GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een onzer lezers doet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een onzer lezers doet

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer lezers doet ons de zeer be-' grijpslijke vraag, wat toch bedoeld wordt met dat gedurig spreken over een onderwerpelijke en een voorwerpelijke richting.

Het zijn dan ook foei leelijke woorden, die als basterdkinderen uit een geheel vreemde taal in onze taal opgenomen, altoos een vreemden indruk blijven maken.

Subjective en objective gaat in het Latijn best, maar dj monnikenvertaling die men in ons Hollandich door onderwerpelijk en vooriverpelijk van die beide Latijnsche woorden heeft pogen te geven, is op het kantje af van ergerlijk.

Het is voor onze kleine kleuters, die op een leeftijd van 7 a 8 jaar soms reeds aan de ontleding moeten doen, en dan van, onderwerp, voorwerp en gezegdeX^tt^n, om den kriebel in het hoofd te kiijgen. En als men na op school geleerd te hebben, dat het onderiverp is de persoon die de daad doet, en het voorwerp datgene waar de daad aan geschiedt, dan later in het leven nog van een onderwerpelijke en voorwerpelijke lichting onder de gemeenteleden gaat hooren, dan moet het een gewonen leek wel groen en blauw voor de oogen worden, en is het best te verstaan, dat men eindelijk vragen gaat, zeg ons toch eens duidelijk, wat men met die richtingen bedoelt.

Nu, voorzoover er bij zoo onduidelijken, kunstmatig gefabiiceerden kunstterm van duidelijk sprake kan zijn, willen we een poging wagen om aan dit verzoek te voldoen.

Ge kunt u, niet waar, het werk en de de v/aarhei J Gods denkeu zooals die buiten u liggen en zonder u bestaan, zoodat, al vielt gij weg, of al waart gij er nooit geweest, dat werk en die waarheid Gods toch een en hetzelfde zouden blijven. In dien zin nu genomen, noemt men dat werk en die waarheid Gods voorwerpelijk, daarmee bedoelende dat ze aan onzen blik voorgeivorpen worden. Voor de huisdeur van uw persoon, niet er binnen.

Maar nu kunt ge u ook dit werk en deae waarheid Gods op andere wijze voorstellen. Zoo namelijk, dat ge uw huisdeur opendoet, ze binnenlaat, en alsnu dat werk God's alleen beziet voorzoover het in u werkte en gij dit merktet, en nu die waarheid Gods alleen bespreekt voorzoover gij ze in u opnaamt, ze kent ei ze belijdt. In dat geval nu wordt dat werk en die waarheid Gods niet genomen als een voorwerp dat buiten u ligt, maar in u als onderwerp ingebracht, en daarom heet zulk een beschouwing dan onderwerpelijk.

Zoo ligt de rechtvaardigmaking van den verkoren zondaar in den Middelaar voorwerpeli/kf'^hmttn u, in Gods raad, in Gods Woord en in het werk van den Christus; maar ze wordt voor u onderwerpelijk zoodra gij persoonlijk van deze reclitvaardigmaking het zalig besef erlangt door het geloof.

Is dit nu goed begrepen, dan zal het tevens niet zoo moeilijk zijn, eenigszins duidelijk te maken, wat men onder z/^^^ra/^rpelijke en onderwerpelijke richting verstaat.

Er zijn namelijk predikers en er zijn geloovigen, die achten dat de zaak uit en de taak voleind is, zoo het werk en de waarheid Gods, als buiten ons liggend voorwerp, zuiverj en volledig zijn uiteengezet; en die bijna nooit de vraag bespreken, hoe nu dit werk Gods en deze waarheid Gods persoonlijk op en in Gods uitverkorenen werkt; vooral niet onderscheidenlijk naar hun verschillende toestanden, leeftijden en graden van geestelijke ontwikkeling. Zij zijn zoo geboeid door het heerlijk licht dat uit de Zonne der gerechtigheid afstraalt, dat ze vergeten te bedenken, dat er ook een gezicht'tön\6.e en een oogheetVvsiée is, en dat zonder deze beide, het licht der zon voor helaas maar al te velen verloren gaat, ook al schijnt het nog zoo helder aan den hemel. Dit nu zijn lieden die eenvoudig het voorwerpelijke drijven, en voor het recht van h& x. onderwerpelijke, tot groote schade voor Gods volk, oog noch oor hebben.

Maar omgekeerd zijn er ook weer andere predikers en geloovigen, die altoos met de gezicht)!iwi\é& en de w^^^^^kunde bezig zijn, en er daardoor onbewust toe neigen, om de Zonne der gerechtigheid zelve in vergetelheid te brengen. Deze toch vestigen bijna uitsluitend hun oog op het persoonlijk Ö; ^dervonden werk Gods, en op de persoonlijk hun ontdekte waarheid des Heeren, En overmits nu dit werk en deze waarheid Gods in één enkel persoon, of ook in meerdere personen, nooit het. werk Gods noch de waarheid Gods zijn, ontstaat hierdoor het groote gevaar, dat ze ons slechts een deel van zijn werk en v/aarheid leeren kennen. Wel het licht, zooals het door het prisma van enkele zielen valt, maar niet het licht gelijk God het van zijn zon doet schijnen. En overmits nu deze mannen bijna uitsluitend de zaak bezien, gelijk ze onderwerpelijk ervaren en gehoord wordt, noemt men deze eenzijdigheid de onderwerpelijke richting.

