GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij ontvingen van onzen »belangstellende" een tweeden brief in zake ons schrijven over Spurgeons optreden. Het luidt aldus:

»Vergun mij u mijn hartelijken dank te betuigen voor de vriendelijke kennisneming van mijn bericht, vervat in mijn vorig schrijven, en van de rectificatie, die er het gevolg van was. Dat gij tegenover mij blijft volhouden, dat Spurgeon eene fout beging met den eisch, dat de Union de belijdenis der Evangelische Alliantie zou aannemen, komt, dunkt mij, alleen daaruit voort, dat u wellicht niet met alle de kleine bijzonderheden van zijn strijd bekend isi Immers, wat is het geval ? De Union der Baptistische kerken heeft geen belijdenis, behalve juist »^e eigenaardigheid", die hen van andere kerken onderscheidt, nl. den Doop door indompeling na afgelegde belijdenis van geloof. Daar loopt dus de strijd niet over, want dat eenige belijden zij allen, en dat eenige wordt door niemand aangetast. Waar de strijd wel over loopt, het zijn de groote waarheden des Christendoms, waarvan het minimum — doch dat tevens het essentieele is — wordt uitgedrukt in de geloofsbelijdenis der Evangelische Alliantie. Nu zeggen de tegenstanders van Spurgeon: »Wij zijn geloovigen; wij zijn zelfs orthodox; slechts niet in dien zin, dien Spurgeon er aan hecht." Die uitvlucht wil Spurgeon hun afsnijden door te zeggen: „ Ik eisch niet, dat gij orthodox zijt in den zin, dien ik aan dat woord hecht, maar die alle geloovige Christenen er aan hechten. En om u dit te bewijzen vraag ik, dat de leeraren onzer kerk de belijdenis aannemen der Evangelische Alliantie bijv.; want deze is zoo mild en ruim gesteld, dat het voorwendsel van enghartigheid of bijzondere inzichten daardoor onmogelijk is geworden."

Dit is, dunkt mij, gehandeld in den geest ran den Amsterdamschen kerkeraad, die in de bekende attestenquaestie aan de catechisanten van Laurillard e.s. om toegelaten te worden als leden der gemeente den eisch niet stelde om alle kleine en fijne punten der Ned. geloofsbelijdenis te beamen, maar alleen den minimum-eisch, dat «Christus is gestorven voor onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking''. Ik geloof, dat Spurgeon in dienzelfden geest en met dezelfde bedoeling zijn eisch van instemming met de belijdenis der Ev. All. gesteld heeft.

U nogmaals dankzeggend en u van ganscher harte Gods zegen toebiddend op uw werk, met de vertroosting des Heiligen Geestes, waar dat werk soms moeilijk en smartelijk is, noem ik mij wederom

een belangstellende.

Wij hebben naar aanleiding hiervan de volgende opmerkingen :

1. Het is geheel iets anders, wanneer men op kerkrechtelijk gebied te doen heeft met gemeenteleden of met herders en leeraars. Ten opzichte van leden der gemeente kan men zoo toegeeflijk mogelijk zijn ; doch ten opzichte van de leeraars der kerk moet zeer scherp worden toegezien. Wanneer dezen in een of ander punt dwalen, doen zij gewoonlijk vele anderen dwalen.

2. Wij hebben zeer wel ingezien, om welke reden de heer Spurgeon heeft voorgesteld om de formule van de Evangelische Alliantie als sehibboleth te stellen. Het was om een uiterste poging te doen, teneinde al dezulken, die nog niet geheel op de paden des ongeloofs waren afgedwaald, onder ééne banier te vereenigen; en aan de andere zijde de oiireehtzinnigheid van hen, die ook in de formule van de Evangelische Alliantie zich niet kunnen vinden, helder aan het licht te .doen treden. Doch onderstel eens, dat de Baptistische predikanten allen zich in die formule hadden kunnen vinden, zou men haar dan als akkoord van kerkelijke gemeenschap hebben kunnen aanvaarden? Immers neen, want zij werd juist opgesteld om leden van allerlei kerkgemeenschappen te bevredigen en kon dus nooit tot basis dienen om een bepaalde ge^frformeerde kerk te rrformeeren. Men zal ons toch moeten toegeven, dat de formule der Evangelische Alliantie iets anders is, dan bijv. de twaalf artikelen van ons algemeen Christelijk gelooft

Engeland. De leer van het leger.

