GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXXVI.

DE BARTHOLOMEUSNACHT.

Nog menig slachtoffer van den haat der Roomsche kerk en haren aanhang uit den bekenden Bartholomeusnacht te Parijs zouden wij kunnen noemen. Nog menige martelaar van 24 Augustus 1572 staat in het martelaarsboek opgeschreven. Le More, een dienaar van Navarra's koning, Antoine Merlanchon, een onderwijzer, Oudin Petit, een boekverkooper, Maturin Lussant, een goudsmid der koninginweduwe, Antoine Sylonis, een chirurgijn, Jean Thevart, procureur in het parlement, Magdalene Brigonnet, weduwe van Thibaud de Longuejone en nicht van den kardinaal Brigonnet. Zoo heetten nog enkelen dier martelaren, die niemand strafifeloos zelfs met een blik van medelijden mocht begunstigen.

Mannen en vrouwen, rijken en armen, aanzienlijken en burgers, geletterden en ongeletterden zijn het geweest, die vermoord werden in koelen bloede, alleen, omdat zij het Woord Gods liever hadden, dan de inzetüngen der menschen, ja, omdat zij er voor beefden.

Magdalene de Longuejone was eene geletterde vrouw. Vermomd verliet zij, begeleid door den beroemden leeraar Jean d'Espina en haar dochtertje, hare woning, toen zij door eenige mannen werd herkend, die haar tot afzwering van haar geloof wilden brengen. Toen zij met haar niet vorderden, wondden zij haar met eene werpspies en wierpen haar halfdood in de rivier.

Geen wonder, dat tot deze gruwelen alle boosheden der menschelijke natuur medewerkten. De weduwe de Gastmes (het martelaarschap haars mans en haars zoons hebben wij reeds verhaald) had zich verborgen in het huis eens schoenmakers. Op hare vlucht had zij eene som van 3000 livres aan ringen en zilver meegenomen.

Daar de schoenmaker haar niet kon verbergen, begaf zij zich naar eenen koopman in kandelaren, waarheen zij toen ook hare kostbaarheden wilde doen overbrengen. De schoenmaker gaf ze eerst over, doch daarna, spijt over zijne eerlijkheid hebbende, begaf hij zich naar zekeren Choquart, den wijkmeester, een wreeden beul der Hugenooten, om met dezen sarnen naar ds woning van den kandelaren-koopman te gaan, waar, zooals hij zeide, een der huisgenooten van den Admiraal vertoefde. Het baatte den huisheer niet, of hij al onder eede loochende, dat hij een huisgenoot van de Colligny onder : ', ijn dak had. Men drong het huis binnen, vond de vrouw, ontwrong haar al haar kostbaarheden en bracht haar vervolgens naar de brug des Merniers, vanwaar zij in het water geworpen werd.

Doch niet alleen te Parijs vloeide in den Bartholomeusnacht en de daaropvolgende dagen het bloed der martelaren, ook in de provinciën kwam het tot de verschrikkelijkste openbaringen van den bittersten haat tegen die, welke van de religie waren. Zoodra de moord te Parijs den 24en Augustus begonnen was, ontvingen de gouverneurs van de voornaamste steden brieven, waarin zij den last kregen de Hugenooten te dooden. Om de achterdocht der laatstgenoemden niet voor den tijd op te wekken, waren bij genoemde brieven andere gevoegd, waarin de koning alle verantwoordelijkheid van den dood des Admiraals van zich afwierp en beloofde recht te doen aan de moordenaars van zijnen beroemden neef. Ook werden alle middelen in het werk gesteld, om te beletten, dat iemand de geloovigen in de provinciën zou gaan waarschuwen. Niemand mocht het grondgebied van Parijs verlaten zon­ der paspoort. Dit was de reden, waarom de Hugenooten buiten de hoofdstad eene gemakkelijke prooi werden van hunne vijanden.

