GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Tussen Grand Rapids en Groningen

Een briefwisseling tussen twee kuyperianen, 1914-1924

58 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Beschrijvingen van het milieu van de Afscheiding tussen de breuk met de Nederlandse Hervormde Kerk in 1834 en het jaar 1892 (toen de meerderheid van de ‘christelijke gereformeerden’ opging in de Gereformeerde Kerken in Nederland) zijn niet zelden nostalgisch van toon. Dit lijkt tenminste het geval in de historiografie van stad en provincie van Groningen, het gebied waar de Afscheiding zoals bekend in 1834 begon. Klassieke publicaties op dit terrein als die van J. Wesseling roepen een aansprekend beeld op van geloofsovergave, van bewuste onderschikking van de eigen wil aan de Bijbel en de belijdenisgeschriften uit de calvinistische traditie.1 Een gevolg van deze benadering is dat het beeld van de afgescheidenen nauw verbonden is geraakt met dat van kerk. In iets mindere mate geldt dat voor de beroepspraktijk van deze ‘kleine luyden’. Hun interactie met het hoger onderwijs blijft zo onderbelicht, uitgezonderd dan de theologie. De verbinding tussen levensbeschouwelijke zuiverheid en geestelijke wereldmijding is recentelijk nog weer gelegd door zowel Harm Veldman2 als – in Amerika – door Marvin Kamps.3

Bestaat er bij deze protestantse auteurs een neiging om de afgescheiden geschiedenis los te koppelen van de algemene cultuur, die neiging blijkt ook in omgekeerde richting te bestaan. Kijken we naar de hieronder te bespreken universiteitsstad Groningen, dan is er van ‘seculiere’ zijde eveneens sprake van een neiging om geloof en wetenschapsbeoefening strikt te onderscheiden. Op zijn minst hebben die gebieden niets met elkaar te maken. Vaak wordt ook de indruk gewekt dat ze gewoon strijdig zijn met elkaar, en dat er een keus gemaakt dient te worden voor het een óf het ander.4 De tendens is daarmee duidelijk: insiders en outsiders neigen ertoe om orthodoxe versies van het protestantisme in de negentiende eeuw op te vatten als een fenomeen dat losstond van de wetenschapsbeoefening van die tijd.

De vraag is of de betrokkenen in die tijd dat zélf ook zo zagen. Een bron die daar enig licht op kan werpen is de in 2016 door familie ter beschikking gestelde correspondentie tussen F.J. Albracht (1835-1925) en K. Schoolland (1851-1938).5 Beiden maakten deel uit van het milieu van de Afscheiding, om van daaruit in de jaren negentig te belanden in de Gereformeerde Kerken in Nederland (Albracht) en de Christian Reformed Church in Amerika (Schoolland). Het bewaard gebleven deel van hun briefwisseling bestrijkt vooral de jaren tussen 1914 en 1924. Daarin wordt echter uitgebreid teruggeblikt op de jaren zeventig en tachtig, toen zij vriendschap sloten in Groningen en daar lid waren van de christelijke gereformeerde (afgescheiden) kerk. Het verband met het onderwerp van dit artikel komt het duidelijkst naar voren uit de biografie van Schoolland, die een opleiding aan de Theologische School in Kampen afbrak omdat hij het curriculum aldaar te ver vond afstaan van de algemene wetenschapsbeoefening. Hij werd uiteindelijk docent klassieke talen aan het in oprichting zijnde Calvin College, in het Amerikaanse Michigan. De loopbaan van boekbinder Franciscus Josephus Albracht lijkt conventioneler. In de geschiedschrijving van de gereformeerde kerken in Groningen duikt hij soms zijdelings op als een van de ‘broeders’6: een van de vele ambtsdragers dus die deze kerken organisatorisch en financieel hielpen opbouwen, maar die met hun persoonlijke opvattingen – in vergelijking met de predikanten – altijd wat op de achtergrond bleven.

De familieachtergrond van Albracht, waarover hieronder meer, was echter een andere dan die van de meeste van zijn geloofsgenoten. Wellicht kwam het daardoor dat zijn vroomheid gemengd was met een element van kritische distantie. Zo hield hij zich bezig met de vraag of de kerk wel voldoende voeling hield met wat er gebeurde in de plaatselijke universiteit. Een hoofdthema in zijn correspondentie met Schoolland betreft de vraag hoe het protestantisme ook buiten de kerk relevant gemaakt kan worden: op sociaal terrein, in de politiek en in de medische wetenschap. Daarbij oriënteerden de vrienden zich op de afgescheiden theoloog Herman Bavinck. Sterker nog was hun bewondering voor de leider van de Doleantie7: Abraham Kuyper.

Klaas Schoolland

Klaas Schoolland werd in 1851 als boerenzoon geboren in een orthodox hervormd gezin in het Friese Ureterp, dat zich in reactie op het daar opkomende modernisme in 1858 aansloot bij de Afscheiding.8 Thuis werd er Fries gesproken. Op twintigjarige leeftijd begon Klaas met steun van de kerkenraad van Ureterp aan een studie theologie in Kampen.9 Hij vond het onderwijs van docenten als Helenius de Cock echter ouderwets, al deed hij er een degelijke kennis van het Latijn op (de taal waarin De Cock college gaf). De verhouding met de praktijk van alledag was de jonge student uit Friesland onvoldoende helder. Zijn geloofsleven kreeg een knauw door het overlijden van zijn jaargenoot Wolter Hellenthal. Die was door de Christian Reformed Church uit Amerika overgezonden naar Kampen, om daar te worden opgeleid tot predikant. In plaats daarvan bezweek hij er aan de pokken.10 Het volledige studentencorps volgde de baar over de lange IJsselbrug, naar de begraafplaats bij de Zandberg aan de andere oever. In dezelfde periode bezweken meerdere familieleden in Ureterp aan ziekten als tuberculose of cholera. Voor de jonge Schoolland was het een loodzware opgave om Gods voorzienigheid in dergelijke sterfgevallen te aanvaarden, maar tegelijk te moeten erkennen dat deze ziekten ook een fysieke achtergrond hadden – ze waren in principe behandelbaar door de medische wetenschap. De tegenstelling tussen wat hij een gelovige en een rationele kant in zichzelf noemde wist hij niet te hanteren.11 Uit onvrede vertrok hij al na twee jaar naar Groningen.12 Daar werd hij lid van de plaatselijke afgescheiden gemeente, maar ging klassieke letteren studeren aan de Rijksuniversiteit. Daarnaast legde hij zich met plezier toe op mathematica. Na om te beginnen zijn groot mathesis-examen gehaald te hebben, koos hij voor de filologie. In 1878 begon hij aan zijn kandidaatsprogramma.13

Frans Albracht

Het was in Groningen dat Schoolland vriendschap sloot met de zestien jaar oudere Frans Albracht, boekbinder in de Rodeweeshuisstraat. Diens familieachtergrond zag er heel anders uit dan de zijne.14 Grootvader Franz was in 1772 gedoopt in de rooms-katholieke St. Remigiuskerk in Bonn. In Groningen zou later nog vaak verteld worden dat dezelfde doopvont anderhalf jaar daarvoor gebruikt was voor Ludwig van Beethoven. Franz Albracht werd boekbinder in Lingen. Na zijn huwelijk met de uit een toneelspelersfamilie afkomstige Friederieke Quequo ging hij over tot de Evangelisch Lutherse Kerk. In 1804 emigreerde het echtpaar naar Groningen. De prediking in de evangelisch lutherse gemeente aldaar vonden zij echter te weinig principieel.15 De Albrachten sloten zich na de Afscheiding van 1834 daarom aan bij de ‘cocksianen’. De boekbinderij werd eerst voortgezet door Franz’ zoon Franciscus Carolus Leopoldus16, en daarna in 1862 door diens zoon Frans.

Geboren op 15 augustus 1835 kende deze Frans Albracht de Martinistad van kinds af aan. Zijn echtgenote Margaretha Bolhuis (1838-1914) was eveneens een Groningse. Haar ouders bewoonden en bewerkten de korenmolen ‘De Nieuwe Hollandsche’ op het bolwerk bij de Kijk in ’t Jatwal.17 Boekbinderij Albracht bevond zich in de Rode Weeshuisstraat A nr. 46, ook wel het Geestelijke Maagdenstraatje genoemd. In het begijnhof op nummer 11-13 had de grote humanist Wessel Gansfort (1419-1489) zijn oude dag gesleten. Gansforts ideaal was geweest om vroomheid in de geest van de Devotio Moderna te verbinden met wereld van het hoger onderwijs.18 Iets dergelijks sprak ook Albracht aan, die regelmatig bindopdrachten van de universiteit kreeg en die geboeid werd door wat zich daar afspeelde in de medische faculteit. De afgescheidenen gebruikten de oude rooms-katholieke schuilkerk aan de Nieuwe Ebbingestraat 5, die ook door de in de Wipstraat wonende Schoolland werd bezocht. Die bekostigde zijn nogal uitlopende studie door het geven van bijlessen Grieks en Latijn, aan scholieren die zich voorbereidden op het staatsexamen. Schoolland worstelde met de vragen die hem al in Kampen hadden beziggehouden. Hij belandde in een crisis, toen het christendom hem onverenigbaar leek met aanvaarde principes van wetenschap en filosofie. Omgekeerd leek een bestaan zonder geloof hem leeg en inhoudsloos. Hij beklom het dak van zijn huis, starend naar de immense zwijgende sterrenhemel. ‘Uit gebrek aan geestelijk oxygeen dreigde ik te stikken.’19

Juist in deze moeilijke omstandigheden bloeide de vriendschap met Frans Albracht op. Die combineerde een blijmoedig geloof met een zeker neiging tot een buitenperspectief. Klaas Schoolland had aan het een zowel als aan het ander behoefte. Zoals zijn dochter vele jaren later zou noteren:

Albracht was several years older than Klaas, and very different in character, but they were kindred spirits. They had felt the affinity at the very first meeting, and the friendship remained warm and close (…). Albracht was a man of firm and joyous faith, a man with twinkling eyes and up-turned mouth corners.20

Frans Albracht was bovendien praktisch ingesteld. Toen Klaas’ studie door diens depressiviteit stilviel, leerde hij hem het ambacht van het boekbinden en verschafte hij hem een alternatieve broodwinning.

