GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.-Amerika.

Doop en Tucht aan de orde in de Gere f. kerk.

Het verheugt ons dat ook in Amerika onder de Gereformeerde broederen het vraagstuk van Doop en Tucht steeds meer aan de orde komt. Wij lazen in de Hope een artikel van den predikant Pool, herder en leeraar van deGeref. kerk te Atwood in Michigan, om aan tetoonen hoe de Gereformeerde beginselen op het terrein van het kerkelijk leven moeten worden toegepast. Het is in Amerika gelijk als ten onzent, al breekt van lieverlede eene betere beschouwing zich baan, toch blijkt het dat men niet helder inziet, welke de positie is die het opkomend geslacht, het zaad der kerk in de gemeente Gods behoort in te nemen. Al kwam het in Gereformeerde kringen nooit zoover, dat men, gelijk een Baptistisch prediker deed, de kinderen der geloovigen slechtweg „kleine duiveltjes" genoemd heeft, aldus komende tot eene algeheele loochening van het verbond des Heeren, toch is er bij de Gereformeerden in Amerika te klagen over ongereformeerde praktijk. Wel staat in de kerkorde van de Geief. kerk van Noord-Amerika dat alle gedoopte personen leden der kerk zijn, die aan hare zorg zijn toebetrouwd en die onderworpen zijn aan hare regeering en tucht, maar dit is voor velen als een doode letter. Menigeen staat in de praktijk althans niet op dit standpunt. Ds. Pool verwondert er zich over dat een hoogleeraar kan vragen of de kerk noch suó jure (volgens eigen natuurlijk recht) tucht kan uitoefenen over hare gedoopte leden. Daarom beveelt hij de lezing van de brochure van wijlen Ds. de Haas, „Doop en Tucht" aan al vreest hij dat in zijn vijfvoudig voorstel de oplossing der quaestie niet gevonden wordt, welke quaestie door Ds. Pool eene zeer netelige genoemd wordt.

Ds. Pool schrijft over deze quaestie als volgt:

«Het staat bij ons vast, dat onze kinderen leden der gemeente zijn, dat ze daarom gedoopt moeten worden, en dat ze deswege ook onderworpen zijn aan de kerkelijke discipline — Nu komt de groote vraag, hoe zal dit geschieden ? Met opzicht tot onvolwassen gedoopten zou men 't misschien nog eens kunnen worden ; doch, als het over volwas sen sdoopleden" gaat, wordt dit moeielijker. Zal men niet alleen trachten hen te overtuigen van hunne roeping als gedoopten, maar ook, indien dit niet helpt, hun niet-beiijden beschouwen en behandelen als eene censurabele zonde ? Hierbij stuit men op groote moeielijkheden, vooral bij hen, die als voorbeeldige menschen bekend staan, doch wegens gemoedsbezwaren in betrekking tot het Heilige Avondmaal niet durven toetreden. Zal men, als het er toe komen moet, dezen durven afsnijden op zekeren leeftijd, terwijl ze in onze schatting somtijds hooger staan, dan menig beleidend lid ? Ik vrees, dat zoodanige oplossing van het doopledenstelsel in de ptactijk onoverkome lijke h'ndernissen zou opleveren. Wij begrijpen zeer goed het standpunt van hen, die dit zouden willen drijven. De gemeente van Christus bestaat uit belijders en hunne gedoopte kinderen. Die kinderen moeten op zekeren leeftijd belijdenis doen Bij gebreke hiervan staan ze schuldig en dienen als zoodanig behandeld te worden. Alle gewicht wordt hier gelegd op het doen van belijdenis. Deinst iemand hier voor terug, dan dient hij geplaatst te worden buiten het verbondsrecht der kin deren. Wordt er nu niet op lichtvaardige wijze gehandeld in 't aannemen van lidmaten, dan zal dit met velen 't geval worden. Het denkbeeld heerscht niet weinig, dat er behoefte is aan meer dan eene voorwerpelijke basis voor 't doen van belijdenis. Te belijden, dat men den Bijbel aanneemt als Gods Woord, en dat de belijning der leer, daarin vervat, gevonden wordt in de Gereformeerde belijdenisschriften, wordt niet voor voldoende geacht. Er wordt ook iets subjectiefs geeischt; de belijder dient door 't geloof in levens gemeenschap 'met Christus te staan. Hoe schoon en noodzakelijk dit zij tot zaligheid, toch is het de vraag, of een kerkeraad op deze basis kan hande len. Heeft de Heiland aan de opzieners d< artoe bevoegdheid verleei.d ? Kunnen de opzieners handelen op grond van wat zij in gemoede van een' persoon denken, of moeten zij zich beperken tot het beoordeelen van zijne belijdenis en zijn leven ? In 't eerste geval dienen zij van God de gave te hebben ontvangen om volstrekt zeker te kunnen zijn van de kwalificptie of dia kwalificatie van den persoon; m a. w. zij moeten het k. f van het koren kunnen scheiden Geene Geref. opzieners zullen die taak durven aanvaarden.

