GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Animositeit tegen de Protestanten.

In Frankrijk doet zich een opmerkelijk verschijnsel voor. Sinds eenige maanden is men in Frankrijk erg gebeten op de Protestanten; het is, alsot men een kruistocht tegen hen wil beginnen.

Sprekers reizen het and af, om de bevolking

tegen aUes, wat Protestant is, in te nemen, ja op te zetten, en dit geschiedt niet alleen door lieden van Utramontaansche gezindheid, want ook liberalisten doen hieraan dapper mede.

Wat is hiervan de oorzaak?

De predikant van de vrije kerk, Hallard, is van meening, dat het Protestantisme in Frankrijk niet minder populair werd dan het te voren was, maar dat sommige lieden er tegen opkomen, omdat de Protestanten sterk ijveren tegen alles wat de maatschappij verderft, als drank en onzedelijke literatuur.

Ook is het niet te ontkennen, dat de Fransche Protestanten in verhouding tot hun aantal een groot deel hebben van de ambten dm bekleed worden, en daardoor is naijver ontstaan, evenals in Oostenrijk de haat is opgewekt tegen de Joden, omdat zoovelen hunner tot openbare ambten geroepen werden. Ook denkt men in Frankrijk dat de Protestanten in zake de koloniale aangelegenheden sympathiën hebben voor de Engelschen. Nu zijn de liberaalste en radicaalste Franschen op het stuk van de koloniale politiek Ultramontaansch gezind, in dien zin, dat zij de missiën van de Jezuïeten in de verworven koloniën sterk bevorderen. De Fransche Protestantsche bladen komen echter tegen het voortrekken der Jezuïeten en het achterstelleri en tegenwerken van de Engelsche zendelingen in Madagascar op. Dit is velen een doorn in het oog.

De heer H. Draussin, redacteur V3.n dtEglise libre, meent, dat de hoofdoorzaak van de antipathie tegen de Protestanten gelegen is in het feit, dat men zeggen kan^sde Protestanten zijn meesters, in weerwil, dat zij eene kleine minderheid vormen." Ook wijst deze schrijver er op, dat men in Frankrijk altijd iets hebben moet om mede te dweepen. Na eerst met Boulanger te zijn medegesleèpt, laat men zich nu'weder medevoeren met hen die roepen: »weg met het Protestantisme."

Wij zouden ons in de antipathie, die zich tegen het Protestantisme openbaart, verblijden, indien wij wisten, dat zij veroorzaakt was door eene krachtige ontwikkeling der Gereformeerde kerken. Doch daarvan bespeurt men helaas niets.

Zij, die als Protestanten de slippendragers geweest zijn van het Kberalisme, gelijk dit door een Gambetta werd voorgestaan, bemerken nu, dat zij voor het verloochenen van de beginselen, die zij als Protestanten ook op staatkundig gebied behooren voor te staan, slecht worden beloond. l

III. n c

PhiSïispus Eïlelanchthsn.

De rector van s h de Hoogeschool te Weenen sprak het uit, dat de geleerden bij het volk gehaat werden. Ook de wetenschap, gelijk dia door de Humanisten beoefend werd, was, vóór het uitbreken van de Reformatie, niet in eere kunnen komen. Zij, die het meest klaagden over de ontvolking der Universiteiten, waren Humanisten. De Humanisten hadden door hun zin voor den schoonen vorm der classieken of ook door het dweepen met de denkwereld der classieke oudheid, der middeneeuwsche scholastiejk den doodsteek gegeven.

Maar nu kwam de machtige beweging tot Reformatie. Het scheen, alsof de vraagstukken van godsdienstigen aard, die door Luther aan de orde werden gesteld, zóó de gedachten in beslag namen, dat er voor de wetenschap, gelijk die tot hiertoe beoefend werd, geen plaats meer was. De menschen wilden geen haarkloverijen meer gelijk de scholastieken die boden, en zij konden ook niet meer bevredigd worden door het formeel schoone, dat de Humanisten boden; daarom is het verklaarbaar, dat men de objectieve waarheid, werkelijkheid verlangde. De gehoorzalen der hoogleeraren liepen leeg, en de ouders toonden niet veel lust meer, om hunne kinderen naar de voorbereidende scholen te zenden.