Op te merken valt dat een geestelijke worsteling door afgescheidenen positief werd gewaardeerd. Een door aanvechting gestaald geloof werd daar hoog aangeslagen. Uiteindelijk zou Schoolland belijdenis afleggen. Maar een strijd was het volgens Albracht wel degelijk:

Het leed perste u de klacht uit de ziel: ‘Och, dat toch ’t zonlicht scheen!’ (…) Langzaam ging het, zeer langzaam, en gedurig was de horizon nog met wolken bedekt. Maar toch, de horizon verscheen, en wel het eerst de zon der gerechtigheid, toen ge mij op dien zondagnamiddag bij Tjalkens21 met stralend gelaat mocht mededeelen: ‘Ik mag gelooven het eigendom des Heeren te zijn.’ En toen we naar de kerk gingen en ds. Brummelkamp22 dadelijk het vers opgaf te zingen23: ’k Heb lang den Here in mijnen druk verwacht, en Hij heeft zich tot mij geneigd.24

Groningen

Er waren lange gesprekken aan vooraf gegaan, tijdens wandelingen door Groningen en omgeving. Albracht haalde er in 1917 enkele herinneringen aan op. De vrienden hadden gefilosofeerd over de (on-)mogelijkheid van een perpetuum mobile op een bankje in het Sterrenbos, waarbij ze met een stok wiskundige figuren tekenden in het zand. Andere onderwerpen waren de erfelijkheidsleer en de werking van de in Amerika door Edison uitgevonden telefoon. De nieuwe Zuiderbegraafplaats, ‘buiten de Herepoort’ gaf aanleiding tot bespiegelingen over de sterfelijkheid, en de verklaring daarvan vanuit medische en theologische invalshoek. ‘Buiten de Boteringepoort’25 hadden ze het ‘studentenpad’ afgewandeld, en daar een preek besproken van Bavinck. En bij de ingang van het oude ‘jodenkerkhof’ op de wallen achter de Bloemsingel26 hadden ze zich geërgerd aan een neergekalkte antisemitische tekst. Ze hadden er onder geschreven, in een variant op Romeinen 11:26: ‘Eens zal gansch Israël zalig worden.’27 Schoolland werd door Albracht aangespoord om studie te maken van Kuypers opvattingen over christelijk universitair onderwijs. Hij kreeg een meer rechtstreeks contact met het vu-milieu toen hij in 1881 in het Duitse Bad Godesberg mr. J.C. Fabius ontmoette. Deze artillerieofficier en ‘principieel Calvinist’28, was een broer van hoogleraar rechten D.P.D. Fabius.29

Schoolland had in 1877 de bevestiging van zijn Kamper jaargenoot Auke van der Veen meegemaakt, tot predikant in Midwolda (Oldambt). Hij had zich bij die gelegenheid bezorgd afgevraagd wat er terecht zou komen van hemzelf.30 Albracht was jaar in jaar uit ambtsdrager, afwisselend als diaken en als ouderling. Aangezien hij daartoe gekozen moest worden, sprak daar vertrouwen uit van de overige manslidmaten. Zo bezocht hij gemeenteleden van alle rangen en standen in de aan hem toevertrouwde wijk (kluft). Hij hechtte aan een krachtig gereformeerd principe, en wilde dat ook bewaakt zien. Toch was zijn visie op andere kerken zeker niet eenzijdig negatief. Bij de baptisten was de meesterknecht van de boekbinderij, Van Duinen, aangesloten. Albracht beschreef zijn contact met hen als ‘zeer broederlijk’, hij kon met hen spreken én bidden.31 Bijzondere waardering voelde hij voor de doorwerking van de idealen van het Réveil. Speciaal de (Waalse) hervormde gemeente ontwikkelde in de stad Groningen indrukwekkende staaltjes van locaal sociaal initiatief.32 Een voorbeeld was het hervormde jeugdopvanghuis aan de Tuinstraat33, een initiatief van jkvr. Magdalena Wilhelmina de Ranitz en jkvr. Frederique Louise Wilhelmine Marie de Savornin Lohman.34 Toen jonkvrouw De Ranitz in 1918 overleed, herdacht Albracht haar als ‘een edele, hoogstaande figuur’.35 Toch bleef zorg voor het eigen beginsel geboden. De vrienden genoten van de ‘schitterende’ voordrachten van Bavinck in de Groninger Harmonie, maar speciaal Schoolland had het gevoel dat hij te ver overhelde naar de filosofie. De invloeden van diens Leidse leermeester Abraham Kuenen36, grootmeester van de moderne Bijbelkritiek, bleven wel heel duidelijk zichtbaar.37

Schoolland speelde op de piano quatre-mains met Albrachts dochter Gebbina (geboren 1863), en schaak met haar vader. Hij herinnerde zich veertig jaar later ook de werkplaats in de Rodeweeshuisstraat. Frans en diens broer Cornelis stonden er regelmatig academische proefschriften in te binden. Ze probeerden die ook te lezen, en het lijkt erop dat daarbij vooral het werk van de medici hun aandacht trok.38 Student/privaatdocent Schoolland en boekbinder Albracht deelden deze belangstelling voor de verhouding geloof (gebaseerd op de Bijbel) en natuurwetenschappen (gebaseerd op waarneming en logica). De Schrift werd erbij opengeslagen, maar evengoed ook onder een microscoop getuurd naar de verbazingwekkende complexiteit van het leven in een boomblad. Ze spraken er graag over in het open veld, bij plaatsen als Leek en Nietap (waar Klaas’ zuster Minke woonde39), Sappemeer, Wildervank en Stadskanaal. Op de poort van de borg Nienoord bij Leek lazen ze het opschrift, Deus providebit. Een langer reisje voerde naar het Duitse waddeneiland Borkum met zijn aanstootgevende antisemitisme. Ook werd er gezwommen in de vele wateren rond hun woonplaats.

Emigratie

In de kerk stond de Bijbel op de eerste plaats, in de academie de systematische waarneming van de schepping. Toch ging het daarbij om één ondeelbare werkelijkheid. Daar werden de vrienden door gefascineerd. Het vormde de basis voor hun correspondentie nadat Schoolland in de zomer van 1892 op het stoomschip Rotterdam naar Amerika was geëmigreerd.40 Hij had gereageerd op een advertentie van een Dirk Boersma, die naar het droge klimaat van New Mexico wilde als laatste redmiddel voor zijn tuberculose en die daarvoor een reisgezel zocht. Hun bestemming was de ‘shabby little town’ van Maxwell City, met een klein spoorwegstation en ‘a little colony of Hollanders’. Boersma kwam er al spoedig na aankomst te overlijden. Schoolland ging als cowboy werken op een boerderij. Het bestaan als pionier leek bij hem te passen:

Galloping across the boundless prairies on the back of a Mexican pony, he inhaled the fresh air with its tang of sage, and revelled in a new sense of spaciousness and freedom.41

Kuyper als inspirator

Klaas noemde zijn oudere vriend een ‘vrolijke Frans’: ‘Zeer opgewekt en levendig in den omgang; enthousiastisch en idealistisch, maar tevens zeer practisch; bezielend tevens in vergaderingen zoo wel als in den huiselijken en vrienden-kring. En dat heldere hoofd, die enthousiastische ziel, en dat warme hart – het was altijd gewijd met blijmoedige opgewektheid aan het hoogere, het geestelijke, het eeuwige.’42 Maar wat hem minstens zo aantrok in Frans was diens bewondering voor Abraham Kuyper. ‘Dr. K’, zoals hij in hun brieven genoemd werd, wilde een op gereformeerde beginselen gestoelde maar niet rechtstreeks door de kerken gecontroleerde Vrije Universiteit – mét een rechtenfaculteit, en mét de Valeriuskliniek als begin van een medische faculteit. Deze instellingen waarborgden het calvinistisch principe, en zochten van daaruit het volle veld van de wetenschappen. Bavinck leek een dergelijke inbedding te missen, en daardoor bevredigde diens ‘filosofische’ benadering de vrienden minder. Toen Kuyper in 1920 overleed werd hij door Albracht herdacht als de man die de Nederlanders uit hun dreigende versukkeling, en bij de tijd gebracht had:

Gij weet beter dan ik, hoe het voor 40 of 50 jaren met de kerk was gesteld. K. was het die tot dieper, grondiger, intenser studie dwong, zoodat ze, willens of onwillens wel forscher moesten aanpakken (…). Hij verrijkte niet alleen de kennis der studeerenden, maar vereelte handen bladerden in E Voto, De Gemeene Gratie, Pro Rege, De Voleinding enzovoorts.

Hoewel dat in Groningen nog geruime tijd op zich zou laten wachten, was Albracht daar een warm voorstander van een volledige versmelting van de van de gereformeerde kerken ‘A’ (Afscheiding) en ‘B’ (Doleantie). Zijn bedrijf kreeg er een nieuwe tak bij, toen hij een commissariaat aannam van de orgelfirma Goldschmeding te Amsterdam. Orgels van deze firma konden betrokken worden via Albracht.

Calvin Theological Seminary

Familieleden uit Ureterp voegden zich bij de Hollandse kolonie in Maxwell City.43 Zo’n stap was niet zonder risico. Klaas’ oudere broer Bareld overleed al twee weken na aankomst, en werd op de prairie begraven. Klaas zelf bezweek bijna aan de ‘mountain fevers’. Hij herstelde, en werd in 1894 benoemd tot docent klassieke talen in Grand Rapids, Michigan. Daar bestond tot dusver alleen een opleiding theologie: Calvin Theological Seminary. De gereformeerden van Grand Rapids wilden echter uitbreiden tot een volwaardige universiteit, waarbij Kuypers vu als een voorbeeld diende. Als opvolger van de overleden G. Berkhof werd Schoolland gevraagd om dit te helpen realiseren. Naast klassieke talen (met nadruk op Grieks) gaf hij ook de vakken logica, retorica en Nederlands. Het Literary Department moest een hoeksteen worden van Calvin College in oprichting. Dat was, zoals Schoolland zelf opmerkte, een ongelofelijk geluk. Hij kreeg de benoeming op krediet, op grond van loffelijke getuigenissen over zijn talenkennis. Na twee voortijdig afgebroken studies kon hij nauwelijks formele kwalificaties overleggen. De benoeming werd gedaan door de synode van de Christian Reformed Church (CRC), naast Grieks en Latijn ook voor de Nederlandse taal-en letterkunde. Klaas Schoolland werkte hard, was een veeleisend maar degelijk docent, en werd door collega’s en studenten – die hem de bijnaam ‘Socrates’ of ‘Old Socs’ gaven, gewaardeerd. Formeel was hij in dienst van het theologische seminarie, maar de functie werd van meet af aan opgevat als onderdeel van een bredere opleiding: Calvin College.44 Het contrast tussen zijn eigen voorspoed en de even onbegrijpelijke vroege dood van Wolter Hellental, Dirk Boersma en Bareld Schoolland zou hem levenslang blijven bezighouden. Als docent – met als aanspreektitel professor – plaatste hij bestellingen voor de bibliotheek aan Madison Avenue bij uitgever Popko Noordhoff te Groningen.45 Daarbij werd bemiddeld door Albracht. In de CRC werd Schoolland ouderling. Plannen om alsnog zijn studie in Kampen af te maken schoten erbij in. Hij trouwde met de weduwe Pieternella (‘Nellie’) de Witte-Heyboer, geboren in 1859 in Zeeland. Nellie was al in de jaren zeventig geëmigreerd naar de VS. Ze had twee jonge kinderen uit haar eerste huwelijk, Martin en Mary. Haar vader was armmeester geweest, en ze droeg schrijnende herinneringen met zich mee aan de nood onder de Nederlandse arbeiders. Klaas werd voor het eerst vader op drieënveertigjarige leeftijd.