Toch ligt op zichzelf in het bestaan van deze twee richtingen nog het groote gevaar niet, mits ze elkaar aanvullen. De gemeente des levenden Gods heeft noch aan het voorwerpelijke genoeg, noch aan - het onderwerpelijke, maar moet beide bezitten. De waarheid en het werk Gods moet én in zijn zelfgenoegzaamheid en innerlijken rijkdom ten toon gesteld, én in zijn werking en toepassing op den persoon toegelicht. Er moet de Zon, maar er moet ook het oog zijn, en op beide, in hun onderling verband, moet aanhoudend gelet.

En al is het nu de roeping van elk prediker, om beide te geven, toch zal onze menschelijke beperktheid en eenzijdigheid altoos meenen, dat de ééne prediker meer bestendig op de Zon wijst, terwijl de andere meer neigt om het spelen van het licht in het oog te beschrijven.

Mits niet overdreven, is dat dan ook zoo erg niet.

Maar gevaar, ernstig gevaar ontstaat er, a's men nu toekomt aan de vraag der zekerheid, en onderzoek doet naar den grond des geloofs. Dan toch komt het wel voor, dat menigeen, in stede van dezen grond des geloofs voorwerpelijk in Gods Woord te zoeken, dien onderwerpelijk vinden gaat in wat hij of anderen ondervond.

En dit nu mag niet.

Niet alsof eenig kind van God ooit van zijn Bijbel leven kon, zoolang het innerlijk werk des Heiligen Geestes geen band tusschen zijn ziel en dat Woord van zijn God gelegd had. Dat ware de ongerijmdheid zelve. Zonder het innerlijk getuigenis van den Heiligen Geest is het Woord Gods voor ons geen persoonlijke levende waarheid.

Maar de zaak is deze.

In uw ziel kunnen allerlei gewaarwordingen, gevoelige bewegingen en werkingen voorkomen. Dis gewaarw^ordingen, bewegingen en werkingen, kunnen zelfs den vorm van gezichtenen innerlijke getuigenissen aannemen. En nu staat het vast dat vanwege de zondigheid van ons hart, van onze verbeelding en ons gevoel, zich hierin allerlei onheiligs en onwaars mengen kan. Zelfs kan Satan er in spelen.

Neem ik dus dergelijke gewaarwordingen, bewegingen, neigingen, werkingen, bevindingen, ervaringen, gezichten, getuigenissen, of wat ook in mij waar, dan kan nooit op dezen zandgrond de waarheid gebouwd, maar moet altoos eerst aan Gods Woord getoetst, welke van deze bevindingen zuiver werk des Geestes en welke onzuivere inmengselen van uw kant of van den kant van Satan zijn.

En zoo spreekt het dan vanzelf, dat er voor goede, waarachtige, steek-en proefhoudende bevinding altoos tweeërlei noodig is: i". dat ge uit Gods Woord onderzoekt, welke de genadewerkingen in een zondaar zijn en zijn moeten, en 2". nagaat of ge iets hiervan in u zelven bevindt.

Voor wat het feit dier geesteliji< e l^•erking betreft moet ge dus persoonlijk altoos steunen op eigen bevinding, maar wat den inhoud dier bevinding aangaat, moet ge altoos terecht komen bij het Woord van God.

Want neemt ge dit anders, dan wordt Gods Woord numero twee, en uw menschelijke indruk vaft zulk een bevinding numero één, en staat de deur wijd open, om de gemeente geheel van haar vasten rotsgrond in den Christus naar het kruiend oeverzand van menschelijke bevinding over te leiden.

En overmits nu de Synodale organisatie met haar leervrijheid dit laatste kwaad zeer sterk in de gemeente gekweekt had, is het een natuurlijk en noodzakelijk gevolg van alle reformatie, dat ze van dezen zandgrond ons naar de Wet en het Getuigenis, d. i. naar de vastigheid der voorwerpelijke waarheid terugroept.

Mits men zich hierbij, en daar kan niet genoeg nadruk op gelegd, nu maar wachte voor de tegenovergestelde overdrijving, en om de Zon het oog niet vergete en voor dat oog de heelkunde niét verwaarlooze, d. i. om de waardij van het Woord het onmisbare werk van den Heiligen Geest in den persoon geringschatte.

KUYPKR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 september 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Een onzer lezers doet

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 september 1890

De Heraut | 4 Pagina's