GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LAATDUNKEND.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LAATDUNKEND.

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 20 Jar, , 1893.

Onze politieke bladen voeren ook een rubriek voor kerknieuws.

Gemeenlijk nu zijn de belichten, onder deza rubriek voorkomende, nuchter en objectief meegedeeld.

Zelfs het Handelsblad, anders voor gsen klein gerucht vervaard, heefc deze rubriek bijna nooit mishtvXkX.

De courant echter, die er bij uitstek het hatidje van heeft, om deze rubriek te vergifiigen, is de N. Rolt. Gt.

We wijten dit niet aan de hoofdredactie van dit blad. Althans van Dr. Lamping, die onlangs aftrad, hmnen wc niet geloovcs, dat hij lust had in soortgelijke „kleine" en eigenlijk „min fatsoenlijke" middelen.

Neen, het kwaad schuilt o. i. onder haar correspondenten.

Dit schijnen ia kleine plaatsen meest „haters van al wat fijn is" te wezen, en deze zenden dan, op hun ploertige manier, berichtjens in, die als kerknieuws, ongecontroleerd, in het blad komen.

Toch zou het aanwlnste ia degelijkheid, fatsoen en goede smaak zijn, bijaldien Dr, Zaajer, die onlangs als hoofdredacteur optrad, aan dit ingeslopen kwaad eens paal en perk stelde.

Immers we weten wel dat een zeer groot deel van de lezers der N. Rolt. Ci. al zulke ploertige stukjes allerdeiicteust vinden en er in genieten, ri5aar de Redactie van een der eerste bladen van ons land staat toch te hoog, om deze wansmaak als maatstaf te kiezen.

Zoo las mea nu weer in dit blad, altoos onder diezelfde rubriek, dit bericht uit Geertruidenberg:

In onze kleine stad is eene kerk voor de roomschen, eene voor de joden en eene voor de hervormden. Tot deze laatsten behooren, het garnizoen incluis, ongeveer 400 zielen. Aan het hoofd van dezen staat reeds jaren een predikant van moderne richting. Nu echter heeft sinds een paar maanden een evangelist van de secte der Baptisten, de heer Lankamp van 's-Gravenmoer, eene kamer gehuurd en houdt geregeld godsdienstoefening, catechisatie en zondagschool.

Intusschen meende de korporaal J. van. Dalen, dat eene andere secte, de afgescheidenen nl, vooral mei het oog op het zoo nabij gelegen Raarasdonksveer, ook wel kon beginnen om haar zaad, dat elders zoo welig opschiet, ook hier te zaaien. En zoo geschiedde het dat in December, onder leiding van den heer Feringa van Klundert, eene vergadering bijeenkwamf van deputaten der kerken a b. Deze huurde twee kamers, waarin sedert door verschillende voorgangers van genoemde kerken word gepreekt. Thans is ook een godsdienstonderwijzer voor vast aangesteld. Een ^fr^^^i/^ wordt nog niet uitgegeven, daar de taak van zulk een blaadje wordt vervuld door den volijverigen korporaal, die bij de ^klanten" gaat rondzeggen, wanneer en door wien er zal gepreekt worden. I3 de spreker van den avond verhinderd, dan sticht de korporaal zelf de schare.

Nu, zei iemand, die dat las, „die moderne dominee is zeker de correspondent, want alleen wie onder zijn duiven geschoten wordt, kan uit broodnijd zoo giftig schrijven."

Toch gelooven we dit niet.

Een modern predikant, dïe zulk een stukje inzond, ECU zijn eigen fatsoen als gestudeerd man wegwerpen, en dit mag ook van Ds. Schültz niet ondersteld.

Bovendien een modern predikant zou met opzicht tot de Joden niet van een kerk spreken, en zijn eigen kerk niet na de Joden hebben genoemd.

Veeleer schijat de correspondent onder het garnizoen te schuilen, want heel het berichtje is er blijkbaar op aangelegd, om den korporaal J, van Dalen onaangenaam te zijn.

En dit nu juist is o. i. het onzedelijk karakter van dit bericht.

Ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant weet zeer wel, hoeveel moed en toewijding er toe hoort, om als soldaat in garnizoen voor zijn geloof uit te komen, en hoevele.i er zijn, die uit valsche schaamte meêdoeken en meêtieren, en niet durven bidden, om niet uitgelachen te worden.