Albracht berichtte per brief over het gereformeerde leven in Groningen. Hij was daar uitstekend van op de hoogte. Zijn broer Martinus Jacobus (1840-1887) was onderwijzer, uitgever Jan Haan van de Nieuwe Provinciale Groninger Courant (ARP) een neef. De christelijke pers vormde een belangrijke schakel in het contact met Amerika. De opleiding in Grand Rapids was geabonneerd op Nederlandse bladen als De Heraut, die nauwkeurig werden gelezen. Dat Schoolland met Albracht uitvoerig correspondeerde over kerk, school en maatschappij ligt voor de hand. Verrassender is dat zij ook steevast aandacht besteedden aan medische onderwerpen en aan de psychiatrie. Met het belang de geneeskunde werden zij in hun familiekring voortdurend geconfronteerd. Gelukkig kon worden geconstateerd dat het calvinisme ook op dit terrein tot activiteit overging. Na diens vroege overlijden werd Martinus’ weduwe, Sophia Albracht-Van den Worm, in 1887 directrice van het Diaconessenziekenhuis in de stad Groningen. Ze zou die taak tot haar pensionering in 1917 met succes vervullen.46 Ook Schoollands schoonzus, Rienkje Wietsema, was diacones. Via deze vrouwen werd Albracht bepaald bij de wereld van de christelijke zorg, en het verband daarvan met de medische faculteit. Zijn eigen activiteiten, naast zijn werk, lagen vooral in het kerkelijke en politieke vlak. Zo behoorde hij tot het comité dat in 1902 de voormalige president van de Zuid-Afrikaanse Republiek (Transvaal), Paul Kruger, in Groningen ontving.47

Christian Reformed Church

Van het Amerikaanse calvinisme deed Schoolland verslag in de Nieuwe Provinciale Groninger Courant.48 Calvin College wilde theologie relateren aan andere vakken. Hij richtte zich in zijn eigen onderwijs, naast het nieuwtestamentisch Grieks, met name op Aristoteles en Augustinus. De logica en de causaliteitsopvatting van de filosoof kwamen in een hoger licht te staan wanneer ze werden verbonden met de geloofsopvatting en de genadeleer van de kerkvader. Geloof ging aan weten vooraf, zonder aan de waarde van het weten te kort te doen. Schoolland citeerde daarbij graag de aan Anselmus ontleende spreuk van het Kamper studentencorps, ‘Fides quaerit intellectum’.49 ‘Old Socs’ beschouwde niet alleen de krachtdadig bekeerde Paulus, maar ook de eeuwige vragensteller Socrates als voorbeeldfiguur.50

In Grand Rapids woonden veel protestanten uit Nederland. De Reformed Church (‘de oude Hollandsch Gereformeerde Kerk’) telde er in 1920 maar liefst zeventien gemeenten, de Christian Reformed Church (‘Afgescheiden’) evenveel.51 Nederlanders konden in Grand Rapids bovendien terecht bij een Doleantiekerk, bij de baptisten en bij de unitarianen (‘geheel modern’). Die laatste groep was hier echter een uitzondering. ‘De bijna 40.000 Hollanders zijn hier bijna alle gereformeerd. (…) Die gemeenten zijn alle zelfstandig, evenzoo als Haren of Hoogkerk of Bedum zelfstandig bestaan ten opzichte van Groningen. In alles. Iedere kerk heeft haar eigen leden, zelfstandige kerkenraad en eigen beheer.’ Calvin College in opbouw vormde hun belangrijkste onderwijsinstelling. Vanaf het eerste begin met Calvin Theological Seminary (1876) werd de opleiding gestaag met andere richtingen uitgebreid:

Calvin Seminary was well on its way. By 1900, some 94 young men had already gone forth to serve the church and 72 were studying. But the Reformed have always valued well-rounded education. During the next few years more men were added to the faculty, so that the graduates might have some knowledge of history, literature, science, and philosophy. This proved to be the beginning of Calvin College. At first there was a two year course; then a four-year, equivalent to high school. Called a preparatory school, it was intended to prepare young men for college and for seminary. Development continued – by 1920 there was a complete Calvin College.52

De ‘Dutch’ hadden zo een prominent aandeel in het geestelijk leven in hun woonplaats, die in totaal zeventig kerkgebouwen rijk was (waarvan vijf rooms-katholiek). Dit in een stad van ‘ca. een paar uur breed en ongeveer drie uur lang’, voor de wandelaar. De kleinste gemeenten van de CRC in Grand Rapids telden minder dan honderd gezinnen, de grootste – zoals die waar de uit Groningen afkomstige ds. Harm Hoekzema stond53 – meer dan vierhonderd. De opkomst op zondag was hoog. Het Nederlands in de eredienst sleet geleidelijk uit: in zeven CRC-gemeenten werd alleen gepreekt in die taal, in twee om en om (per zondag twee diensten in het Nederlands en twee in het Engels) en al in acht gemeenten in 1920 alleen nog in het Engels. Schoolland was een voorstander van hechte gemeenten, met elk liefst niet meer dan tweehonderd aangesloten gezinnen. Werd dat aantal overtroffen, zoals in de gereformeerde kerken van Amsterdam en Groningen, dan lag anonimiteit op de loer.

De afstand tussen de ‘hervormde’ RC en de ‘gereformeerde’ CRC was niet zo groot als tussen de NHK en de GKN in Nederland, maar verschil bestond er zeker:

De Reformed Church heeft, als gezegd, ongeveer evenveel kerken. Die zijn echter niet zoo groot. En zelfs naar evenredigheid worden de godsdienstoefeningen lang niet zoo getrouw bezocht. De prediking is ook ‘lichter’, niet strikt in de gereformeerde lijn. Ze zijn meer veramerikaniseerd: een onheil dat ook onze kerken, vooral de Engelsch sprekende, reeds bedreigt, zelfs min of meer insloop.

De geëmigreerde boerenzoon E.H. Woldring maakte in 1910 een opmerking over de band tussen Grand Rapids en Groningen: ‘Grand Rapids is the city where the greatest number of Hollanders can be found in America. Most of these are Groningers, and consequently I learn almost no English.’54 In de praktijk viel dat laatste wel mee. De Schoollands streefden naar het juiste midden: in hun kerk (Oakdale Park) werd ‘om en om’ gepreekt in het Nederlands en in het Engels. Klaas publiceerde regelmatig in bladen als The Witness. Zijn handleiding in de retorica verscheen echter bij P. Noordhoff in Groningen. Bavinck schreef er een wat zuinig geformuleerde inleiding bij:

Prof. Schoolland kweet zich op een loffelijke wijze van zijn moeilijke taak. Hij hield zich op de hoogte van onze Nederlandsche litteratuur. In Amerika leeft hij nog altijd met Holland mede. Dat is dezerzijds dankbare waardering waard. Laten we daarom partij trekken van het vele goede, dat de geachte schrijver in zijn werkje ons biedt.55

Eerste Wereldoorlog

In het voorjaar van 1914 verdiepten de vrienden zich in de verhouding tussen lichaam en ziel. Ze lazen de bespiegelingen die de bejaarde Kuyper daaraan wijdde in zijn reeks ‘Van de Voleinding’ in De Heraut. Kuyper bleef theoloog, maar ging de discussie met de biologie niet uit de weg. Materieel monisme, zoals bij de positivisten, was naar zijn mening niet houdbaar: ‘Niet stof en geest, om ons tot deze meest gewone tegenstelling te bepalen, maar slechts ééne eenvoudige waarheid, waarin zoowel de geest als de stof èn oorsprong èn sfeer van werkzaamheid vinden.’56 Dat standpunt bood alle aanleiding tot verder onderzoek. Hadden de ‘levenskiemen’ waarover Kuyper sprak alleen betrekking op de ziel of ook op het lichaam? En als dat laatste zo was, hoe verhielden die beide zich dan tot elkaar? Daarover hadden de vrienden al in de jaren tachtig de bespiegelingen doorgenomen van Jan van Andel (1839-1910).57 Schoolland noemde in dit verband de belangstelling in Amerika rond 1893 voor het fenomeen schijndood, dat door sommigen werd geweten aan verbinding tussen het lichaam en een uitgetreden maar nog verbonden ziel.58

De oorlog bracht een wending in hun correspondentie. Het uitbreken van het conflict kwam voor beiden als een verrassing. Wat was er aan de hand? Als goede gereformeerde nam Albracht de zondagse preek als richtsnoer. Dat kon des te beter omdat zijn Groningse wijkpredikant J.J. Miedema was: een alumnus van de vu, overtuigd aanhanger van Kuyper, ‘gezocht spreker en gevreesd debater’.59 Hij stond in de nazomer van 1914 nadrukkelijk bij het wereldgebeuren stil:

Waarom wij zoo bewaard, zoo onmiddellijk aan België grenzende? We hebben nu vier weken lang elke week een bidstond gehouden. Ds. Miedema sprak erover dat wij een muur van soldaten aan onze grenzen hadden, maar dat daarom een muur van de Heirscharen des Heeren zich moest stellen, zouden wij wel bewaard zijn. En liet daarop zingen Psalm 34:4.60 Dit trof mij. De engelenschaar is een geestelijke macht. En nu is er juist een geestelijke macht geweest, die ons, ten deele althans, ervoor bewaarde dat wij in den krijg betrokken werden.61

Hoe was het mogelijk dat technisch vernuft werd misbruikt om er steden als Leuven mee plat te leggen? Altijd had Albracht genoten van technische vooruitgang. Schoolland had hem een ansicht gestuurd van de industriestad Rochester in de staat New York, aan de zuidelijke oever van Lake Ontario. De gebouwen waren zo groot dat Albracht er een loep bij gepakt had om te zien of hij nog individuele mensen kon onderscheiden. Het Amerikaanse ondernemerschap stond garant voor optimisme. Maar nu in Europa liet diezelfde technologie zich van een genadeloze kant zien.

