GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„In des eersten kinds nood."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In des eersten kinds nood."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ik hoor eene stem als van eene vrouw, die in arbeid is, eene benauwdheid als van eene, die in des eersten kinds nood is, de stem der dochter Sions, zij hijgt, zij breidt hare handen uit, zeggende: Wee mij nu, want mijne ziel is moede vanwege de doodslagers. Jeremia 4:3.

De eerste keer is altoos het bangst en het hachlijkst.

Den jongen man, die voor het eerst, het zeegat uit, het wijde sop mee ingaat, klopt het hart wel tienmaal zoo sterk als den ouden zeerob, die alle zeeën doorkruist heeft.

Een jong soldaat, die voor het eerst naar het slagveld moet, omgluurt, als de kogels door de lucht gaan fiuUen, de angst van alle kanten, terwijl de oude snorbaard kalm en bedaard te midden van den kogelregel op zijn man mikt en vuurt.

Zelfs den eersten keer, dat een zwemmer van een hoogte in het water springen en duiken zal, voelt hij een onrustige gewaarwording, die later al afneemt en ten leste geheel ophoudt.

En zoo is „de eerste keer" in bijna al wat het leven oplevert anders en moeilijker dan de latere kéeren die daarna komen. De spreker die voor het eerst in het publiek moet optreden ; de kweekeling die voor het eerst examen moet doen; de loodgieter die voor het eerst de dakgoot langs moet; de lichtmatroos die voor het eerst hoog in het want moet, ze ontwaren elk op hun manier de bange gewaarwording van het onbekende.

De eerste stap valt het zwaarst.

En ook dit is niet zoo bij geval. Ook hier spreekt een ordinantie des Heeren in.

Zie het maar aan de jonge vrouw die moeder zal worden.

Al wat de baarmoeder opent gaat verzeld met dubbele weeën.

Jeremia de profeet kende het leven wel|, toen hij, om Israels diepe angsten af te schilderen, het noodgeschrei des volks vergeleek bij »de stem als van eene vrouw, die in arbeid is", bij het roepen uit »een benauwdheid als van een die in des eersten kinds nood is." - DTAI hijgt, zij slaat haar handen uit, gillende: o. Wee mij nu, want mijne ziel is moede!"

Dat hierin nu een ordinantie Gods ligt, blijkt niet alleen uit het feit zelf, dat voor het eerst moeder worden gemeenlijk zooveel meer kost dan het gewinnen van kinderen voor wie reeds kinderen van God ontving; maar veel meer nog uit den bijzonderen rang dien God toekent aan al het eerstgeborene.

Als Farao, die Gode ten wederpartijder was gesteld, na de negen plagen, die voorafgingen, ten laatsten met den doodelijken slag zal gestraft worden, rooft God hem en zijn volk niet maar een kind, maar slaat Hij alle eerstgeborenen in Egypteland. »Ik zal", zoo spreekt de Heere tot den verstokten dwingeland, »uwen zoon, uwen eerstgeborene dooden!"

Omgekeerd is Israël Hem tot een «eerstgeboren zoon" en Gode al wat in Israël eerstgeboren wordt heilig, verkoren tot zijn priesterlijken dienst.

En als de profetie ons de uitnemende heerlijklieid maalt, die Jehova voor zijn Messias bestemd heeft, heet het: »Ik zal hem tot een eerstgeboren zoon stellen, ten hoogste, over de koningen der aarde."

Zoo baarde dan ook de maagd, die onder alle vrouwen gebenedijd is, in Bethlehem haar eerstgeboren zoon. En dit »eerstgeboorterecht fonkelt in de kroon van Messias zoo schitterend, dat het heilig apostolaat hem prijst als den eerstgeborene aller creaturen, en hem a den eersteling uit de dooden looft. Hij, en hij alleen moest »de eerstgeborene zijn onder vele broederen".

Deze voorkeur der «eerstgeboorte", die in Messias gefundeerd ligt, komt dan ook in Gods heilig recht over zijn volk telkens uit. »A1 de eerstgeborenen zijn mijn", spreekt de Heere.

De eerstgeborene moest uitgekocht, zooals geen later geborene.

Aan den eerstgeborene kwam een erfrecht toe veel rijker dan zijn broederen.

En de »zegen der belofte", die door God aan Abraham en zijnen zade was geschonken, volgt evenzoo de lijn der eerstgeboorte. Zoo zelfs, dat Jacob wel voor Ezau gaat, maar toch altoos met dien verstande, dat Jacob voor den eerstgeborene intreedt.

Vroeger erkende alle volk en natie deze voorkeur dan ook, en hield daarmee het geslacht organisch bijeen, en gaf den eerstgeborene wel meerder recht, maar lel hem ook duurder verplichting op.

Als de eerstgeborene viel, was de rouw zooveel bitterder. Geheel in den geest van wat Zacharias klaagt; »Zij zullen over hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over eenen eerstgeborene."