Daarbij kwam nog iets. Door de prediking der reformateurs werd het duidelijk, dat de tegenstelling tusschen geestelijk en wereldsch, gelijk die in de middeneeuwen gangbaar was, valsch moest genoemd worden. Men kwam tot de overtuiging, dat men God evengoed kon dienen door het drijven van koophandel of door het uitoefenen van een haiidwerk, als wanneer men overging tot den geestelijken stand. Niet datgene wat men doet, maar hoe men arbeidt, bepaalt de waarde van ons doen. DeReforma tie^ door middel van Calvijn totstandgekomen, heeft deze waarheid nog meer tot haar recht doen komen, maar bij de Luthersche Reformatie ontbrak ze echter niet. Waarom zou men zich nu op de in verachting gekomen wetenschap gaan toeleggen, daar men in een burgerlijk beroep evengoed den Heere welgevallig zijn kon? De geestelijke stand stond waarlijk niet hoog aangeschreven om te begeeren voor haar te worden opgeleid. Daarbij kwam, dat sedert gehuwde predikanten de kerken dienden, en de rijke kerkelijke inkomsten niet meer werden genoten, die vroeger den pastoors ten goede kwamen, velen hunner een kommerlijk bestaan hadden, hetgeen ook al ten gevolge had dat de weg van studie, die toch tot den dienst des Woords moest lijden, door velen werd gemeden. Nog een andere reden was er, waarom de wetenschappen niet konden bloeien bij het ontstaan der Reformatie, Al spoedig na de prediking van Luther traden de geestdrijvers op, Luther en Melanchton hadden aanvankelijk metdeUniverr siteiten van die dagen weinig op, zij noemden ze stichtingen des duivels. De geestdrijvers, als Harlstadt en Thomas Munzer leerden, dat een opleiding aan een Hoogeschool voor een prediker gansch overbodig was. Men móet alleen van God geleerd zijn, dan kan men prediken, maar dan ook alleen. Wat doet men met al dien ballast van geleerdheid ? Men had toch zijn Bijbel, die in het Duitsch vertaald was, en vvanneer nu de Geest Gods den mensch drijft, dan kan hij alle wetenschappelijke opleiding missen.

Nu is het voornamelijk Melanchthon geweest, die het meest er toe heeft bijgedragen, om de wetenschap niet in verachting te brengen. Melanchthon was nuchter genoeg om in te zien, dat de geestdrijverij tot verbreking van alle banden en daarom tot den triumf van het vleesch leiden moest. Ook kon hij, omdat hij een meester - was op elk gebied der wetenschap, als reformator ook der wetenschap optreden. Volledig was hij op de hoogte van de middeneeuwgche scholastiek; en bekend Inet het Humanisme,

IndïS.

Een Brahmaan over een komstig Christelijk Hindoeïsme, toe-

Mazoomdar, de verstandige, welsprekende Brahmaan, die in den tijd van het z. g, parlement der godsdiensten tijdens de wereldtentoonstelling te Chicago zooveel van zich deed spreken, heeft zich in het begin van dit jaar te Calcutta uitgesproken, dat het hem wenschelijk voorkwam het Christendom met het Brahmanisme te vereenigen, zoodat het een Christelijk Hindoeïsme worden zal!

Zeer waardeerend liet zich de woordvoerder der Brahmanen uit over den invloed van het Christendom, Het Engelsche gouvernement heeft wel alle bemoeiing met godsdienstige vraagstukken losgelaten, doch achter den scepter van Indiens keizerin bestuurde de geest van Jezus Christus het groote rijk.

