen weten eigenUjk niet meer, wat zich heeft afgespeeld. Waarom het ging.

Nu kan zulk een schetsenbundel zo uitstekend dienst doen om ons weer eens te doen bezinnen op de gang, die de HERE, de Koning van Zijn kerk in zijn kerk is gegaan. Deze' schetsenbundel behandelt de geschiedenis van deze tijd maar niet als een acuut gebeuren, maar zet die geschiedenis in het raam van heel de geschiedenis van de kerk. We moeten wel enke'e schetsen doorwerken, eer we toe zijn aan het gebeuren rondom 1944. Maar dat wordt dan toch wel van alle kanten belicht. Een kerk, • die haar historie vergeet, zakt weg in de deformatie. Israël wordt altijd weer geroepen om de daden des Heren te gedenken. Zo is dat vandaag nodig. We dreigen te vergeten.

Nu ligt hier een boek voor ons, dat in een bevattelijke vorm en zeer overzichtelijk ons met al wat geschied is weer als bij vernieuwing op de hoogte brengt. Als we zulk een boek hebben bestudeerd, dan zullen we eerst zien, dat we werkelijk een REFOR­ MATIE hebben beleefd en we zullen misschien gedrongen worden weer eens meer ons rekenschap te geven van de vraag, wat de Here daarmee tot zijn kerk in deze tijd te zeggen heeft. We hebben het allemaal nodig. Immers, als de reformatorische strijd niet gedragen wordt door een schriftuurlijk en gelovig inzicht in de vragen van kerk en ambt, van belijdenis en tucht, van geloof en bekering, van woordgezag en woordbediening, dan heeft die strijd geen fundament en zal die worsteling zeker verzanden. Sommigen worden wel eens afgeschrikt, als ze zien, dat de strijd bij bepaalde mensen wel eens meer het resultaat schijnt te zijn van een logische conclusie dan van de worsteling des geloófs, dan dat die strijd is een vrucht die de Geest deed groeien aan de boom van de Reformatie. We hebben het allen nodig telkens weer herinnerd te worden aan de daden des Heren.

We moeten daar met elkander over spreken. Dit boek moest eigenlijk een plaats hebben in de huisgezinnen. De ouders en kinderen moesten het samen lezen en bespreken. Hoe is het vandaag? We lezen in Psalm 78: we zul'en het niet verbergen voor hun kinderen: vele ouders zijn al tevreden als ze kunnen zeggen: we zullen het niet laten verbergen: daar hebben ze dominees en schoolmeesters voor, als ze die tenminste nog hebben, maar wat doen ze verder zelf aan de opvoeding? Wat zou het voor de ouders goed zijn, als ze eens met hun kinderen gingen praten.

Bij de behandeling van dit boek leren we ook de gevaren onderscheiden. De bespreking blijft niet staan aan de oppervlakte, maar laat zien, waar het eigenlijk op vastzat in al die worsteling. Zo leren we onze ogen wijd open hebben voor de dwalingen, die de kerk des Heren verwoesten. We leren zien, wat vsrij kleinigheden noemen is het begin van de verwording van het kerkelijk leven. We hebben ook weer een antwoord aan onze bestrijders en tegenstanders. We zeggen immers zo gemakke'ijk: als ik met anderen in aanraking kom, dan weet ik soms niet op al hun argumenten te antwoorden: dat komt niet, omdat de vragen van die anderen zo moeilijk zijn, maar omdat ons inzicht zo weinig gefundeerd is. Zullen we kunnen bewaren het pand, dat ons is toebetrouwd, dan moeten we aan het werk Lezen en onderzoeken.

Is met deze bundel het laatste woord gezegd ? Neen, we zullen hier en daar wellicht eens een vraagteken zetten, maar het bespreken van al die kwesties brengt vast en zeker verder. Ik heb er helemaal geer. behoefte aan om op kleinigheden de vinger te leggen: we hebben hier te doen met mensenwerk en natuurlijk, daar zijn fouten en gebreken. We moeten praten en onderzoeken.