Thans heeft men in den burgerstaai al dit onderscheid tusschen den eerstgeborene en de latergeborenen feitelijk vernietigd. Maar de jonge moeder ervaart het daarom wel in haar bange weeën, dat het toch is gelijk God gezegd heeft. Onze artsen maken er nog wel terdege onderscheid in, of ze te doen hebben met «eens eersten kinds nood". En in het huiselijk leven is nog altoos zeker spoor van het onderscheid overgebleven. De eerstgeborene heeft toch altoos iets voor.

Ja, wat ge vooral niet moogt vergeten, in de paleizen der vorsten erkent het staatsrecht nog wel terdege het recht van eerstgeboorte.

De oudste pms van den bloede volgt op.

„Alle begin is moeilijk!" is de vorm waarin ons volk deze ordinantie Gods uitspreekt, maar het besef ging te loor, dat er, juist om dat moeilijke, van elk begin een dubbele kracht uitgaat en op elk begin een bijzondere ztgen rust.

Alleen het eerste kind maakt de jonggehuwde vrouw moeder. Dat doen de later geborenen niet meer. Die vinden haar als moeder en bevestigen slechts huar moederstaat, die er reeds was. Geheel die machtige omkeer, die bij de vrouw, naar lichaam en naar ziel tot stand komt, als ze moeder wierd, bewerkt dus alleen »des eersten kinds nood". In dien eersten nood werkt het mysterie. Uit de diepste smart wordt hier de rijkste vrucht geteeld. Die nood van het eerste kind zet den toon in, waarin voortaan haar levenslied zal gezongen worden. Dat eersta kindeke teekent een spoor, waarin al het verdere vanzelf volgen moet. De oogst is hier zooveel rijker.

En ditzelfde nu gaat bij de worsteling van heel het leven onder man en vrouw door.

De eerste stap op elk nieuw terrein kost altoos de bangste inspanning, maar de vrucht van die inspanning is dan ook kenteekenend voor al wat we voorts en verder op dit terrein doen zullen.

Zooals bij het zingen alles er aan hangt, hoe de eerste toon wordt ingezet, zoo hangt er ook op elk uwer paden alles aan, hoe ge op elk dier paden den eersten stap zet.

Wankelt ge daarin, dan bederft ge vaak heel uw toekomst; maar ook, zet ge dien eersten stap met uw God goed, dan is er iets gewonnen voor keel uw leven, waarvan de glans ongemerkt nastraalt.

Daarom hangt er zoo alles aan, of aan het zetten van dien eersten stap op welk pad ook, een teeder zoeken van de leiding uws Gods voorafging. Wee den jongen man, de jongedochter, die op haar wegen drentelt en haar paden kiest zonder de ongeziene leiding van haar God te bekennen. Dan kan één mistred de verwoesting van heel een leven na zich sleepen. Want de eerste stap beheerscht wat daarna komt, en beslist vaak voor levensusantie en karakter.

Maar wel hem, die ook voor dien eersten stap het beginsel zijner wijsheid vond in de vreeze des Heeren. Laat het hart hem dan bonzen in de borst; laat de stem ons bijna stikken in de keel; die beving en ontroering van heel ons wezen kan heilzaam werken; als ze er maar toe leiden mag, dat we onzen God op onzen weg ontmoeten, en geen stap zetten, waar zijn tred niet wierd ingedrukt.

Want dan komt die »eerste kindsnood" wel telkens weder, bij elk nieuw begin; bij elke nieuwe keus waarvoor we staan; bij elk keerpunt op onzen levensweg. Maar dan wordt er in dien oogenblik ook waarlijk geleefd; als op ons Pniël met God geworsteld; en dan wordt er gebaard een vrucht der eerstgeboorte, waarvan de zegen heel ons leven verzeil.

Zelfs geestelijk vat de heilige apostel dit alzoo van het zielsleven op, als hij roemt, te behooren tot hen, die »de eerstelingen des Geestes" ontvangen hebben.

Ook de heilige apostelen hebben een eerstgeboorterecht in het koninkrijk der hemelen, dat niemand hun rooven kan. Zij hebben »den eersten kindsnood" gedragen, maar genieten dan ook den rijken zegen, dat hun woord nu nog in heel Gods kerk naklinkt.

En zoo is het nog. (

Nog zijn er in menig dorp aan Ie wijzen, die na langen doodslaap daar de eerstgeborenen dea Heeren wierden. En ook zij dier ven hun zegen niet. Want hun invloed werkt na.

Ja, zoo is het nog in elk geslacht en in elk huisgezin.

Een eersteling, die het eerst in zulk een gezin tot bekeering bekwam, heeft »des eersten kinds nood" gedragen. Veel banger weeën; veel pijnlijker worsteling; veel grievender smaad!

Maar wat nood, als ook nu nog maar geestelijk Gods ordinantie heerschen mag, dat ook wie ^geestelijk eerstgeborene'' is, bij de gratie Gods zegenend heerschen mag onder zijne broederen.

KtfYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„In des eersten kinds nood.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's