GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. VAN RIJN, Bibliothecaris der gemeente Rotterdam, NICOLAAS BEKTS. Eerste Deel. Rotterdam — J. M, Bredée.

De verdienstelijke Bibliothecaris van ROTTER­ DAM, de heer G. VAN RIJN, aan wien ik dankbare heiinnering van vriendelijke hulpvaardigheid heb uit de dagen toen ik daar op het stedelijk Archief in Vaderlandsche Kerkgeschiedenis liefhebberde, heeft een groot werk op touw gezet.

Een levensbeschrijving van NJCOLAAS BEETS in 4rie deelen ea dan «oo breed opgejet, dat het eerste, voorioover het gedrukt is, al 519 bladzijden bevat. Van dit eerste deel zal de rest, die reeds in manuscript gereed ligt, mèt de twee andere deelen, „zoo God (hem) het leven en de krachten laat, " gelijk de schrijver zegt, „in allen gevalle voor het eeuwfeest van BEETS' geboorte (i9r4) verschijnen."

De heer v. RIJN stelt zich toch voor het leven van NICOLAAS BEETS in drie perioden te deelen en wel „van zijn geboorte tot zijn huwelijk; als predikant te Heemstede en te Utrecht; als professor en in ruste tot zijn dood".

Deze biographie is een werk van piëteit van den biograaf voor-en van congenialiteit met BEETS.

Op pag. 18 toch wordt de vraag gesteld: „Wat drijft u tot schrijven van dit leven en uit welk oogpunt wilt gij ons den heengegane doen zien? "

En daarop is dan het antwoord:

„De drijfveer zoeke men in de warme vereering en booge waatdeering, die mij bezielen voor den man, dien ik niet alleen veertig jaar lang mijn vriend heb mogen noemen^ maar die ook, door tal van bewijzen, dat hij mijn niet altijd rooskleurig leven medeleefde, bewezen heeft het te zijn".

„Het oogpunt, van waar uit ik den persoon van NICOLAAS BEETS wil trachten te schetsen, is dat, waarbij zijn beeld zich aan anderen vertoont als éen der weinigen, wier leven één harmonisch geheel vormt. „Rustig te midden der baren" kan voor bet zijne even goed tot motto dienen, als zijn eigen getuigenis: „Partijman weren wil ik niet". Aan eenn breede kring van menschen duidelijk te maken, dat „doen door laten" zeker niet tot rchade van hem, die 't zich ten zinspreuk kiest, kan samengaan met een werkzaamheid, die met MARNIX VAN ST. ALDEGONDE, „Repos ailleurs" tot devies nemen mag, is hoofddoel van mijn arbeid".

Voor zulk een beschrijving van het leven van zijn vriend, meent de auteur, dat ook na den arbeid van DR. JOH. DYSERINCK en zelfs ook na de biographie van BEETS, die PROF. CHANTEPIE DE LA SAUSËAYE ons gaf, plaats overbleef.

Of en in boever het hem gelukken zal on NICOLAAS BEETS metterdaad te doen zien uit hst oogpunt van waaruit hij hem beziet: „éen der weinigen wier leven één harmonisch geheel vormt", — zou ik, terwijl nu nog slechts het eerste (|eel, en d4t nog niet eens voltooid, voor mij ligt, niet gaarne beslissen.

Want, wel worden wij in deze srp bladzijden nog niet veel wijzer omtrent het innerlijk leven van BEETS en doet de schrijver ons ahoo de harmonie van dat leven nog niet zien; wel geeft hij door deze bladzijden den indruk, dat zijn sterkte als biograaf elders ligt dan op het gebied der psychologische analyse. Maar nien bedenke, dat, hoe omvangrijk dit eerste stuk, met zijn meer dan vijf honderd bladzijden, ook is, het toch oog maai is als de vestibule vp een huis, — heel ruiiR tn solide, zoo ieti van zoo'n Engelsche „hall" in onze voorname nieuwerwetsche huizen maar, toch nog niet het huis zelf.

Hoe het nu verder zal wezen, is een zaak van gissen, doch niet van zekerheid. Wat mij bij de lezing uit formeel oogpunt echter trof is het gemis van wat ik, met 'n voor onze puristen gruwelijk germanisme, „overzichtelijkheid" zou willen noemen.

Tevergeefs zoekt men naar een inhoudsopgave.

De stof in deze srg bladzijden behandeld, is ook niet inhoofdstukken verdeeld, maar loopt van bet begin tot op p. 379, waar bovenstaat: BEETS EN EENIGE ZIJNER TIJDGENOOTEN, zonder eenige partitie door.

Wij weten uit den „Prospectus", dat de schrijver ons in een eerste deel zal teekenen: het leven van BEETS „van zijn geboorte tot zijn huwelijk, " maar de onderdeelen in deze eerste periode meet de lezer zelf maarzoeken. Hij kan ze echter vrij moeilijk vinden, want de heer VAN RIJN veroorlooft zich zoo nu en dan de vrijheid, om wat eerst in een latere onderperiode gebeurd is, reeds in een vroegere te vertellen.