Onlangs zei iemand in een gesprek: ons Gtereformeerde volk is gehoorzaam: wanneer ons gezegd wordt, dat we een boek ons moeten aanschaffen, dan doet de grote massa het wel: welnu, als ik dat kon bereiken, dan zou ik zeer blij zijn. Deze bundel moet onder de mensen^ De bundel kost ƒ 2.75. Als we dit alles gelezen hebben, dan zien we het grote gevaar van het Kuyperianisme, ook in onze kringen als gevaar voor ons nog veel te veel onderschat. En mensen als Greydanus en Fabius om geen anderen te noemen, gaan weer voor ons leven. We worden nieuwsgierig en we grijpen naar hun woorden en werken. Laat ons oppassen, dat we niet indutten. Christus zegt: hetgeen ik u zeg, dat zeg ik allen: waakt. Dit is een boek, dat ons wakker doet blijven. Wakker ja, in

meer dan één opzicht.

DEN BOEFT.

„JERUZALEM OF BABYLON".

We ontvingen een aankondiging van de onder deze titel verschenen schetsen. Waar we zelf geen tijd hadden gehad, ze door te nemen, hebben wij de aankondiging hierboven gaarne een plaats gegeven. Schrijver van de aankondiging liet uitkomen, dat hij niet in alles instemt met de schetsen. Daarom is het goed, kennis te nemen van wat ds J. ten Hove opmerkt in „Ons Kerkblad" (N. Br., Zeeland, Limburg). Ds Ten Hove heeft ook veel waardering, maar stelt toch ook enkele vragen:

Op pag. 92 e.v. heeft de schrijver het over het verzet in de oorlogstijd. Het komt ons voor, dat hij in zijn spreken vam , , een afgodisch nationalisme" en van , , zelotische verzetshoudlng" bij de overgrote meerderheid het Geref. volk wel wat al te zeer generaliseert. Het is te vrezen, dat hij met zijn eenzijdig nadruk leggen op de verootmoediging- stuurt in de richting van een lijdelijkheid, die de principiële strijd schuwt. We zijn nog niet vergeten de artikelen, die K. S. in de eerste tijd na de capitulatie schreef in De Reformatie, later afzonderlijk uitgegeven onder de titel : Bezet Bezit. Hij heeft er ons toen van doordrongen, dat het niet juist is alleen maar van verootmoediging te spreken. Hij heeft ons aangevuurd tot een actieve geloofshouding en tot geloofsstrijd. Ieder zal zich nog herinneren zijn thema: de schuilkelder uit, de uniform aan! Hiet is waa.r, dat ook de schrijver deze artikelen noemt. Maar het is mij met duidelijk, wat hij daarmee zeggen wil. Hij schrijft: , , twee maanden lang werd , , De Reformatie" door velen binnen en buiten de kerk gelezen en gevoelden velen zich een hart onder de riem gestoken". Even verder op dezelfde bladzijde: „22 Augustus 1940. Prof. Schilder gearresteerd en naar Amhem gevoerd. Zijn blad „De Reformatie" verboden. Wat had de HEERE ons daarin te zeggen? " Op deze vraag geeft de auteur geen antwoord. Althans niet met zoveel woorden. Dit is jammer. Nu schijnt hij te willen zeggen, of te bedoelen, dat de voorlichting van „De Reformatie" niet deugde en dat de HEERE daarom dit blad door de bezetter deed verbieden. Is zijn gedachtengang Inderdaad zö, dan zouden hier nog m.eer opmerkingen gemaakt kimnen worden.