De berichtgeving in Groningen liep voor op die in Grand Rapids. De belangrijkste actualiteiten bereikten Amerika snel en probleemloos via de telegraaf, maar de Heraut deed er acht dagen over. De leiding over de boekbinderij was inmiddels overgegaan op Albrachts zoon Hendrik. Nederland was neutraal, maar de effecten van de mobilisatie deden zich voelen:

Van de knechten van Hendrik zijn zes man opgeroepen. Zijn oudste zoon, die nu in deze maand moet loten, heeft al bericht ontvangen zich gereed te houden om op het eerste sein in de kazerne te verschijnen. Vele zaken staan totaal stil. (…) Hendrik heeft het nog goed druk. ’t Loopt juist tegen den tijd dat de scholen weer beginnen en dan moeten er veel schoolboeken zijn. (…) Ik kan niet genoeg onze God prijzen dat Hij ons Nederland bewaart, en dan dat Hendrik nog zooveel werk heeft, waarvan ook ik bestaan moet.

Gereformeerden waren door Kuyper getraind om een politieke mening te formuleren. Frans Albracht gaf dus ‘enkele beschouwingen (…), met verzoek in ’t oog te houden dat ze slechts van mij zijn’. Hij meende dat de oorzaak in ‘rassenhaat’ gezocht moest worden, namelijk in de tegenstelling tussen Germaanse en Slavische volkeren. Servië, het land achter de moordaanslag in Sarajewo, was slechts een pion van de tsaar:

Rusland, dat reeds zoo gigantische rijk, is er nog immer op uit zijn gebied te vergrooten. In Azië wordt het daarin belemmerd door Japan; in Europa door Duitschland, dat, door Turkije zedelijk te steunen, Rusland belet het testament van Peter de Groote uit te voeren, om nl. Konstantinopel te veroveren. Waarmee het meester zou worden in de Middellandse Zee, de Balkan in bezit zou hebben, maar dan ook oppermachtig in Europa zou zijn.

Rusland, zo meende Albracht, had bewust aangestuurd op een conflict met Duitsland. Dat land had, samen met Oostenrijk-Hongarije een verstandige beslissing genomen door preventief actie te ondernemen tegen de kozakken. Frankrijk was een secundaire speler, met als enige oogmerk het terugwinnen van Elzas-Lotharingen. Het was het land van de revolutie, van de zedelijke verwildering in Parijs – Albracht had er weinig mee op. De belangen van Groot-Brittannië waren overwegend economisch van aard. Het plannen van een aanval, zoals Duitsland en Oostenrijk hadden gedaan, was in Albrachts ogen niet per definitie moreel verwerpelijk. De aanval op het kleine buurland België zat hem echter wel degelijk dwars:

Het spijt mij dat Duitschland zich daaraan heeft schuldig gemaakt. Had de keizer mijn oordeel vooraf gevraagd (sic!), dan zou ik gezegd hebben: doe het niet, Majestät, vooreerst omdat het onrecht is en dus zonde tegen God waarop geen zegen kan rusten; en dan omdat 300.000 Belgen méér te vreezen zijn dan een millioen Franschen.62

Voorzienigheid

Albracht had de boodschap van Standaard en Heraut van de afgelopen jaren zo verwerkt, dat Duitsland zijn spontane voorkeur had boven het ‘revolutionaire’ Frankrijk en het ‘imperialistische’ Engeland, de vijand van de Boerenrepublieken in Zuid-Afrika. Des te harder kwamen de berichten uit Leuven bij hem aan. Toen de Duitse soldaten zich daar beschoten achtten door de bevolking staken ze de binnenstad in brand en executeerden ze tientallen burgers. Albracht erkende dat bombardementen op de vestingstad Antwerpen nu eenmaal hoorden bij een militair conflict: ‘Oorlog is nu eenmaal: door macht en geweld elkander te benadeelen en te dooden, en zoo heer en meester over de tegenpartij te worden.’ Maar in Leuven gebeurde dat tegen de burgerbevolking, dat ging hem een stap te ver. ‘Gelooft men dan niet meer aan een wrake Gods?’ Groningen lag op nog geen zestig kilometer van de Duitse grens. Had daar hetzelfde kunnen gebeuren als in Leuven? ‘Mijne sympathieën zijn vóór Duitschland (…). Maar zou het te wensen zijn dat de Duitschers deze campagne winnen? Dan zal het België allicht in bezit houden en dat zal het voorspel zijn dat Nederland geannexeerd wordt en Denemarken evenzoo.’

De Heidelbergse Catechismus stelde ‘dat niets ons overkomen kan bij geval, maar door de beschikking van onzen goedertieren hemelschen Vader’.63 Maar wat was er dan in Leuven gebeurd? Een misdrijf strijdig met Gods wil? Of toch de voorzienigheid? In Duitse kerken werd het ‘Gebet während der Schlacht’ gezongen, van Karl Theodor Körner (1791-1813). Daarin werd God de ‘Lenker der Schlachten’ genoemd. Albracht noemde dat te gemakkelijk. De uitslag van veldslagen hing in hoge mate af van menselijke ratio, net als in een schaakpartij. Wanneer hij God daarbij betrok, was het om te danken dat Nederland voorlopig gespaard bleef:

Wat worden we tot nog toe bewaard!! Dat kleine hoekje grond daar aan de Noordzee lijdt niet anders dan economisch, terwijl Servië, Rusland, Oostenrijk-Hongarije, Duitschland, België, Frankrijk en Engeland hunne jongelingen en mannen naar de slachtbank moeten voeren.64

Albracht schreef uitvoerig over dit onderwerp, vanuit zijn woonadres in de Verlengde Oosterstaat.65 Schoolland was er korter over, ondanks zijn beklag over de ‘schrikkelijke oorlog’ – kwam dat conflict in Amerika dan toch minder dichtbij, ook gevoelsmatig? Hij sprak zijn bewondering voor ‘de oude baas’ Kuyper. Die bleef aan de toekomst denken, aan constructieve opbouw. De oorlog kon Schoolland noch politiek, noch vanuit de voorzienigheidsleer verklaren. Omdat hij het antwoord niet kon geven, erkende hij belangstelling te koesteren voor alternatieve verklaringen – bij voorbeeld die van de ‘fundamentalisten’, die de wereldoorlog opvatten als vervulling van voorspelling in het boek Openbaring. Zij beschouwden het bloedbad als een aanloop naar de wederkeer van Christus. ‘Met genoegen’ las Schoolland daarover in het najaar van 1914 een traktaat van de baptistenpredikant Isaac Massey Haldeman uit New York: The Signs of the Times.66 Albracht zei dit te begrijpen. ‘De Heere regeert’, schreef hij terug op 20 maart 1915. ‘Hij doe alles uitloopen tot de spoedige komst van Zijn Koninkrijk’. Maar, en dat was karakteristiek, hij zette ook zijn stekels op. Geloof in voorzienigheid kon toch niet betekenen dat men zomaar alles voor zoete koek nam:

Als nu maar, bij vredessluiting, de mogendheden ons geen hoek land afnemen om dat bij België te voegen. Dat staan we nooit goedwillig toe.67

Emancipatie van de vrouw en andere vraagstukken

In Groningen viel het nog wel te harden: ‘Het voedsel duurder, de verdiensten minder, “oorlogsbrood”, en toch: vrede en rust’. Amerika was neutraal. Schoolland vond dat het gewone werk zoveel mogelijk moest doorgaan. Actueel was de vrouwenemancipatie, bij hem thuis op de agenda gezet door de achttienjarige dochter Minke Maggie die wilde ‘doorleren’.68 Bij de inmiddels weduwnaar geworden Albracht woonde diens ongehuwde dochter Carolina (1875-1952) in. Ze combineerde de zorg voor haar vader met het beroep van onderwijzeres. De oude Frans waardeerde al het werk van Carolina. Maar gelijkberechtiging van de vrouw in maatschappij en kerk zou neerkomen op de erkenning dat de apostel Paulus zich had vergist – en voor het trekken van die discussie schrok hij terug.

Een halve eeuw eerder had hij al eens geworsteld met de vraag of de in het Nieuwe Testament zo duidelijk uitgesproken verwachting van de spoedige wederkeer van Jezus niet aantoonbaar door de feiten was weerlegd. Was dit niet strijdig met de goddelijke oorsprong van de Schrift, de ‘theopneustie’?69 Hij had daarover ooit gecorrespondeerd met redacteur ds. J.H. Donner van De Wekstem.70 Een duidelijk antwoord was niet gekomen, en volgens Albracht had dat toen ook niet gekund: de theologie was er als wetenschap nog onvoldoende voor ontwikkeld. De kwestie was in 1915 nog steeds niet opgehelderd. Kuyper leverde aanzetten voor een benadering die zowel aan ratio als aan geloof voldeed. Dat zelfs hij het antwoord niet gevonden had meende Albracht vrijmoedig te mogen constateren: ‘Bewijs dat ik maar niet alles voetstoots aanneem, omdat Dr. K. het zegt.’

De moeilijkheidsgraad van dergelijke vraagstukken bleek uit artikelen die Schoolland toestuurde: degelijke kost, doorspekt met verwijzingen naar Socrates, Heraclitus, Plato en Aristoteles. ‘Als de courantenlezers in Grand Rapids zulke stukken kunnen verorberen, neem ik mijn hoed voor hen af.’ En dan verwees Albracht toch weer naar de ‘vreeselijke’ oorlog. Hij bleef geloven in ‘De Heer regeert’, maar net als eerder bij de toekomstverwachting van het Nieuwe Testament met enige twijfel aan al te gemakkelijke oplossingen. De opportunistische politiek van Italië noemde hij ‘gemeen’; kon die gemeenheid opgevat worden als onderdeel van een voorzienig vastgelegd plan? Ondertussen moest Nederland de broekriem aantrekken:

Het kilo rundvleesch kost tegenwoordig ƒ1,50; 50% duurder dan voor een jaar; brood en aardappelen idem. Waar moet dat heen met den arbeider?