Bij 't vormen eener nieuwe secte wordt er veelal op deze wijze gewerkt. Ik las nog kort geleden, hoe men de leden van kerkgenootschappen be schouwt als geestelijke lijken («spiritml corpses") en de enkele levenden aanmaant tot uittreding Bij de nieuwe secte gebruikt men dan vooral eene subjectieve maatstaf voor 't opnemen van leden De uitkomst heeft echter overal 't bedrog en de dwaasheid er van getoond. Het schoone plan was onuitvoerbaar.

Hoe begeerlijk het nu ook moge schijnen eene Kerk te hebben met levende lidmaten slechts, toch meen ik, dat onze opzieners niet anders kunnen handelen, dan op grond van objectieve gegevens. Behoudens dit kan er echter wel degelijk nadruk gelegd worden op de behoefte aan waarachtige wedergeboorte. Alleen maar de basis van handelen voor de opzieners kan slechts van objectieven of voorwerpelijken aard zijn. En heeft men dje basis ook niet bij den gedoopte ? Ook niet bij den volwassen gedoopte, die door geen ergerlijk leven of ongoddelijke leer in strijd handelt met het lidmaatschap der Kerk ? Als nu die gedoopte door den vorm gaat van belijdenis des geloofs en van formeele bevestiging, heeft de Kerk dan meer dan voorwerpelijken grond ? Naar mijne meening dient er op Gereformeerd standpunt meer beteekenis gehecht te worden aan de Verbondsbetrekking der kinderen en minder aan het doen van belijdenis, dan nu somtijds geschied. Dat belijdenis doen maakt ze geen lidmaten, 't Zou echter heerlijk zijn, als al de gedoopten, tot den vereischten leeftijd gekomen, Christus beleden, omdat ze Hem als hun Heiland hadden aangenomen. Dat belijden zou dan een zich bewust verklaren wezen van zijn deelgenootschap aan Christus. Echter, wordt ook niet zonder die verklaring dat deelgenootschap verondersteld, en kan door eene kerkelijke handeling de verbondsbetrekking der gedoopten verbroken worden, tenzij dan dat ze door leer of leven tegen die betrekking in handelen ? Eenigen tijd geleden ontmoette ik een persoon, die meende, dat dit een nieuw standpunt is van de laatste 20 jaren ongeveer, maar wij beweren, dat dit het oude standpunt der Kerk is geweest. Bekeerlingen uit de heiden wereld belijden hun geloof in Jezus Christus, en nemen 't Christendom aan; doch wij moeten ophouden de kinderen der gemeente op gelijke wijze te willen behandelen, of ons Gereformeerd stelsel wordt onhoudbaar en valt in duigen."

Het komt ons voor dat Ds. Pool hier gezonde denkbeelden verkondigt, die vruchtbaar zullen blijken te zijn ook voor het kerkelijk leven in N.-Amerika.

WINCKEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 december 1899

De Heraut | 4 Pagina's