Nu schijnt hier intusschen een jonkman te zijn, die dezen moed wel heeft.

Die Van Dalen schijnt weinig de menschen te ben voor zijn God.

on Hij ijvert voor zijn belijdenis.

En waar hij in Geertruidenberg bij de Synodalen niets vindt dan een dor tn zielloos modernisme, poogt hij er een prediking van het Evangelie te vestigen.

Nu juicht al wie nobel van hart is dit toe, en zal dezen korporaal om zijn meed en ijver loven.

Ea een blad als de N. 'Rolt, Gt. moest, althans ia de tegenwoordige dagen, waarin zelfs ons leger door het socialisme bedreigd wordt, er een goed woord voor over hebben, als er zulke mannen in ons leger opstaan.

Zoo alleen steunt men de betere elenier.ten.

Doch wat doet ze in plaats hiervan.' Ze maakt dea man belachelijk, en dat op iaffa manier.

Ze spreekt toch van een „secte der afgeicheiderien", en van ['„deputaten van A + B",

Is dit nu geestig.' Is het aardig.? Spreekt er vernuft uit.' Of is laf het eenig juiste woord om dergelijke ploertachtige grappen te_ qualifïceeren.'

"En dan stelt ze dien korporaal voor als ibode van de kerk, rondgaande bij de „klanten", om' rond te zeggen, waar er dienst is.

Waarlijk, de liefhebbers van de N.Rott, Gottr., die een betere opvoeding ontvingeu, en daardoor een meer gekuischte smaak hebben, moeten zich toch met ons ergeren | aan zulke getiiepigp, laffe manieren, om een korporaal, die dea moed zijner overtuiging toont te bezitten, te brandmerken.

Het is zoo goedgeefs aardig ea gemakkelijk, zulk een korporaal aan den spotlust van het Brabantsch publiek over te geven, esi we stellen ons al voor, hoe men in het garnizoen, onder de Joden, en onder de Roomschen van Geertruidenberg zich over deze banaliteit vroolijk maakt,

NIJKERK.

Uit Nijkerk meldt men ons, dat den Kerkeraad wel om advies gevraagd was, maar geen beslist advies gegeven , had : Men schrijft letterlijk dit":

Uit uw schrijven in'^de Heraut No. 786 over Nijkerk schijnt het ons toe, dat U onvolledig zijt ingelicht over de handelwijze van het bestuur der Kerkelijke Kas alhier. Dit spijt ons, en we zijn daarom zoo vrij U beter in te lichten.

U schrijft, »dat~de vergadering der" K. K. het recht niet had om zonder voorafgaand advies van den kerkeraad verandering in de beschikking over de zitplaatsen te brengen."

Laten wij U al dadelijk zeggen, dat dit ook niet geschied is. Het bestuur der K. K. heeft aan den kerkeraad gevraagd: op welke wijze moeten de zitplaatsen in de kerk naar Gods Woord en naar den toestand der gemeente verhuurd worden". Het antwoord daarop luidde, dat alle verhuren der zitplaatsen in de kerk in botsing kom.t met Jac. 2 en Joh. 2 : 16; dat het moeielijk is eene goede regeling te vinden; en dat, naar de kerkeraad geloofde, het de wensch der gemeente was de manier van verhuren uit de noodkerk te volgen, d. i. naar het stelsel van klassen met verschillende prijzen.

Zoo sprak de kerkeraad dus wel uit, dat alle verhuren tegen Gods Woord inging; zoo gaf hij wel, naar zijn oordeel, den wensch der gemeente te kennen; maar hij wees geen weg aan om de gemeente naar een meer bijbelsch standpunt te voeren, omdat hij hierin, naar het zeggen van enkele leden, geen besluit wilde nemen.