Ook predikanten kregen het te merken – hun traktementen werden gekort. Albracht vond dat juist: in ‘verootmoediging’ diende de hele bevolking te delen. De omstandigheden brachten overigens ook prettige verrassingen. In Groningen waren ongeveer duizend Britse ‘Tommies’ geïnterneerd, nadat ze in oktober 1914 uit het omsingelde Antwerpen waren uitgeweken naar het neutrale Holland. Het contact met de ‘stadjers’ was goed, de Britten namen deel aan het sociale leven buiten hun ‘Engelsche kamp’.71 De officieren legden contact met de plaatselijke vrijmetselaarsloge72, maar er waren ook Schotse mariniers bij van de calvinistische Free Church. Miedema zorgde ervoor dat deze presbyterianen gastvrij ontvangen werden. Albracht vond de ‘meetings’ met hen in de consistoriekamer van de Parklaankerk heel stimulerend.73

Dergelijke contacten zouden er eigenlijk ook moeten zijn met de wereld van de aan de Groninger universiteit bloeiende ‘natuurwetenschappen, de Geologie, de Zoölogie, de Physica, de Astronomie, Physiologie, Psychologie, Wijsbegeerte en Zielkunde’. De evangelisatie maakte er zich naar zijn mening te makkelijk van af, door zich in de praktijk vrijwel uitsluitend op de lager opgeleiden te richten. Typerend was daarbij zijn standpunt dat de kerk dat gesprek met de academici vanuit eigen standpunt zou moeten aangaan. Rond 1880 had hij in het Concertgebouw een lezing van de bekende ds. W.H. Gispen bijgewoond, die het modernisme (‘dat toen in zijn bloeitijd stond’) hybris noemde. Ware levenskunst kon niet zonder geloof. Daar wilde hij niet achter terug: een theologie die zich eenvoudig aan de wetenschap aanpaste, had diezelfde wetenschap niets meer te melden. De modernen boden ‘suikerwater’: mooie woorden. Des te opvallender is dat Albracht het werk van de volkomen onkerkelijke hoogleraar psychologie Gerard Heymans volgde, ‘onze geleerde stadgenoot’. Diens rectorale rede ‘De toekomstige eeuw der psychologie’74 noemde hij een genot om te lezen, al was hij het uiteraard niet met alles eens. ‘Fraai gestyleerd, schoone zinsbouw, logische gedachtengang, mits men de beginselen aanvaardt die Z.Hooggel. stelt.’ Duidelijk was wel dat de christelijke psychologie en psychiatrie niet om de door Heymans aan de orde gestelde thema’s heen zouden kunnen.

Schoolland was geïnteresseerd in de opkomst in Nederland van de linkse Christen-Democratische Partij (CDP) van Andries Popke Staalman.75 De in augustus 1915 tachtig jaar geworden Albracht vond die partij nauwelijks interessant. Niet omdat hij principieel tegen concessies was aan de arbeidersbeweging, maar Staalman leek hem een ‘Einspänner’. ‘Daar zat geen politiek beginsel in.’ Nee, wat hem boeide waren de ontwikkelingen binnen de arp. Kuyper, de theoloog, kreeg weerwerk van partijgenoten die opgeleid waren als jurist: D.P.D. Fabius, Th. Heemskerk en P.A. Diepenhorst.76 Albracht zou op 1 januari 1916 aftredend zijn als ambtsdrager, na veertig dienstjaren: acht als diaken en tweeëndertig als ouderling. Net als zijn voorbeeld Kuyper moest hij beetje bij beetje toegeven dat zijn taak overging op een nieuwe generatie:

Geen tweede wien het gelukt zou zijn wat Dr. K. heeft gewrocht. Heel het antirevolutionaire Nederland is zijn kind. (…) Anderzijds heeft de Dr. er geen rekening mee gehouden dat zijn kinderen jongelingen, mannen, meerderjarigen werden.77

Schoolland beschouwde de vrouwenemancipatie als onderdeel van die nieuwe verhoudingen. Hij gaf toe dat hij had moeten wennen aan het idee – onder verwijzing naar Aristoteles, die de wetenschap als een vooral voor mannen bedoeld terrein beschouwd had. Hij billijkte de beroepscarrière van Carolina Albracht en zijn eigen dochter Marian, al dacht hij bij taken van de vrouw buiten het gezin eerder aan de sfeer van ‘barmhartigheid’ dan aan het onderwijs. Zelf was hij nu eenmaal opgevoed met het idee dat vrouwen een andere aard hadden dan mannen, ‘en in verband daarmee ook andere neigingen en bestemming, en dus levenstaak, dan wij hebben’. Zijn stiefdochter Mary was getrouwd met ds. Cornelius Maring, en bestierde een huishouden met drie kinderen. Zoon John studeerde klassieke letteren aan de universiteit van Ann Arbor. Vader Klaas stimuleerde zijn belangstelling voor de fotografie. John kreeg een ‘one-shot Brownie camera, using 2½ x 2½ inch glass plates’ cadeau, met de aanbeveling zich ook de kunst van het ontwikkelen en afdrukken eigen te maken.78 Klaas was niet vergeten hoeveel baat hij zelf indertijd gehad had van het beheersen van een ambacht als boekbinden. De 21-jarige Jeanette hielp haar moeder Nellie in de huishouding en deed buitenshuis aan evangelisatie. Haar 18-jarige broer Cornelius (Casey) werkte in de ‘grocery business’, deed er aan Calvin College een studie klassieke talen bij en koesterde belangstelling voor de zending. Inmiddels was besloten dat ook de veertienjarige Minke Maggie (Amerikaans: Marian) een highschool-opleiding aan Calvin College zou gaan volgen.79 Deze mogelijkheid bestond sinds 1901. ‘Something new had been introduced – three young women were enrolled! Teacher training began! Later, with the cooperation of the National Union of Christian Schools, the teacher’s training courses were developed to produce today’s fully qualified and trained teachers.’80

Amerikaanse deelname aan de oorlog

Brieven tussen Nederland en de Verenigde Staten deden er vier weken over, en werden geopend door de Britse censor. Albracht betrapte zich begin 1917 op een ‘pessimistische toon’. Makkelijk was het niet, met de schaarse levensmiddelen op de bon. ‘Laten de volken toch vrede sluiten, en wel spoedig, anders verhongert half Europa.’81 Ondertussen raakte ook Amerika rechtstreeks in de oorlog betrokken, aan geallieerde zijde. John Schoolland zou in mei gekeurd gaan worden voor militaire dienst. Daarvoor had hij een tocht op zijn Harley Davidson-motorfiets gemaakt, door zeven staten van de Mid-West. Hij hield er een levenslange belangstelling aan over voor de ‘so recently expelled Indian’.82

Zijn vader merkte op dat de staatkundige inrichting zoals die in 1914 in de meeste landen bestaan had, onder druk kwam te staan. President Wilson hoopte op een democratische wereldorde, maar het resultaat kon evengoed een antichristelijke wereldmacht zou kunnen zijn. Het in Openbaring aangekondigde Duizendjarig Rijk kreeg in de CRC veel aandacht. Sommigen meenden dat dit vooraf zou gaan aan de wederkeer van Christus, anderen dat het daarna zou aanbreken (pre-en post-millennialisme).83 Allen waren het erover eens dat dit gepaard zou gaan met bloedige strijd tussen goed en kwaad.84

Johns dienst bij de artillerie werd voorlopig uitgesteld, zijn broer werd als onmisbaar beschouwd in zijn school in Friesland, Wisconsin. Hun vader koesterde nog enige hoop op een compromisvrede – bestond het politieke spectrum in Duitsland niet óók uit een liberale en democratische stroming? Hoe noemde het merkwaardig dat het dagelijks leven doorging. Calvin College betrok een nieuw gebouw, alles ‘up to date’.85 De tweeëntachtigjarige Albracht betwijfelde of hij het einde van de oorlog nog zou beleven. Het was merkwaardig om oud te zijn, terwijl zoveel jonge mensen stierven. Hij begreep de jongere generatie ook niet altijd goed, bij voorbeeld in de bewondering voor de door hemzelf als decadent beschouwde Louis Couperus. ‘Waarom leef ik toch zoo lang. Den 82 reeds gepasseerd en nog steeds levenslustig…’ Bavinck had gesproken in de gereformeerde Zuiderkerk (Stationsstraat) te Groningen. De ARP stimuleerde contact tussen leiders en achterban, Albracht had rechtstreeks met Bavinck in gesprek kunnen gaan over de vrouwenemancipatie. ‘M.i. zegt Paulus vrij duidelijk in 1 Tim. 2 en 3 dat het uitbrengen harer stem in publieke zaken aan de vrouw niet is gegeven. En dat beredeneert P. niet uit de toenmalige levenspositie van haar, maar zij is met een ander doel geschapen: (…) kinderen te baren.’ Bavinck had een gematigd feminisme uit christelijk oogpunt verdedigd, en daarover schreef Albracht aan Schoolland:

Ge schrijft mij dat uw dochter Minke op Calvin College gaat. Die wordt toch zeker niet opgeleid tot predikant, of volgt ze misschien alleen het litterarisch gedeelte?’86

Tegelijk was Albracht praktisch genoeg om te zien welke kant het opging. ‘Het vrouwenkiesrecht komt, en hoe hebben wij ons dan te gedragen! Volgens onze beginselen zouden we tot onze vrouwen moeten zeggen: “Ga niet naar de stembus, blijf te huis.” Maar dan leveren we ons land over aan de socialisten om het te regeeren, en deze spotten en vloeken tegen God, op elk gebied.’87 Schoolland stond in dit opzicht dichter bij Bavinck. Zijdelings komt dat aan de orde in de manier waarop hij zijn aanstaande schoondochter Suzie Westra voorstelde, de verloofde van John:

Tachtig mijlen in noordwestelijke richting Wisconsin in, wordt Friesland bewoond door bijna niets dan Friezen. (…) De Westra’s zijn boeren, maar zeer degelijk gereformeerd volk, waar men zich thuis gevoelt, en waaraan men zijn kinderen kan toevertrouwen. Suzie is ook een uitstekend meisje, eenvoudig van karakter, vroom van hart en voor het bestuur van de huishouding wel toegerust. Ze is niet erg ontwikkeld in wetenschappelijke zin, niet verder dan de lagere school brengt. Gaarne had ik gezien, dat ze b.v. ook de High School-cursus had doorgemaakt; doch andere degelijke eigenschappen staan daar zeer gunstig tegenover.88

Overigens kon hij zijn vriend geruststellen: Minke werd aan Calvin College niet opgeleid tot predikante, maar in de Highschool-afdeling tot onderwijzeres. Daar kende niemand haar anders dan Marian. Van de mannelijke studenten van Calvin College waren er in mei 1918 tweeëntwintig onder de wapenen. Onder degenen die overzee naar Frankrijk gingen, waaronder nu ook John, vielen doden en gewonden. Nellie Schoolland-Heyboer noemde het gevaar van de Spaanse griep – ‘the flu’ – minstens zo ernstig. Cornelius was er bovenop gekomen. Dat kon niet iedereen zeggen. Het was duidelijk dat het hier ging om een mondiale ramp, met slachtoffers ook in Groningen.89

In Nederland was een ingrijpende grondwetswijziging aangenomen. Algemeen mannenkiesrecht en facultatiefstelling van het vrouwenkiesrecht en van financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs (beide nader te bepalen door de gewone wetgeving) vormden de belangrijkste elementen. In de toekomst zou Nederland er anders gaan uitzien. Het sociale vraagstuk zou weer hoog op de agenda komen. De antirevolutionaire kiesvereniging Nederland en Oranje in Groningen was daar nauw bij betrokken. Hij was daarvan vanaf het begin lid, en had over het reilen en zeilen ervan een enkele maal correspondentie gevoerd met Kuyper persoonlijk.90 De in het plaatselijke Patrimonium verenigde gereformeerde arbeiders hadden zich in Nederland en Oranje geducht laten horen. Zij wensten een pensioenregeling, en een sociaal stelsel conform de ideeën van minister A.S. Talma. De hoogbejaarde Albracht had geprobeerd ‘hun verwachting wat in te toomen’.91