Het heilsleger heeft in de, laatste jaren betrekkelijk weinig van zich doen spreken. Wel is men in Nederland »den veldtocht" begonnen, maar van het begin van »den oorlog'', welken men aan Duitschland wenscht aan te doen, bemerkt men nog weinig De tijd is voorbij, dat het leger spreken kon van »glansrijke veldtochten". In Londen baart het optreden van het heilsleger weinig opzien meer; het publiek is aan dat »«gewone gewoon geworden. Men is in het hoofdkwartier dan ook heel wat kalmer geworden, hetgeen o. a. blijkt uit een serie van voordrachten of preeken, welke door mevrouw Booth, echtgenoote van den generaal des heilslegers, zijn gehouden en die dezer dagen in het licht kwamen. Wij houden mevrouw Booth voor de intellectueele leidster van het heilsleger, gelijk er ook eenmaal in een Engelseh blad uitgedrukt stond, „dat zij meer hersenen heeft dan de geheele secte samen." Men kan uit die voordrachten daarom opmaken, wat zoo van lieverlede de leer van het heilsleger geworden is. Laat ons er eenige mededeelingen uit doen.

In de eerste plaats moet worden erkend, dat er in de reeks van toespraken, die onder den titel van «Populair Christendom" uitkwamen, veel waars voorkomt, doch het spreekt wel vanzelf, dat dit niet het eigenaardige van het heilsleger is. Met kracht bestrijdt zij de meening, alsof de maatschappij kan gered en vernieuwd worden door onderwijs en beschaving, door verschaffing van betere woningen, door voeding van de arme klassen, door de verpleging van arme kinderen en redding van gevallenen. Zij keert zich ook tegen de »geheelonthouders", omdat dezen al het kwaad aan den alcohol wijten; en dit is te meer opmerkelijk, omdat het heilsleger aan al zijne leden geheel-onthouding oplegt. Ook tegen vrijdenkers en modernen is haar woord gericht en met name protesteert zij er tegen, dat de Heere Jezus slechts een schoon voorbeeld zou hebben gegeven.

Zij verwerpt ook de leer van hen, die zeggen: »Al zijt gij ook onrein en al blijft gij ook onrein, Christus is uwe reinheid; al zijt gij ook onwaar, Christus is uwe waarheid." Hiermede schijnt zij de Antinomianen te willen bestrijden. Toch heerscht in het leger de gedachte, dat, wanneer iemand zich »in de bron des heils laat vallen, zijn strijd gfëindigd is'" Deze gedachte wordt door mevrouw Booth gevoed en niet bestreden, vandaar; dat men zeggen kan, dat

de antinomiaansche leer door haar ter voordeur is uitgezet, maar dat zij die door de achterdeur weder heeft binnengelaten.

De Sacramenten vergelijkt deze dame met de koperen slang, welke Hiskia vertrad opdat de kinderen Israels er niet langer goddelijke eer aan zouden bewijzen. »Nehustan" of koperwerk noemt zij ze en zegt dan: „Wanneer vormen, hoe schoon zij op zichzelven zijn mogen en al hebben zij uit God hun oorsprong, verheven en vergroot worden, dan worden zij »koperwerk" in plaats van een stuk brood of een beker water. Ik ben overtuigd, dat, wanneer Paulus hier was en de doodelijke werkingen zag, welke uit de afgodische beschouwing van de beide zoogenaamde Sacramenten voortgevloeid zijn, hij daarvan zeggen zou wat ik zeg: Zij zijn »koperwerk." Want zelfs wanneer Christus gewild heeft, dat de Sacramenten zouden blijven bediend worden (waartegen zeer sterke gronden spreken), dan zijn de daaraan thans verbonden misbruiken zóó yreeselijk, dat Paulus zeggen zou: »De Doop is niets en het Avondmaal is niets zonder de vervulling van de wet Gods."

Voor Gereformeerden schrijvende, achten wij het niet noodig op deze uitingen van mevrouw Booth in te gaan; slechts deelen wij het bovenstaande mede om te doen zien, hoever men in het heilsleger gekomen is in het verwerpen van Gods Woord.

Dat mevrouw Booth hare pijlen scherp richt tegen de koude, stijve en mechanische godsdienstvormen der Episcopale kerk, is te begrijpen. Doch hij, die eenmaal »het exerceeren" van het heilsleger bijgewoond heeft, zal hebben opgemerkt, dat ook daar alles zoo mechaniek mogelijk toegaat, al heeft men geen geschreven liturgie. De lieden hebben een half dozijn zinsneden, die ieder gemakkelijk van buiten leeren en opzeggen kan: deze worden door ieder van de soldaten tot in het oneindige herhaald, onderbroken door het geroep van het in «geestvervoering" gebrachte publiek, hetwelk steeds hetzelfde is.

Uit het boek van mevrouw Booth kunnen we zien, dat, als de lijnen, door den generaal getrokken, toen hij in een boekje de leer van het heilsleger uiteenzette, verder worden doorgetrokken, die uitloopen op de verachting van Gods Woord en de Sacramenten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1888

De Heraut | 4 Pagina's