Daar nu het bestuur zelf ook niet eenstemmig over de zaak dacht, werd er eene buitengewone vergadering van de leden der K. K. belegd. Op die vergadering kwam, behalve een voorstel van het bestuur, door zijne meerderheid aangenomen, ook een tweede .voorstel ter tafel om alie loten voor de zitplaatsen uit één bus te doen trekken en ieder zelf te laten bepalen, wat hij naar vermogen aan de kerk kon bijdragen. Dit voorstel, werd l'op eene tweede vergadering, acht dagen later, met 109 tegen do stemmen aangenomen. Is het al niet krachtens een advies van 'den kerkeraad aangenomen, stellig is het in overeenstemming m^t het eerste punt uit het bovenbedoeld antwoord van den kerkeraad.

Of het bestuur der K. K. recht deed, met vraag over de verhuring, waaraan een geestelijke zijde is, aan het oordeel van de vergadering te onderwerpen, nadat er met den kerkeraad gecorrespondeerd was, en deze een deels beslist, deels ontwijkend antwoord had gegeven, kunnen wij niet uitmaken. In de beide vergaderingen heeft niemand, ook geen der aanwezige kerkeraadsleden de zaak uit dat oogpunt bezien. Ook de statuten en het reglement der K. K-, copie van het Amsterdamsche concept, laten ons hier in het onzekere.

Zijn deze uiteenzettingen juist, waaraan we niet twijfelen, dan vervalt natuurlijk onze eerste opmerking.

Toch ware het o. i. beter geweest, dea Kerkeraad zoo spoedig niet los te laten, maar nogmaals op beslist advies aan te dringen, of althans, het op de vergadering van de Kerkelijke Kas gevallen besluit, eer men het uitvoerde, aan den Kerkeraad op te zenden, met verzoek om te melden, of tegen zulk een regeling, als nu besloten was, van de geestelijke zijde geen bezwaar bestond.

Plicht, dit erkennen we intusschen, was dit echter niet. De , Kerkelijke Kas had den Kerkeraad in de zaak gekend, en de Kerkeraad had beter gedaan met duidelijk te spreken.

KERKGEBOUWEN,

Ons schrijven over het jubilaeum van Ds. van Hoogstraten deed bij een tweetal correspondenten de vraag rijzen, of er dan aan een kerkgebouw iets heiligs v/as.

Men vroeg dit, o.mdat door ons gezegd was: „Op een andere plaats zou zulk toegingen van een leeraar gekund hebben. Hier, in Gods huis, mocht dit niet."

Hieruit nu leidde men af, dat o. i, een kerkgebouw Gods huis was, en dat alzoo de gebouv/en in ons oog een gev^cijd karakter drcegen.

Nu doet het ons altoos goed, zoo men, zulk vermoeden tegen ons hebbende, het ons zegt, wijl we er dan op antwoorden kunnen.

En dan zij men volkomen gerust. Voor als na blijft de Heraut des meenens, dat, nu de bediening der schaduwen voorbijging, alle gev/ijd karakter aan wat hout of steen is moet betwist worden; dat onder ons Calvinisten alzoo geea'wijden of inwijden van erven oi gebouwen te pas komt; en dat aan een kerkgcbouv/ dus hoogstens het karakter mag toegekend, van een voor crn.stiger gebruik afgezonderde localiteit,

In de dagen der vervolging van 1550, van 1610, van 1834, van 1886 heett 'sHeeren volk allerlei localiteit gebruikt, waar een andermaal misschien gedanst en gebanketteerd werd, Zoo zou er op zichzelf ook niets tegen zijn, dat een dusgenaamd kerkgebouw in de week verhuurd werd voor een monsterzaal, voor een tentoonstelling of een meeting. En dat men dit niet doet, en terecht nalaat, is niet, wijl zulk een gebouw in ons oog heilig is, maar overmits zekere betamelijkheid ook regelen voor het gebruik stelt.

Men kan zeer goed in de week een doopbekken als scheerbekken gebruiken; en toch doet men dat niet. Voor het heilig Avondmaal hcefc men in tijden van nood vaak gewone eesborden en bierglazen gebezigd; en toch houdt men er, als het even kan, liever een afzonderlijk avondmaalstel op na.

Zoo werkt deze regel van het betamelijke, van het voegzame, van het passende, in geheel onze Godsvereerïng, ook ai öeeft dit voedzame niets ter| v/ereld met het gewijde karakter van den dienst der schaduwen gemeen.