Studie over Tamme Foppes de Haan

Via Jan Haan had Albracht een verzoek bereikt van dr. G. Keizer92 uit Tiel, om een schets van Tamme Foppes de Haan. Deze De Haan was in de jaren veertig voorganger geweest in de afgescheiden gemeente Groningen, waar hij ook jonge predikanten hielp opleiden. Albracht had hem daar naar eigen zeggen minstens honderd keer horen preken: tot 1854, toen De Haan benoemd werd tot docent aan de Theologische School in Kampen. Voor het schrijven van de schets over De Haan gaf Albracht zich de nodige moeite. Van de gereformeerde kerkenraad ‘A’ in Groningen kreeg hij haar eerste notulenboek ter inzage. Daarnaast kreeg hij van bibliothecaris B. ten Bruggencate inzage in de notulen van de academische senaat van de Rijksuniversiteit Groningen. De Haan had in eigen kring aanzien genoten als kenner van het Hebreeuws, Aramees en Arabisch. Beweerd werd dat hij in de jaren dertig samen met P. Hofstede de Groot op tweetal gestaan zou hebben voor een professoraat in de oude oosterse talen. ‘Dit bleek echter niet zoo te zijn, zoodat men hierbij zeker aan een legende moet denken.’93

De rust waarmee Albracht zich kon wijden aan zijn studie over De Haan vormde een zonderling contrast met de nog steeds moordende verliescijfers elders. Zelfs kon hij in de zomer een aangename week door te brengen in Ons Landhuis in Lunteren. In dit herstellingsoord trof hij de hervormde predikant J.B.Th. Hugenholtz, met wie hij discussieerde over bijbelse theologie en over de visie van de Duitse hoogleraar Adolph Deissmann op de apostel Paulus. Hugenholtz was een bekende christen-socialist en pacifist,94 die herstelde van tuberculose. Dat Hugenholtz geen aanhanger was van het gereformeerde Schriftprincipe vormde evenmin beletsel voor een goed contact als diens pacifisme – het waren, zoals Albracht beschreef, in Lunteren zegenrijke dagen. De tegenstelling met wat er in Frankrijk en Rusland gebeurde kon nauwelijks groter zijn.

Vrede

Op 11 november was de oorlog dan toch eindelijk voorbij. Schoolland kon begin 1919 melden dat John ongedeerd uit Europa was teruggekeerd. Cornelius had ook moeten opkomen, maar dat was na de ‘armistice’ afgeblazen.95 John had afgezien van het aanbod de officiersopleiding te volgen, aangezien hij militaire discipline weinig vond passen bij de Amerikaanse mentaliteit zoals hij die opvatte. Hij werd op een salaris van $1400,-docent aan een Highschool in oprichting, in Paterson (New York)96 en haalde enige jaren later zijn graad als artium magister aan de Columbia University. Zijn vader rapporteerde uitvoerig over de familie. Over het wereldgebeuren was hij echter kort. De val van het ooit zo machtige Duitsland en de opkomst van het bolsjewisme in Rusland waren gebeurtenissen waarvan hij de consequenties eenvoudig nog niet kon overzien. Schoolland verbaasde zich over de aanhoudende economische voorspoed van de Verenigde Staten, waar zijn eigen salaris was verhoogd tot $2500,- en waar zijn woning inmiddels voorzien was van een centrale verwarming in de basement.97 ‘In Amerika heeft verleden jaar de landbouw opgebracht 28.000 millioen dollars. Er zijn thans aan Calvin College 17 professoren; 459 studenten. New York telt thans acht millioen inwoners volgens de laatste census.’98 John kocht een auto, en toen dat beviel deed zijn vader het ook.

Albracht kreeg in 1920 een telefoonaansluiting, zodat de vrienden na bijna dertig jaar elkaars stem weer konden horen. Het contrast tussen de gestage opbouw in het ene deel van de wereld en de doelbewuste verwoesting op zoveel plaatsen elders leek bizar. Waar hij de wereld niet begreep, zei Schoolland zich vrij te voelen om totaal verschillende bronnen te raadplegen die hem zouden kunnen helpen die wereld te begrijpen: filosofie, gereformeerde theologie, maar óók de aantekeningen bij Scofield’s Reference Bible. Albracht vond het ‘prachtig’ dat de revolutiepoging van Troelstra zo eenduidig was afgewezen. Wat hij minder waardeerde was het fanatisme waarmee de geallieerden, president Wilson incluis, de verslagen tegenstanders leken te willen vernederen tot op het bot. ‘De vredesconferentie is nu bijeen’, schreef hij in februari. ‘Ach, dat men Duitschland toch spoedig aan brood en vleesch helpe. In letterlijken zin verhongeren de menschen aldaar.’ De behoefte om Duitsland te straffen speelde de radicale krachten daar in de kaart. De revolutiegolf kon heel wel van het buurland overslaan naar Nederland. Voedsel stond nog op rantsoen (distributie). Hij had Patrimonium proberen ‘in te toomen’, maar moest toegeven dat de arbeiders reden hadden om zich te beklagen:

Mijn schoonzuster kocht de vorige week een kilo gesmolten rundvet voor ƒ10,-. Ge begrijpt dat de arbeidersstand dit niet kan betalen en het is dien menschen ook aan te zien dat ze geen voldoende voeding krijgen. Voeg daarbij de Spaansche griep en nu vlektyphus, en dan is het niet twijfelachtig of de Heere ook met zijne oordeelen op aarde is.99

Zoals hij in 1914 rekening had gehouden met een Duitse inval, hield Frans Albracht het in 1919 mogelijk dat het Spartakusoproer vanuit het oosten zou kunnen overslaan naar zijn woonplaats. Veel gereformeerden in Groningen hadden zich, om een eventuele revolutie het hoofd te bieden, aangesloten bij de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (bvl). Albrachts zoon Hendrik was een van de commandanten van de al sinds 1914 in de stad Groningen bestaande vrijwillige burgerwacht, die voor het leger opgeroepen politiemannen moest helpen vervangen. Hij was van de partij toen de BVL samen met studenten een staking van transportarbeiders hielp breken, door zelf met paard en wagen de kolen van de haven naar de gasfabriek te brengen.100 Het zou in Groningen nog lang onrustig blijven. Een communistische betoging werd in 1920 beëindigd door de marechaussee met de blanke sabel op de demonstranten te laten inrijden. Talrijke gewonden werden na afloop afgevoerd naar het enige jaren tevoren door Abraham Kuyper geopende Academisch Ziekenhuis.101

Albracht geloofde in het gezag van de wettige democratisch gekozen overheid – met daarin liefst een sterk vertegenwoordigd christelijk volksdeel. Daarvoor waren discipline en geestelijke eenheid van dat volksdeel onmisbaar. De afzetting van de Middelburgse predikant Jan Berend Netelenbos door de synode van Leeuwarden102 leek hem dan ook een verstandige beslissing. De Schriftopvatting van Netelenbos was die van de ethischen en niet die van de gereformeerden; het was niet meer dan logisch dat de man zich vervoegde bij de Nederlandse Hervormde Kerk.103 Op universitair gebied werden de banden met Amerika aangehaald door een bezoek van VU-hoogleraar Valentijn Hepp104 aan Calvin College. Het bezoek van deze dogmaticus werd een succes, maar er vielen bij de Amerikanen ook enige kritische reacties te beluisteren:

Op vele plaatsen, zelfs in Los Angeles aan the Pacific Ocean, heeft hij gesproken. Overal met groot enthousiasme gehoord. Ook hier in een 9-tal lezingen, grootendeels populair. Hij heeft een zeer eigenaardig spreektalent: zeer ge-ar-ti-cu-leerd, zeer duidelijk, dramatisch, pathetisch, ernstig en hartelijk. Wetenschappelijk bevredigde hij de vertegenwoordigers van seminarie en Calvin College slechts gedeeltelijk.105

Ouderdom

Op het laatst van zijn leven werd Albracht vrijwel blind. Hij besefte hoeveel hij te danken had aan zijn ongehuwd bij hem inwonende dochter, inmiddels op adres Tuinstraat 42. Zij schreef inmiddels zijn brieven uit, die hij haar dicteerde:

Carolina heeft tusschen de schooluren ook nog zooveel te doen. Dan eens zieke kinderen bezoeken, schoolwerk nazien, kleeren verstellen, bloemen verzorgen, wat haar zeer goed gelukt, en ten laatste, vader verzorgen.106

Zijn kerkelijke en politieke belangstelling bleef ongebroken. Hoe moest het verder, nu leiders als Kuyper (overleden november 1920) wegvielen? De destabilisering van tot voor kort machtige en welvarende delen van Europa bleef hem zorgen baren. Hendrik had voor de drukkerij materialen besteld in Wenen, en was hoofdschuddend teruggekeerd. Het financiële stelsel in de vroegere Habsburgse hoofdstad was ingestort, hij had zijn bestelling moeten afrekeningen met anderhalf miljoen Oostenrijkse kronen contant. De bevolking verkeerde in de ‘droevigste ellende’. Wanneer dit in Wenen kon gebeuren, wat verhinderde dan een vergelijkbare instorting in Amerika en Nederland. Het antwoord leek toch wel: een hecht verankerd christelijk principe, en daarop gebaseerd initiatief van de burgerij.107 Schoolland bleef optimistisch. Het evangelie was veerkrachtig gebleken, opgewassen tegen veranderingen als vrouwenemancipatie en de overgang van Nederlands naar Engels bij zijn kleinkinderen. Op die dynamiek had Kuyper hem voorbereid. Dat betekende overigens óók voor Schoolland dat het gereformeerde beginsel gehandhaafd diende te worden. Alleen zó kon voorkomen worden dat het christelijk volksdeel zo worden meegezogen door de vrijdenkers die Duitsland en Rusland van bijbelse ankers hadden losgeslagen, en zo in het ongeluk gestort. Schoolland handhaafde daarom Kuypers antithese, net als Albracht deed:

Op het gebied van Kerk en School zijn hier onder ons, CRC, toestanden die heel wat zorg verwekken. (…) In ’t algemeen gaan de schroeven van het Gereformeerde en Calvinistische los. Blijkbaar is dit ook in Nederland het geval. Er komt verzet tegen de antithese en neiging om door wereldontwikkeling te komen tot vestiging en uitbreiding van ‘Gods Koninkrijk’. Deze laatste twee woorden schrijf ik opzettelijk met aanhalingsteekens, wegens de onvastheid en onzekerheid aangaande de opvatting ervan.108