De rechtvaardigheid en welwillendheid, waarmee de Engelschen het land besturen, brengen met zich een nieuwen standaard van zedelijk leven met vèr reikende gevolgen.. Deze invloed is middellijk en krachtig, maar krachtiger nog is de meer rechtstreeksche werking van het Christendom door zijn godsdienstige letterkunde en zijn hoogere en lagere scholen, zijn kansels en predikers en zijn talrijke philantrophische werken.

Terecht ziet ^Mazoomdar in, dat er geen Christendom is zonder Christus. Maar al te zeer is hij ter schole gegaan bij de mannen der moderne Schriftcritiek om te kunnen erkennen, dat de Christus der Evangeliën, voorafgeschaduwd in de ceremoniën van het Oude Testament, een historisch persoon is geweest. Wel gaat hij niet zoover als ^sommigejmoderne'theologen dezer dagen, die beweren, dat eigenlijk van een historischen Christus niet kan gesproken worden, doch hij meent, dat de historische grondslagen van het leven van Jezus spaarzaam zijn en de vroegere voorafschaduwingen van zijn leven weinige. Maar wat de historie-volgens Mazoomdar niet gegeven heeft, dat hebben de eeuwen gedaan. Rondom het geraamte van historische waarheid hebben-twee. duizendj jaren; een persoon gevormd zóó vol leven, wijsheid, liefde en verheven menschelijkheid, dat men niets heerlijkers zich denken kan, dan het beeld van den Zoon des menschen. ®

Het is ongeveer"'ral dertig jaren geleden, dat Mazoomdar den geest en de "zending van Jezus Christus leerde kennen. Mazoomdar is van oordeel, dat de Brahmo-Somadsj daarvan meer voordeel had moeten trekken dan wel het geval is. Onze leer, zegt hij, omtrent de groote mannen is zonder twijfel zeer redelijk. Maar de groote verzameling van profeten heeft de geestelijke toewijding en zedelijke aanhankelijkheid erg in de war gebracht. Door aan alle groote mannen te geven wat hun toekomt, zijn wij te kort geschoten in de volledige overgave aan één bepaalden persoon, zonder welken het zedelijk voorbeeld zijn kracht verliest. Op die wijze groeien geweten en ziel veel te weinig. Misschien was het juist_ om dit euvel te keeren, dat Keshub aan Christus de eereplaats gaf onder de zonen Gods. Inderdaad, wij behoeven onze Brahmaeer omtrent de vereering der groote mannen iet op zij te zetten, maar wij moeten hen entraliseeren, typeeren in de transcendente peroonlijkheid van Jezus Christus, opdat onze verouding tot hen persoonlijk worde.

Voorts geeft Mazoomdar aan de mannen der Darwinistische evolutie-theorie toe, dat de Christelijke beschaving niet het werk is louter van het Christendom, maar dat Rome, Griekenland, Egypte, Indië zelfs, daaraan hun deel hebben.

Voorts komt het pantheïstisch standpunt van Mazoomdar uit in de volgende uitlating: »Christendom is niet een. beschaving of een wijsbegeerte, het is een hoogere levensstandaard, waarin alle voor den mensch bereikbare 'voortreffelijkheden eene plaats vinden; het is de eenheid, die ontstaat door alles wat goddelijk in den mensch is, in al zijne betrekkingen tot God, tot zijne medemenschen.

Deze levenswet moet zich verspreiden, moet groeien. De gansche wereld één maken. Deze zending des Christendoms is niet de zending van rijkdom of verovering, maar die van medelijden met den arme, goedheid jegens allen die lijden, liefde jegens allen. De zending des Christendoms is niet een godgeleerde maar een geestelijke te zoeken, en te behouden wat verloren is. Indië is juist in deze dagen vol ellende, ziekte, armoede, duisternis.