Aan een gebouv/ als gebouw te hechten, is niets dan een soort afgoderij. Die gehechtheid heeft haar oorsprong en wortel in het sentimenteele. En komt, evenals alle bijgeloof, éiAx op, waar de zenuw van het gezjade geloof is doorgesneden.

Zie maar weer te Ltiden.

Wel de ongeloovigen tot het heilig Avondmaal toelaten en het Verbond des Heeren helpen ontheiligen; maar op eens stormloopen, als een gebouw ontwijd zou worden door een moderne Zondagsschool,

Men zag dan ook voorbij, dat wij te 's Gravenhage spraken van een gebouw, op het oogenblik dat hierin de Dienst des Woords werd uitgeoefend, en dat er alzoo de gemeente vergaderd tvas.

Met de vraag, of die gemeente de ware gemeente was, hadden we ons ditmaal niet op te houden, We namen de zaak zoo als ze zich voordeed. En die deed zich voor als een sameiikomst van de gemeente van Christus, waarin een ambtelijk dienaar des Woords voorging.

En dit nu maakt het geheel, dat zich daar vertoonde, tot Gods Huis; geheel afgezien van de vraag, of het gebouw een school, een zaal, een herberg, een school of een kerkgebouw is.

En ook omgekeerd, zoodra de gemeente Gods er uit weg is, staan er weer niets dan de muren en de banken; is het enkel hout en steen.

Stel dus dat Ds. van Hoogstraten den strijd voor zijn Heere had aangebonden en uit de kerkg'bouwen ware verjaagd, en met de gemeente gevlucht was in het Concertgebouw voor Kunsten en Wetenschappen; dan zou het toezingen van dat eerelied aan hem als leeraar in dat Concertgebouw even zondig zijn geweest, wijl in het midden der gemeente Gode alleen, en niet een eenig mensch de eere toekomt.

En was omgekeerd de bevolking van het weeshuis op morgen of overmorgen ia een der kerkgebouwen saamgekoraen, en werd dan door de weezen een woord van dank tot Ds. Van Hoogstraten toegezongen of toegesproken, zoo zou hier niet het minste kwaad ia steken, ock al was het iti een gebouw, dat men kerk noemt.

De tegenstelling wordt op die wijs zoo kras mogelijk. Ia het Concertgebouw 3Ö«dig, als de gemeente des Heeren er vergaderd is; en in het kerkgebouw doodonschuldig, mits het een particuliere samenkomst is.

Twijfel behoeft ten deze dus niet te bestaan.

De kerk is, waar de gemeente des Heeren saamkomt, ia schuur of schuit, in locaal of zaal, in school of in opzettelijk ingericht gebouw.

En dan is er daarom Gods huis, omdat

God Drieëenig er alsdan met zijn heilige tegenwoordigheid in het midden van zijn volk is.

Gaat dan de gemeente uiteen, dan is van de tegenwoordigheid des Heeren aan deze plaatse geen sprake meer.

Een Bethei van hout of steen is onder de bcdeeling des Nieuwen Verbonds eenvoudig ondenkbaar.

IDIOTEN,

Een zeer teedere vraag deed men ons uit Zeeland, of namelijk de genade Gods ook zou kunnen werken in die ongelukkigen, die door zinneloosheid of idiotismc bijna niet meeleven met hun omgeving.

Nu is het goed met soortgelijke vragen altoos uiterst voorzichtig; te zijn; althans voor zooverre Gods Woord ohs geen rechtstreeksch antwoord geeft.

Toch behoeft het drukkende vraagteeken niet te blijven staan.

Vrasg toch uzelvea maar af, als een kind Gods, dat krachtig getuigenis van zijn overgang uit den dood in het leven bezat en gaf, op hoogen ouderdom komt, en over de tachtig en negentig jaar .schuift, en dan wat suf of kindsch wordt, heeft dan ooit iemand gemeend, dat daarom de Heilige Geest niet meer op verborgene wijze in zijn ziel kon werken.'

A'.s een kind Gods door een herzenziekte, b. v. door een typhus, wordt aangetast, en hij ligt dagen lang als een zin-Eclooze te ijlen, ligt hij dan daarom buiten genade ?

Is het niet meer dan eens gezien, hoe een kind Gods, dat door herzenkrankheid waanzinnig werd en lang bleef, vódr zijn dood nog weer bij zinnen kwam, en.dan duidelijk blijk gaf van onafgebroken genade ?