Eene dagreize van Parijs af ligt Meaux. Den 24en Augustus 1572, des avonds te 4 uren, kwamen er de postbode, vergezeld van zekeren le Fröid, een bekenden vijand der Hugenooten. Dadelijk na aankomst begaven beiden zich naar den procureur des konings, Louis Cosset, eenen der slechtste en afschuwelijkste menschen van dien tijd in Frankrijk. Nauwelijks had deze de brieven doorlezen, of hij liep hier en daar heen, bij die menschen, welke vroeger hadden deelgenomen aan het moorden en plunderen der geloovigen, hen verzoekende, zich gereed te maken om klokke 7 uur, gewapend hunne huizen te verlaten en de poorten te sluiten. Toen dat gedaan was, begaf men zich naar die straten, waar de Gereformeerden in grooten getale woonden. Die van dezen op straat liepen, werden gevangen genomen en naar den kerker gevoerd. Sommigen verborgen zich, doch werden des anderen daags gevonden. Anderen, die op de markt woonden, vluchtten naar de omliggende dorpen.

Den volgenden morgen, omstreeks 3 uur, begonnen de Roomschen de huizen der Gereformeerden te plunderen en hun van het beste en schoonste te berooven, waarvan de Cosset weer 't leeuwendeel kreeg. Dit duurde tot 8 uren. De plunderaars, die op de markt huis hielden, vonden slechts de vrouwen te huis. Dezen moesten toen de wraak der vijanden ondervinden. Omstreeks 25 vrouwen werden in koelen bloede vermoord.

Daar de gevangenissen vol waren, begaf zich de gouverneur de Cosset derwaarts, 't Was Dinsdag, de 26e Augustus, 's avonds te s a 6 uren, toen de moordenaars, met zwaarden en dolken gewapend, aan het gevangenhuis kwamen. Dicht daarbij was eene groote plaats, die aan alle zijden met muren en een zeer steile poort ingesloten was. Aan een der hoeken was eene trap van 25 a 30 trappen, waarmee men naar de rechtszaal en den rechter­ stoel kwam. Hier vergaderden nu de moordenaars. Nadat Cosset zich op zijnen zetel gezet had, werden de gevangenen, wier namen ten getale van 200 men op eene lijst had staan, een voor een afgelezen. De eerste kwam. Toen deze de ontbloote zwaarden zag wist hij, wat hem wachtte. Daarom knielde hij, zonder een woord te zeggen, neder, bad God, om vergeving voor zijne zonden en werd door 5^6 beulen gedood. Daarop kwam de tweede, de derde. Als de beurt aan Quentin Croyer, eenen ouderling van de Gereformeerde kerk, kwam, viel ook hij op zijne knieën en bad den Heere, om toch zijne moordenaars te vergeven. Hierover lachtten de beulen hem uit. Toen zij met hunne zwaarden niet door zijne kleeding van dubbel bufïelleder konden dringen, sneden zij die eerst los en gaven hem vervolgens 5 a 6 steken in het lichaam. Doodelijk gewond, riep de martelaar nog tot zijnen God.

Paron Haren, een aanzienlijk man, die den Gereformeerden godsdienst van harte toegedaan was, had dit, tijdens de eerste beroerten, toen hij schepen was, getoond, door de mis uit Meaux te verdrijven. Daarom werd hij door de Pausgezinden bitter gehaat en vergenoegden zij er zich niet mede met hem eenvoudig te dooden, maar sneden hem den neus, de ooren en andere deelen des lichaams af. Daarop gaven zij hem 'verscheidene kleine steken op verscheidene plaatsen des lichaams en wierpen hem links en rechts tegen elkaar aan. Eindelijk, zich niet meer op de beenen kunnende houden, viel hij op zijn aangezicht ter aarde en riep den Heere zeer vurig aan. Zoo stierf hij. Nog na zijnen dood bracht men hem verscheidene wonden toe.

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's