De grondslag zoals Schoolland die opvatte was de schriftopvatting van Calvijn, geactualiseerd door Kuyper en door de iets kritischer door hem gewaardeerde Bavinck. Antithese stond niet voor wereldmijding, maar voor een duidelijk profiel. Alleen zó kon een bijdrage geleverd worden aan de vragen en noden van de samenleving. Nellie Schoolland-Heyboer formuleerde dat op haar eigen manier: ‘Gods kinderen, de bidders, zijn immers des werelds pilaren waar zij op rust en door bestaat.’109 Zo opgevat was antithese betrokken op de wereld, niet afgewend daarvan. Haar man was terecht trots op de goede naam die Calvin College genoot bij de State University van Michigan, in Ann Arbor. Calvinisme sloot aan op de maatschappij, niet ondanks maar juist dóór het eigen profiel. Goede wetenschap was socratisch, open, vol verbazing over het eigen niet-weten. Dat impliceerde de noodzaak van een levensbeschouwelijke aanvulling. Het wereldconflict had laten zien dat het humanisme niet in staat was om zichzelf te verlossen. Er lagen kansen voor progressie op basis van een christelijke visie.110

Conclusie

Albracht en Schoolland waren ‘broeders’, groot geworden in de sfeer van de Afscheiding. Geïnspireerd door Kuyper legden ze echter óók een brede maatschappelijke en wetenschappelijke interesse aan de dag. Dat laatste contrasteerde zelfs al in hun eigen tijd met een door menigeen gekoesterd ‘nostalgisch’ beeld van de Afscheiding. Duidelijk blijkt dit uit de lotgevallen van de levensschets van Tamme Foppes de Haan. Albracht overleed in Groningen op 12 maart 1925, bijna negentig jaar oud. Carolina stuurde het in 1918 geschreven manuscript van haar vader naar de Kamper kerkhistoricus Harm Bouwman. Die wist niet goed wat hij ermee aan moest. Albracht had De Haan namelijk niet alleen herdacht in de gebruikelijke stichtelijke stijl, maar ook de vraag opgeworpen of er bij deze begaafde maar excentrieke docent zelf,111 en in de familie De Haan, sprake geweest kon zijn van een genetische belasting. Het manuscript vertoonde invloeden van de psychologische benadering van Heymans. De combinatie van vroomheid én belangstelling voor thema’s als erfelijkheidsleer was karakteristiek geweest voor de gesprekken die Albracht in de jaren zeventig en tachtig gevoerd had met zijn vriend Schoolland. Bouwman was er blijkbaar mee verlegen, en stuurde het manuscript met een kort beleefd briefje aan Carolina Albracht retour.112 Enkele details in Bouwmans Onder veilige hoede, bij voorbeeld over de kleding van De Haan, zijn mogelijk aan Albracht ontleend, maar daar bleef het dan ook bij.113 Opmerkelijk is dat er bij de gereformeerden in Amerika blijkbaar minder terughoudendheid bestond om gebruik te maken van inzichten uit de moderne psychologie. Na zijn huwelijk in 1929 werd John Schoolland hoogleraar psychologie in Boulder, Colorado. Die belangstelling had hij niet van vreemden.114

Klaas Schoolland overleed in 1938 in Holland(Michigan), zeven jaar na zijn echtgenote Nellie. Van hun kinderen kreeg Marian, de jongste, bekendheid als auteur van christelijke boeken. Zij herinnerde zich haar vader als een man die de werelden van het denken en het geloven niet zonder strijd, maar uiteindelijk toch harmonisch met elkaar had weten te verbinden: ‘Walking with Plato, communing with St. Paul.’115 Haar boek Leading little ones to God. A child’s book of Bible teachings, is tot op de huidige dag in druk.116


1 Cf. J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Groningerland 3 (de classis Groningen van de Afgescheiden Kerken), Groningen 1978.

2 H. Veldman, Hendrik de Cock (1801-1842) op de breuklijnen in theologie en kerk in Nederland, diss. TUK, Kampen 2009.

3 M. Kamps, 1834. Hendrik de Cock’s return tot he true church, Jenison 2014. Besproken door Rolf van der Woude, ‘Geschiedenis als zelfbevestiging’, in: DNK 83 (december 2015), 77-81.

4 K. Dekker, Gerard Heymans. Grondlegger van de Nederlandse psychologie, Groningen 2011; Pieter C. van der Kruit, De inrichting van de hemel. Een biografie van astronoom Jacobus C. Kapteyn, Amsterdam 2016; M. Meijer, M. Vasalis. Een biografie, Amsterdam 2011 (over de kinderpsychiater en dichteres M. Drooglever Fortuyn-Leenmans).

5 De correspondentie tussen Albracht en Schoolland werd vriendelijk ter beschikking gesteld door mw. Jannie Albracht-Berger, Zwolle. De brieven komen uit de nalatenschap van haar overleden echtgenoot Henderik Albracht (achterkleinzoon van F.J. Albracht), geboren in Groningen in 1922 en overleden in Zwolle in 2014.

6 G.J. Kok, ‘… in de Naam des Heeren’. Vijfennegentig jaar Parklaankerk (1889-1983), Groningen 2000, register in voce.

7 De orthodoxe uittocht in 1886 uit de Nederlandse Hervormde Kerk, onder de pretentie daarvan de wettige voortzetting te zijn. De dolerenden verenigden zich in 1892 met de meerderheid van de afgescheidenen (waaronder Albracht en Schoolland) tot de Gereformeerde Kerken in Nederland.

8 Een ‘christelijke afgescheiden gemeente’ werd in Ureterp gesticht in 1860. Vanaf 1869 deel van de christelijke Gereformeerde Kerk, vanaf 1892 van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN). Cf. Gemeenten en predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Leusden 1992, 221.

9 Jaap van Gelderen en Frans Rozemond (red.), Gegevens betreffende de Theologische Universiteit Kampen 1854-1994, Kampen 1994, nr. 248 (Klaas Schoolland).

10 Idem, nr. 243 (Wolter Hellenthal). De voornaam werd in Amerika uitgesproken als Walter.

11 Deze crisis wordt besproken in Marian Schoollands biografie van haar vader, A goodly heritage, Grand Rapids 1957, 30-34.

12 Autobiografische terugblik in: Klaas Schoolland, ‘Hans J. Schoolland (In Memoriam)’, in: Jaarboek Gereformeerde Kerken in Nederland 12 (1928), 320-324.

13 ‘Prof. K. Schoolland’, in: Jaarboekje ten dienste van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika 1901, Grand Rapids 1900, 74-75.

14 J.B. Albracht-Berger, Genealogie Albracht, Zwolle 2003 (in manuscript).

15 Zie voor de tegenstelling tussen orthodoxen en vrijzinnigen onder de Groninger lutheranen: Regnerus Steensma, ‘De evangelisch-lutherse kerk in Groningen’ en Kees van der Ploeg, ‘De kerkzaal van de vrijzinnig-luthersen’. Beide artikelen in Groninger Kerken 25 nr. 3 (juli 2008), themanummer over de evangelisch-lutherse kerk in Groningen, respectievelijk p. 65-70 en 87-92.

16 Franciscus Carolus Leopoldus Albracht was gehuwd met Gebbina Monning.

17 J.B. Albracht-Berger, Genealogie Albracht, Zwolle 2003 (in manuscript).

18 Cf. Ingrid Smit en Marry Heidema, Wandelen in middeleeuws Groningen. Op zoek naar kloosters en refugia, Haren 2015, 7.

19 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 27 december 1923.

20 Marian Schoolland, A goodly heritage, Grand Rapids 1957, 42-43.

21 Nadere gegevens over deze Tjalkens heb ik niet weten te traceren.

22 A. Brummelkamp jr., predikant van de christelijke gereformeerde gemeente Groningen tussen 1879 en 1888. Daarna verwisselde hij het ambt voor het hoofdredacteurschap van de Nieuwe Provinciale Groninger Courant. Zijn vader Anthony Brummelkamp sr., een van de leiders van de Afscheiding van 1834, had in Kampen nog college gegeven aan Klaas Schoolland.

23 Psalm 40:1, in de berijming van Johannes Eusebius Voet.

24 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 8 februari 1921.

25 Eind jaren zeventig werd het bouwwerk gesloopt. De Boteringepoort had zijn functie verloren toen Groningen in 1874 haar status als vestingstad verloor. Cf. Jonn van Zuthem, ‘Een samenleving met schakeringen’, in: M.G.J. Duijvendak e.a. (red.), Geschiedenis van Groningen iii (nieuwste tijd-heden), Zwolle 2009, 123-206.

26 Cf. De joodse inwoners van de stad Groningen en omstreken 1549-1945 en hun begraafplaatsen aldaar 1 (1549-1870), uitgave Mr. J.H. de Vey Mestdaghstichting, Groningen 2001, 398 e.v. Uit zijn jeugd in Ureterp kende Schoolland de joodse predikant Eliëzer Kropveld (1840-1920), vanaf 1875 een van de leden van de commissie voor de zending onder Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerk.

27 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 23 januari 1917.

28 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 25 april 1924.

29 J.P. de Vries, ‘Damme Paul Dirk Fabius’, in : George Harinck, Wim Berkelaar, Albert de Vos en Lodewijk Winkeler (red.), Christelijke Encyclopedie i, Kampen 2005, 556-557.

30 Marian Schoolland, A goodly heritage, Grand Rapids 1957, 40-41. Cf. Jaap van Gelderen en Frans Rozemond (red.), Gegevens betreffende de Theologische Universiteit Kampen 1854-1994, Kampen 1994, nr. 251 (Klaas Schoolland).

31 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 24 december 1917.

32 Benno Hofman, Bethel. Wijkgebouw in de Groninger Bergstraat 1887-2008, Groningen 2013.

33 Sinds 1967: de Helper Haven. Cf. G. Dimmendaal, Heropvoeding en behandeling: meisjes in huize De Ranitz, Groningen 1941-1967, Groningen 1998.

34 Een zuster van minister A.F. de Savornin Lohman, de leider van de Christelijk-historische Unie (CHU).

35 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 2 juni 1920.

36 Cf. A. van der Kooij, ‘Abraham Kuenen’, in: George Harinck, Wim Berkelaar, Albert de Vos en Lodewijk Winkeler (red.), Christelijke Encyclopedie ii, Kampen 2005, 1065.

37 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 3 mei 1923.

38 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 16 mei 1919.

39 Zij was gehuwd met Wieger Posthuma, onderwijzer aan de christelijke school van Leek.

40 K. Schoolland aan C. Albracht, Groningen 20 juni 1892.

41 Marion Schoolland, A goodly heritage, Grand Rapids 1957, 50.

42 K. Schoolland, ‘In memoriam Franciscus Josephus Albracht’, in: De Wachter (Amerika) 13 mei 1925. De Wachter verscheen als weekblad van de CRC vanaf 1868.