Op pag. 137 zegt de schrijver iets over het kerkverband, wasir we een vraagteken achter plaatsen. Op dezelfde pag. komt voor een opmerking over de Theol. Hogeschool, waar we onze bedenkingen tegen hebben. Hier stelt de schrijver de vraag, of het inderdaad juist is de Theol. Hogeschool te doen uitgaan van de kerken of van een vereniging uitgaande van kerkleden. Hij wil deze vraag onbeantwoord laten, maar zegt toch nog even, dat hij de mogelijkheid niet uitgesloten acht, dat , .verandering van inzicht" m deze zaak, tevens ook een andere waardering met zich zal brengen inzake de „opleidingskwestie" zoals die voor en na 1892 is behandeld. Hier stelt de schrijver weer de i^westie: moet de opleiding tot de dienst des Woords uitgaan van de kerk zelf of van een vereniging. Zijn gedachten gaan blijkbaar in laatstgenoemde richting. We zijn het in dit opzicht niet met hem eens. De Theol. Hogeschool zou dan weer onttrokken worden aan het zeggenschap van de kerken zelf. Tegen dit pogen is in het verleden een strijd gevoerd waarvoor we tot vandaag toe nog dankbaar zijn en waarvan we geen herhaling wensen.

Op pag. 138 geeft de auteur dezer schetsen zijn gedachten over de naam onzer kerken. Ook daarmee kunnen we ons niet verenigen.

Op pag. 139 levert hij critiek op het besluit van de generale synode van Groningen inzake samenspreking. Hier Is iets anders tegenover te stellen. We verwijzen met instemming naar wat Prof. Schilder dienaangaande schrijft in. De Reformatie van 17 Nov. 1951 op pag. 63, in het „Naschrift" op het Art. „De kous is af".

We wijzen ook op pag. 146, waar o.a. te lezen staat: „M.l. kan vandaag de vraag terecht gesteld worden, of in deze tijden waarin God aan het afbreken is, wat Hij eerst heeft opgebouwd, en uitrukt hetgeen Hij eerst heeft geplant. (Jer. 45 : 4) wel gesproken kan worden van een ROEPING tot allerlei organisatorische actie.

Hier rijst de vraag: wat bedoelt de schrijver nu precies? Doen we er verkeerd aan, wanneer we ijveren voor Geref. Jeugdverenigingen, voor Geref. Schoolverenigingen, voor Geref. politieke organisaties enz. ? Mogen we nergens meer spreken van een roeping? Maar hij heeft zijn schetsen toch geschreven voor een J.V., die toch ook een organisatie is? Ondergraaft hij het bestaan van die J.V. niet door deze uitdrukking? Ol Is de bedoeling, dat er geen roepmg Is tot ib.v. lande­ lijke organisaties? Maar dit Is intussen toch niet zo gezegd. En mdien dit de ibedoeUng mocht zijn, dan zouden ook hiertegen weer onze bezwaren rijzen.

We stemmen onmiddellijk toe, dat de auteur laat ' volgen: „Inderdaad geloven wij, dat elk kerklid b.v. een politieke roeping heeft. Maar dan een schriftuurlijke. Het is b.v. de politieke roeping van elk kerklid, dat hij bldde voor koningen en allen, die in hoogheid gezeten zijn (1 Tim. 2). Voorts, dat hij onderworpen zij aan de machten, die God gesteld heeft en niet de ordinantie Gods wederstaat (Rom. 13 : 1—7; 1 Petr. 2 : 13—17; Spr. 8:15, 16). Ten derde, dat hij naarstig het Woord Gods onderzoeke om te leren kennen de wetten des HEEREN, die Hij gesteld heeft voor overheid en onderdaan. In elk geval worde onder ons gevonden die gebrokenheid van geest en die verslagenheid des harten ".

We kunnen dit alles toestemmen, maar dan de vraag stellen: is dit nu alles? Gaat onze poUtieke roepmg niet verder? Is er geen enkele roeping tot organisatie? Op politiek gebied niet en nergens?

De schrijver ontkent het wel, maar we zien hier hggen het grote gevaar van defaitisme en lijdelijkheid en roepings-verzaklng. Het grote gevaar van het zicli terugtrekken uit het leven en het „gaan zitten met een boekje in een hoekje".

Zowel ds Ten Hove zelf als ondergetekende herhaalt: recensent heeft veel waardering. Maar daarom temeer kan men over de door hem gestelde vragen

rustig nadenken.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's