Natuurlijk, hing de wesking der'genade, gelijk sommigen wanen, aan ons verstand,

dan kon dit alles niet.

Maar zoo is het niet.

Genade is souverein en vrijmachtig.

God werkt in een kitideke in 's moeders schoot; denk maar aan Johannes den dooper.

God werkt in ons in den slaap. Vraag maar hoe heel anders ge vaak opstaat, dan dat ge liggen gingt.

God werkt inhouden _ van dagen, die kindsch werden.

God kan werken in kinderen Gods, die waanzinnig werden.

Nooit en nergens is zijn macht beperkt door het niet-wcrken onzer verstandelijke vermogens.

Wat wreede gedachte^ook eigenlijk, om te wanen, dat een ongelukkig kind, dat toch reeds zoo veel mist, nu, ter oorzake van zijn ongeluk, bovendien nog eeuwiglijk van de genade zou zijn uitgesloten.

Wel spreekt het vanzelf, dat niemand zeggen kan: Omdat een kind idioot is, daarom heeft het genade.

Ook hier kan niets gelden dan Gods vrijrnachtige uitverkiezing; maar aan die verkiezing wordt dan ook, ju'st wijl zij vrijmachtig is, door het idioot-zijn van zulk een kind geen perk gesteld.

Laat het toch al zijn, dat zulk een kind niets hoorde, niets merkte, niets vernam, en dus heensterven zou, zonder ooit den naam van Jezus op de lippen te hebben genomen; dit sluit Gods werk door zijn Heiligen Geest in het hart niet uit.

Zeker, ge zijt aan de Schrift gebonden. Maar even stellig als gij uw oordeel dragen zult, zoo ge, de Schrift kunnende gebruiken, die minacht; even stellig zal die Schrift nimmer in Gods hand het instrument zijn, om wie.^ haar niet/? ^ö« gebruiken, te verdoemen.

TOEGELICHT,

Ook ons blad nam de bedenkingen op, door Dr. Schot tegen ecnige bedingen van het Hoofdbestuur der Gereformeerde Zendingsvereeniging ingebracht, We haasten ons daarom ook de toelichting van Ds. De Gaay Fortman ter kennisse van onze lezers te brengen.

Hij schreef aan Dr. Schot:

Naar aanleiding van uw schrijven in het laatste nommer van de O. Kerkbode, getiteld sZending", neem ik de vrijheid een paar opmerkingen te maken.

Het November-nonimer van |de Heidenbode deelt ons op bl. 466 meê, wat door de b.b. Deputaten ad res exteras v/d Geref. Kerken in hunne eerste vergadering was besloten omtrent de overname van den Zendingsarbeid op Midden-Java. »Met algemeene stemmen werd goedgevonden: i. het schema van Zendingsarbeid op Midden-Java, in het verslag door Ds. Lion Cachet bij de Voorl. Synode van N. Ger. Kerken ingediend, in hoofdzaak over te nemen; 2. de door den dood der zendelingen Vermeer en Wilhelm opengevallen plaatsen, zoo spoedig mogelijk te vervullen, en 3. een zendeling-arts (de heer Scheurer) uit te zenden." Gewapend met deze resoluties zijn de deputati deputatorum Synodi, in de vergadering van het Hoofdbestuur der N. Ger. Zendingvereeniging gekomen op den u bekenden datum. Andere punten van ondergeschikt belang, eigenlijk meer overgangsbepalingen, zijn door het Hoofdbestuur hierbij gevoegd. Daar echter de genoemde Deputaten niet gemandateerd waren tot definhieve afdoening der zaken, maar slechts om, te hooren wat van de zijde des Hoofdbestuurs werd geconditioneerd, is er geen overeenkomst opgesteld.