43 Cf. Paula van der Hoven en Angie Ploegstra, ‘Members and non-member families of the Maxwell, New Mexico Christian Reformed Church’, op: http://www.calvin.edu//hh/family_history_resources.

44 Op het titelblad van zijn handleiding voor de retorica noemt Schoolland zich dan ook ‘professor in ’t Nederlandsch en ’t Grieksch aan de Theologische School met John Calvin College, te Grand Rapids, Mich. U.S. of A.’. Stijl, vinding en voordracht. Beschouwingen, uitgegeven bij P. Noordhoff, Groningen 1909.

45 Diens bedrijf fuseerde later tot de bekende firma Wolters-Noordhoff. Cf. Henk Dronkers, Verdwenen Nederland. Nederland in oude schoolwandplaten, Groningen 2006.

46 Bart Tammeling, Honderd Jaar Diakonessenhuis Groningen. Van barmhartigheidswerk tot moderne ziekenzorg, Groningen 1987, 29. Mevrouw S.C. Albracht-Van der Worm overleed in 1922.

47 Cf. F.J. Albracht, Transvaalsche Volksliederen. Met huldebetuiging aan onze dappere stamverwanten in Zuid-Afrika aangeboden op de Groningschen Transvaalavond den 16en februari 1900. Gedrukt in eigen beheer.

48 ‘Uit het verre Westen’, in afleveringen verschenen in de Nieuwe Provinciale Groninger Courant 1893 (raadpleegbaar in: Groninger Archieven).

49 Oorspronkelijk geformuleerd als ‘fides quaerens intellectum’. Zie voor deze termen bij Anselmus: http://plato.stanford.edu/entries/anselm.

50 Marian Schoolland, A goodly heritage, Grand Rapids 1957, 57.

51 Negen daarvan behoorden tot de classis Grand Rapids West aan die kant van de Grand River), de overige tot de classis East.

52 Marian M. Schoolland, De Kolonie. The Church that God transplanted. A story about a small branch of the Church Universal called the Christian Reformed Denomination, Grand Rapids 1982, 250.

53 Albracht memoreerde later dat hij het gezin Hoekzema nog een dag voor hun vertrek naar de VS had gesproken in de Groninger Oosterstraat (brief aan K. Schoolland, Groningen 13 juni 1924).

54 Geciteerd in: H.J. Brinks, ‘Factory to pulpit. E.H. Woldring’, in: Origins. Historical Magazine of Calvin College and Seminary Archives 6 nr. 2 (1988), 3-4.

55 H. Bavinck, inleiding bij: K. Schoolland, Stijl, vinding en voordracht. Beschouwingen, Groningen 1909.

56 A. Kuyper, ‘Van de Voleinding’ cxii (vierde reeks 13), in: De Heraut van de Gereformeerde Kerken in Nederland 7 december 1913.

57 J. van Andel, Herinnering aan onze dooden, Leeuwarden 1885. Het in de bibliotheek van de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam aanwezige exemplaar is een tweede druk.

58 K. Schoolland aan F.J. Albracht, 854 Worden Street, Grand Rapids (Michigan) 3 februari 1914.

59 Karakterisering in: Jaap van Gelderen, De weg ligt vooruit. De Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Charlois 1887-1987, Kampen 1987. Miedema had in 1907 een beroep uit Charlois naar Groningen aangenomen.

60 ‘Des Heeren Engel schaart een onverwinbre hemelwacht, rondom hem die Gods wil betracht: dus is hij wel bewaard.’ Psalm 34:4, geciteerd uit: Het Boek der Psalmen benevens eenige Gezangen, Leeuwarden (A. Jongbloed) z.j. (ca. 1890).

61 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 5 september 1914.

62 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 5 september 1914.

63 Zondag 1, 9 en 10.

64 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 5 september 1914.

65 In 1917 verhuisde hij met zijn dochter en schoonzuster naar de Parkweg 5-1a. Twee huizen verderop woonden zijn schoonzoon Klaas en dochter Jantje met hun kinderen.

66 I.M. Haldeman, The Signs of the Times, Toronto z.j. (ca. 1911).

67 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 20 maart1915.

68 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 25 juni 1915.

69 Vanaf de tweede druk van diens Gereformeerde Dogmatiek vormde ‘theopneustie’ een centraal begrip in de Schriftleer van Herman Bavinck, die aan deze term de voorkeur gaf boven ‘inspiratie’ (Kuyper). Cf. Dirk van Keulen, Bijbel en dogmatiek. Schriftbeschouwing en schriftgebruik in het dogmatisch werk van A. Kuyper, H. Bavinck en G.C. Berkouwer, diss. Kampen 2003, 33-36, 99-117.

70 De Wekstem. Getuigenissen uit de Christelijke Afgescheiden Kerk in Nederland, onder redactie van Willem Diemer (1837-1926) en Johannes Hendrikus Donner (1824-1903), uitgegeven bij de firma Zalsman te Kampen 1865-1882. Aanwezig in bibliotheek PThU, Amsterdam.

71 Menno Wielinga, Het Engelse Kamp Groningen 1914-1918. De geschiedenis van 1500 Engelse militairen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Bedum 2014.

72 Het monument ter herinnering aan het ‘Engelse Kamp’ bij de Kempkensberg is op de vroegere plaats daarvan opgericht door de sinds 1772 bestaande Loge l’Union Provinciale te Groningen.

73 Albracht woonde zelf in een bovenhuis op Parklaan 51a.

74 G. Heymans, De toekomstige eeuw der psychologie, rede uitgesproken bij de overdracht van het rectoraat der Universiteit te Groningen, den 20sten September 1909, Groningen 1909.

75 Zie voor de CDP: Herman Langeveld, Protestants en progressief. De Christelijk-Democratische Unie 1926-1946, diss. vu, Den Haag 1988.

76 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 19 augustus 1915.

77 Idem, 3 december 1915.

78 ‘Boulder in perspective – from search for gold, to the gold of research. About J.B. Schoolland’. Ongedateerd knipsel (ca. 1980) in de collectie van J.B. Albracht-Berger, Zwolle.

79 K. Schoolland aan C. Albracht, Grand Rapids 11 december 1916.

80 Marian M. Schoolland, De Kolonie. The Church that God transplanted. A story about a small branch of the Church Universal called the Christian Reformed Denomination, Grand Rapids 1982, 250-251.

81 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 24 februari 1917.

82 ‘Boulder in perspective – from search for gold, to the gold of research. About J.B. Schoolland’. Ongedateerd knipsel (ca. 1980) in de collectie van J.B. Albracht-Berger, Zwolle.

83 Cf. H. Hoekstra, Bijdrage tot de beoordeling en kennis van het Chiliasme, Kampen 1903.

84 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 31 maart 1917.

85 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 14 juli 1917.

86 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 24 juli 1918.

87 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 24 december 1917.

88 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 27 juni 1921.

89 N. Schoolland-Heyboer aan F.J. Albracht, Grand Rapids 1 mei 1918.

90 A. Kuyper aan F.J. Albracht, Amsterdam 29 april 1893.

91 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 24 juli 1918.

92 Keizer was gehuwd met een kleindochter van Hendrik de Cock, en koesterde belangstelling voor de door deze geleide Afscheiding van 1834. Cf. G. Keizer, ‘Iets uit de geschiedenis der Afscheiding’, in: Van’s Heeren wegen. De Afscheiding van 1834 op 10, 11 en 12 october 1934 in Utrecht herdacht, Kampen 1934, 195-199.

93 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 24 juli 1918.

94 Herman Noordegraaf, ‘Hugenholtz, Johannes Bernardus Theodorus (1888-1973)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland (http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/hugenholtz(12-11-2013).

95 Cornelius ‘Casey’ Schoolland (1898-1985) zou achtereenvolgens onderwijzer, predikant in de crc, legerpredikant in de Tweede Wereldoorlog en docent bijbelse vakken aan Grand Rapids Christian High School worden.

96 Daar zou John Schoolland in het huwelijk treden met de onderwijzeres Wilhelmina Vermeulen. Zij was een kleindochter van de afgescheiden predikant Douwe van der Werp, naar Amerika geëmigreerd uit het Friese Burum.

97 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 3 januari 1919.

98 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 5 mei 1920.

99 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 6 februari 1919.

100 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 27 oktober 1919.

101 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 2 juni 1920. Hendrik Albracht kwam in 1923 te overlijden op de leeftijd van 52 jaar. De boekbinderij werd daarop verplaatst naar Utrecht, en daar overgenomen door een jongere tak van de familie. Hendriks zoon Tiedo Jan (1901-1972) emigreerde naar de Verenigde Staten, waar hij door het leven ging als Theodore (Ted) Albracht. Hij was donateur van Calvin College.

102 Cf. H.C. Endedijk, De Gereformeerde Kerken in Nederland 1 (1892-1936), 139-141. Netelenbos werd vervolgens hervormd predikant in Heinkenszand.

103 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 30 september 1920.

104 Dirk van Keulen, ‘Valentijn Hepp’, in: George Harinck, Wim Berkelaar, Albert de Vos en Lodewijk Winkeler (red.), Christelijke Encyclopedie ii, Kampen 2005, 779-780.

105 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 24 november 1924.

106 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 13 juni 1924.

107 F.J. Albracht aan K. Schoolland, Groningen 6 december 1921.

108 K. Schoolland aan F.J. Albracht, 27 juni 1921.

109 N. Schoolland-Heyboer aan F.J. Albracht, 29 januari 1923.

110 K. Schoolland aan F.J. Albracht, Grand Rapids 16 mei 1919.

111 Jaap van Gelderen, Tamme Foppes de Haan. Kamper miniaturen 5, Kampen 2000.

112 H. Bouwman aan C. Albracht, Kampen 13 oktober 1925.

113 H. Bouwman, Onder veilige hoede. De Theologische School te Kampen gedurende de jaren 1854-1924, Kampen z.j. (1924).

114 ‘He served as Professor of Psychology, and Head of the Counceling Service, at the University of Colorado, until retirement in 1962.’ Korte levensschets in: ‘Boulder in perspective – from search for gold, to the gold of research. About J.B. Schoolland’. Ongedateerd knipsel (ca. 1980) in de collectie van J.B. Albracht-Berger, Zwolle.

115 Marian M. Schoolland, A goodly heritage, Grand Rapids 1957, 9.

116 Marian M. Schoolland overleed in 1984. Haar Leading little ones to God. A child’s book of Bible teachings, werd in 2015 herdrukt door Wm. B. Eerdmans publishing co., Grand Rapids.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

DNK | 106 Pagina's

Tussen Grand Rapids en Groningen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

DNK | 106 Pagina's