Zulk een godsdienst heeft derhalve in Indië een grootsche roeping. Toen Boeddha de Weda's (of Veda's, dat zijn de heilige boeken der Brahmanen) onttroonde, de Brahminen aan de kaak stelde, de offers veroordeelde, heef"-toen Indië zijn machtige leer van menschelijkheid en zelfbedwang niet aangenomen ? Toen de Islam onze tempels ontheiligde, onzen eeredienst in minachting bracht, hebben toen Nanak, Fareed en Kabin niet geleerd van zijn monotheïsme ? (De leer dat er slechts één God is). Wij zijn gastvrij en eerbiedig geweest jegens alle godsdiensten. Waarom zouden wij dan vijandig staan tegenover den godsdienst van den zachtmoedigen Jezus ?

In den toekomstigen godsdienst van Indië vind ik het mystieke monotheïsme van het oude Indië weer aangevuld en gekroond door dat geloof en de persoonlijkheid, de voorzienigheid en den dagelijkschen arbeid Gods, die het Christendom leeren, In den godsdienst der toekomst van Indië, zie ik de afgetrokken geleerdheid onzer stelsels, volmaakt door de bondige kennis van de wetten der natuur en van de menschelijke zaken, die den Christus heer der wereld maken. Ook zie ik het harde ascetisme van Indië en van het Oosten verzaakt door die practische zedenleer der Christelijke landen, die den plicht van eiken mensch tot hoogsten levensregel maken.

Aldus Mazoomdar. Hij weet niet welken naam hij geven moet aan samensmelting van Hindoeïsme en Christendom.

Kennelijk is het, dat de begaafde woordvoerder der Brahmo-SomAdsj niets van het Christendom weet, dan hetgeen hij van moderne theologen daaromtrent vernomen heeft. Van een plaatsvervangend en plaatsbekleedend lijden van den Christus Gods verstaat hij niets. Hij kent den Christus alleen als een voorbeeld en toonbeeld van zedelijke reinheid, en erkent Hem alleen als prediker vaïi een leer. Hij wil daarom Christus vereeren, gelijk hij de heroën op het gebied des zedelijken en geestelijken levens eert, ja Hem zelfs den eereplaats inr-aimen onder de eersten. Doch het blijft toch steeds een heroënvereering, die Mazoomdar voorslaat. Deze vereering kan wel door den vertegenwoordiger van het moderne Brahmanisme in zijn stelsel worden opgenomen, en de conservatieve modernen in ons land zullen zich daarin ook kunnen vinden, indien zij de zaak niet te zeer compromitteerend achten.

Of Mazoomdar zijne droomen in Indië zal verwezenlijkt zien? Wij vreezen van niet. De gemeente of vergadering waartoe Mazoomdar behoort, is genaamd: Brahmo Somidsj of Somqïh, die in 1S30 door Ram Mohum .Roy teCalc-atta werd gesticht. Door den ijver van Keshub Sliunder Sen werden vele gemeenschappen gesticht; daarbij werd hij sedert 1870 gesteund door de Engelsche regeering. In de laatste jaren is echter de vooruitgang van de Brahmo Somaïh zeer langzaam. De aanhangers dezer gemeenschap zeggen gebroken te hebben met de afgoderij en de bijgeloovigheid hunner voorvaderen; zij verwerpen de onder de Brahmanen aangenomen kasten. Van de Mohammedanen hebben zij overgenomen, dat er slechts één God is, terwijl Keshub Shunder Sen leerde, dat aan Christus de eereplaats onder de zonen Gods toekwam. Mazoomdar wil nu nog een stap t verder gaan. Of het hem gelukken zal de Brah­ d manen met zich mede te lokken? Iti elk geval k houden wij zijn leer voor beter, dan die der gewone Brahmanen, vooral omdat het kastenwezen er door wordt veroordeeld, dat de uitbreiding van het Christendom zoozeer in den wegstaat,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's