Uwe opmerkingen in de laatste Overij'aelsche Kerkbode, raken dus niet het Hoofdbestuur maar de deputaten Synodi. Doch ook dezen kunnen zich de vriendelijke terechtwijzing niet aantrekken, dat zij hunne bevoegdheid zijn te buiten gegaan. Zij hebben hun mandaat ontvangen van de Generale Synode om bij de overname van de zending op Midden-Java te rekenen met het verslag van Ds. Lion Cachet. Daar hun voorkwam dat het schema door laatstgenoemde gegeven in hoofdzaak bruikbaar was, heeft het dat overgenomen; vrijwillig, zonder pressie van het Hoofdbestuur. Niet twijfelende of deze opmerkingen zullen u aangenaam zijn,

omdat daardoor hel Hoofdbestuur der Geref. Vereeniging vrij voor u uitgaat.

De zaak loopt dus zeer eenvoudig.

Natuurlijk nemen Deputaten geen be^iingen aan, die int de toekomst de vrijheid der kerken binden zouden. Dat. zqtiden ze niet kunnen en niet mogen. En al waren zulke bedingen ook tien maal aangegaan, ze zouden toch niet gelden.

Alleen heelt het Hoofdbestuur, en dit Is prijsHj-', er voor gewaakt, zoo veel in zijn vermogen stond, dat het eens begonnen werk niet vervloeide.

Het had nu eenmaal zekere consistentie erlangd. Er was een verleden dat eigenaardige eischen stelde. En nu [stond het Hoofdbestuur er op, dat hiermee werd gerekend.

Wat teedsre belangen hierbij in het spel zijn, ziet men aan wat de Macedoniër ovtr het sterven van broeder Wilhelm schrijft.

Men kent de ongelukkige historie van Sadrach, een wezenlijken ketter, die machtigen invloed ia deze kerkjes van Midden-Jdva had weten te verkrijgen, en die door Ds. Lion Cachet werd afgezet.

Hiervan nu schrijft de Macedoniër:

Schijnbaar nam Sadrach dit vonnis met onderwerping aan, maar in werkelijkheid stoort hij zich er niets aan en maakt alle zijne volgelingen van Wilhelm en de andere Zendelingen afvallig. Dit kan hem niet moeieiijk vallen daar de groote meerderheid veelmeer onder zijn invloed staat dan onder die der Zendelingen. Voor den zendeling Wilhelm, die de dingen met veel tact geleid had en die meende dat de toestanden zich op den duur ten goede zouden schikken, was dit reformatorisch optreden van Ds. Lion Cachet een harde slag. Als een kaartenhuis stortte heel de tempel, waaraan hij levenslang gebouwd had, ineen. Voor een richtige beoordeeling der zaken ontbreken ons de noodige bronnen, we vertrouwen echter dat het met spanning verwachte boekwerk ons in staat zal stellen om deze harde maatregel noodzakelijk, tijdig en wdberaden te noemen.

De Gouv.-Generaal heeft geweigerd Sadrachs toelating tot helper, die hij ook evenals een Zendeling van de Regeering heeft ontvangen, in te trekken.' Sadrach kan dus ongehinderd doorgaan en zooveel hij verkiest de gemoederen opzvveepen tegen de Zendelingen. De Gouv.-Gen. wettigt deze weigering door te zeggen dat de vorming en uitbreiding der gemeenten aan genoemden inlandschen voorganger te danken is, dat hij onder zijn medechristenen in achting staat en zijn gedragingen geen aanleiding tot klachten gegeven hebben, terwijl ook tegen de intrekking van de toelating uit politiek oogpunt bezwaren bestaan. De Gouv.-Gen. laat zich hier o. i. in met dingen die hem volstrekt niet aangaan. Maar Indië is het land van willekeur en de Gouv.-Gen. doet wat goed is in zijne oogen.

Echter weigerde de gouverneur-generaal, en o. i. terecht, om Sadrach's permisslebtief in te trekken. Niet dat we de motieven van de regeering goedkeuren, maar o. i. moet de regeering ook Sadrach ongehinderd op zijn wijs laten evangeliseeren, zoodra hij zegt, dat hij dit verlangt.

Een regeering zonder confessie kan niet gaan keuren, wat al dan niet zuiver Christelijk is.

En nu gaat de Macedoniër aldus voort;

Intusschen hebben een rij van rampen deze Zending getroffen. Vermeer is overleden 26 Oct. 1891 — Zuster Horstman 12 Dec. — Wilhelm 3 Maart 1892 — Horstman is ernstig ziek geweest en nog zwak — Zuidema is op den rand des grafs gebracht en herstelt langzaam — nog heeft niemand de ledige plaatsen ingenomen, en daarenboven heeft Rome zijn Zendelingen uitgezonden om den buit te deelen, die hier voor dezen zwarten roofvogel overvloedig te buiten valt. Het is om radeloos te worden. Maar onze God vergist Zich niet, zegt Ds. Lion Cachet — en dat is waar.

Van de ziekte en dood der beide eersten hebben wij vroeger iets medegedeeld; nu alleen iets over Wilhelms overlijden. Als oorzaak daarvan wordt genoemd sterke zenuwaandoening en hevige malariakoorts. De laatste schijnt door de eerste verergerd te zijn. Vermoedelijk heeft hij zich ook den loop der zaken meer aangetrokken dan voor zijn gestel gewenscht was. Diep moet het hem gesmart hebben dat hij de talrijke schapen, wier vertrouwen hij meende te bezitten, zich van den herder zag afwenden en Sadrach volgen. Bij zijn begrafenis bleek het best hoezeer het Sadrach gelukt was het volk van hem af te trekken. Wel zag men daar verscheidene Europeanen o.a. ook Ds. de Bruyn, predikant te Poerworedjo, maar de inlandsche maatschappij toonde geen algemeene deelneming.

Hij moet juichende en wuivende den dood tegemoet gezien hebben.

Eene weduwe met vier kleine kinderen staren hem weenende na, Voor hun levensonderhoud wordt door de Ver. gezorgd.

Zoo wordt dus althans het sterven van den zendeling Wilhelm ten deele toegeschreven aan de beroering, die in deze kerken ontstaan was tengevolge van de afzetting van Sadrach.

Of dit nu had kunnen voorkonaen worden, of er nog langer met Sadrach te eggen en te ploegen viel, dan wel, of zijn onverwijlde afsnijding door recht en waarheid geëischt werd, wenschen we niet te beoordeelen.

We wijzen alleen op zoo teedere feiten, om aan te toonen, hoe noodzakelijk het was, dat er ook bij deze zending met haar verleden gerekend werd.

En in zoover het Hoofdbestuur daarvoor poogde te waken, verdient het o. i. eer lof dan blaam.

SCHAATSENRIJDEN.

Ons schrijven over het schaatsenrijden is, naar we merken, opgevat, als Bagen we liefst een ieder op het ijs.

Men meent, dat we uit zekere passie voor het ijsvermaak gesproken hebben.

Zelf hartstochtelijk rijder, zal de redacteur van de Heraut zijn üevelingsvermaak bepleit hebben.

Toch is dit niet zoo.

Onze redacteur heeft nooit één enkel maai een schaats onder den voet gehad. Hij reed nooit. Hij kan niet rijden. Als kind mocht hij niet, en later ging het niet meer.

Wat ons schrijven deed, was enkel de overweging, dat we met ernste te onderzoeken hebben, wat God ons in zijn Schepping aanbiedt. Geen mensch heelt het ijs uitgedacht, laaar God schiep het, en God gaf aan het ijs die hoedanigheid, dat het te berijden is.

En ook dat een menschelijk spiergestel zoo Is aangelegd, en dat het ijzer zoo te smeden is, dat de mensch met ijzer op ijs rijden kan, is uit de Schepping; evenals het zwemmen in het water, en al soortgelijk vermaak.

Daarom kwamen we er tegen op, dat men het schaatsenrijden op zichzelf zou afkeuren. Ons dacht, dit mogen we niet doen.

En waar cnze Christeniieden toch reeds aasi zoo bijna alle vermaak zich spenen moeten, Vi^ilde het er niet bij ons in, dat men ook het rijden in elkaar veroordeelen zou.

In Friesland en Groningen oordeelden de Christenen dan ook altoos, dat er in het rijden geen zonde stak; maar in een deel van Holland ea Utrecht zag men er ivel zonde in.

Nu, dat kan niet.

Wat zonde is ol niet, Holland ol aan Friesland. hangt niet aan

En daaroiTS veroorloofden we ons als onze meening te kennen te geven, dat er in het schaatsensijden als zoodanig niet iets verkeerds stak.

Dit sluit echter niet uit, dat het tot veel verkeerds aanleiding kan geven.

Men kan onvoorzichtig zijn en anderer leven wagen. Men kan in verkeerd gezelschap gaan. Men kan er zijrs plicht om verzuimen. Men kan op zijn rijden gaan blufïen. Ea zooveel meer.

Deswege is het dus Christenplicht, tegen dit alles te wake«; niet het minst bij zijn kinderen.

Maar al vergaan er elk jaar ruim 1200 .schepen, daarom zal niemand zeggen dat een Christen niet varen mag. Al verdrinken er elk jaar door het zwemmen duizenden menschen, daarom za! niemand beweren, dat we niet te water mogen gaan. En zoo ook kan men niet zeggen, dat het zesde Gebod het rijden verbiedt, ook al weet men, dat het ijsvermaak alle jaar menschenievens kost.

Juist echter waar het schaatsenrijden op zichzsif geen kwaad is, moet de plicht dubbel gevoeld worden, om toe te zien en te Eorgen, dat er bij ons noch bij oaze kinderea kwaad van komt.

­RECENSIE.

De Stad zonder Kerk is een toespraak van Prof, Drummond, die vertaald bij den uitgever H. Honig het licht aag.

De uitvoering is keurig. De vertaling is zoo uitnemend, dat het bijna niet beter kan. En ook ... de inhoud is boeiend ... maar, evenals alles wat Diummond bood, geheel afleidend van onze Christelijke belijdenis, en dat onder verleidelijk schoone Christelijke vormen..

Reeds zijn titel deugt niet. Er staat In de Openbaringen niet: Er was geen kerk, maar er was geen tempel in die stad, wat terugziet op den symbolischen tempel van Sion, en met ons begrip van kerk niets te maken heeft.

Ontraden doen we dus de lezing van dit boek niet, want er vloeit een .stroom doorheen van schoone , aangrijpende gedachten, die u verfrisschen en aangrijpen.

Maar men zij op zijn hoede, want onder die schoone zsj.n o, zooveel valsche gedachten. „Er bestaat, " zoo leest ge op blz. 71, » geen liemel voor hen, die niet tot de goeden, de rechtvaardigen, de vriendelijken, de goddelijken behooren; want deze zijn de hemel". Let nu op de onderstreepte woorden, en ge kent den geest van dit boekske. Want feitelijk karakterlseeren deze geheel den inhoud,

Dë beer TIEMERSMA zond zij a Geschiedenis der Zending in het licht, uitgever D, Donner te Leiden.

Gciijk alles wat Donaer levert, zoo is ook dit boekske technisch al wat het zijn kan. En Tiemersma's overzicht is jiaist daarom zoo belangrijk, wijl het ons de Zending leert kennen, niet na de oprichting der Zendinggenootschappen, caaar tot aan het opkomen der collegiale missie.

Edgar Van het ongeloof tot de veile waarheid, naar het oorspronkelijke van Van Hamerstein, vertaald door J. T. M. Koelman, is een van die vele geschriften, waarin men van Roomsche zijde propaganda drijft voor de Roomsche kerk. Men lette er daarom wel op, dat men in dit boek niet te doen heeft met een bekeering tot den levenden God, maar tot de Roomsche kerk. Veel gevaar zien wc echter in zulke \ geschriften niet. Geen enkel Calvinist zal er door aan het wankelen gebracht worden. En wat de ongeloovigen betreft, die met God en zijn heilighedcn spotten, nu voor hen kan het althans nog dezen zegen hebben, dat het de werkelijkheid van veel geestelijke dingen weer voor hen ontsluit.

Teveel stelle men er zich echter niet van veor. Als men bedenkt dat de leer der rechtvaardigmaking In 8 en die van de genade en de goede werken in 7 bladzijden wordt afgehandeld, springt het in het oog, dat hier op degelijkheid aelfs geen aanspraak wordt gemaakt.

De uitgever Bremer te Amsterdam geeft in afleveringen het werk van GURNALL, de Christen in volle wapenrusting, nogmaals uit.

Oud, en toch nog niet verouderd, kan dit werk ook thans nog een schild tegen zonde en verleiding sijn.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's

LAATDUNKEND.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 januari 1893

De Heraut | 4 Pagina's