Een en ander wekt het vermoeden, dat door hem niet naar een genoegzaam doorgedacht conspectus is gewerkt, wat natuurlijk z^n zaak is, maar wat, indien het zoo mocht zijn èn voor den lezer èn voor den schrijver toch niet ongewenscht zou zijn alsnog te verhelpen.

Ook voor den schrijver zelf.

't Kan toch een behoedmiddel zijn tegen min aangename ervaringen als hem nu reeds overkomen zijn, en waarvan hij ons, onder een L. S. op de laatste pagina, mededeeling doet.

Wij lezen daar

: „De omvang van het eerste deel, door den uitgever vastgesteld, is reeds overschreden; hij vond het daarom noodig het hier te doen eindigen. Zoo kon aan mijn wensch om den geheelen studententijd van BEETS tot zijn promotie toe, daarin optenemen, niet worden voldaan. Men zal mij dit om bovengenoemde geldige reden willen ten goede houden, al moet ik dan ook in het tweede deel, dat ik gaarne met het vreedzame Heemstede had doen beginnen, nog eens weder op den minder verkwikkeiijken strijd tusschen de jongere letterkundigen terugkomen."

Dan, tegenover dit gemis van „overzichtelijkheid" van het boek, staat zijn voortreffelijke eigenschappen als gevolg van des schrijvers superieure bekwaamheid op bibliographisch gebied.

Dit is dan ook het gebied waaraan ik dacht, toen ik zoo even schreef, dat wij uit het nu verschenen gedeelte dezer BEETS-BIOGRAPHIE den indruk ontvangen, dat de sterkte van den biograaf elders ligt dan op het gebied der ziels ontleding.

VAN RIJN dan begint met ons het HAAR­ LEM, waar BEETS op 13 September 1814 uit het huwelijk van MARTINUS NICOLAAS BEETS met MARIA ELIZABETH DE WAAL MALEFIJT geboren is, te schetsen tijdens den patriotten-en den Franschen-tijd. Hij verhaalt verder van het geiin waarin NICOLAAS werd opgevoed; van de scholen, die bij bezocht. Wij vernemen daarbij allerlei bijzonderbeden omtrent de leermeesters van wie hij onderwijs ontving, en de schoolmakkers met wie hij dat deelde.

Al spoedig echter komt de schrijver op BEETS als dichter en daarmee tot zijn eigenlijk, in déze bladzijden behandeld, onderwerp.

Proeven van den jeugdigen dichter, zijn navolgingen van BYRON en SCOTT, zijn bijdragen en zijn correspondentie daarover en de kritiek daarop, in verFcbillende Almanakken en Tijdschriften worden vermeld.

Dit alles tot inleiding op „de letterkundige periode, waarin het openbaar leven van BEETS HILDEBRAND begint". Straks, als wij toe zijn gekomen aan den studententijd, zijn wij midden onder „die jongere letterkundigen" tusschen wie BEETS zijn eigen plaats inneemt.

Allerlei bijzonderheden worden dan vermeld omtrent de groote gedichten uit deze periode, omtrent JOSÉ, DE MASKERADE, KUSER en GWY DE VLAMING.

De „'.warte tijd'-, het oprichten van DE GIDS, het daarin opgenomen proza stukje van HILDE BRAND; „VOORUITGANG" en het daartegen uitvaren van Prof, GEEL in de VOORREDE van diens ONDERZOEK EN PHANTASIE, het verkeer met POTGIETER, HASEBROEK, HEIJE, KNBPPELHOUT e. a., de eerste en tweede uitgave van de CAMERA OBSCURA, „waarmee de student BEETS in 1839 de kroon zette op zijn proza-arbeid, " worden hier vermeld en daaromtrent wordt veel medegedeeld wat, ook na al hetgeen er reeds over geschreven is, als „nalezing" nog wel de moeite der kennisneming loont.

Bij dit alles is VAN RIJN in zijn kracht.

Geen moeite heeft hij gespaard om wat uit handschriften, vroeger en later gedrukte werken, uit recensies, en ook uit brieven van en aan BEETS licht kan werpen op diens litterairen arbeid uit deze periode, — te verzamelen en met groote nauwkeurigheid te beschrijven.

Dit maakt zijn boek tot een Fundgrube voor de kennis der werken VAN BEETS uit den tijd toen deze nog student was in LEIDEN, en dan bepaald uit een oogpunt van bibliographie.

Moge het den Bibliothecaris van ROTTERDAM gegeven zijn, ook over de werken van NICOLAAS BEETS uit diens latere periode, dus licht te verspreiden, en moge het tevens aan den vriend van BEETS zijn gegeven den mensch NICOLAAS BEETS aan anderen te doen zien uit het oogpunt van waaruit hij hem beziet.

Zijn zoo voornaam en groot opgezet werk zal dan niet alleen een geleerd-, maat ook een kunst­ werk wezen.

De heer VAN RIJN mag zich verzekerd houden, dat wat hij nu reeds drukken liet, door wie belas3g stellen in de ideëele cultuur van ons volk, met sympathie zal worden begroet en, voor zoo ver hun middelen het veroorloven, ook zal worden gekocht.

Aan wie onder de HERAUT-lezers in deze kategorie vallen, kan ik het steunen van deze kostbare uitgave, met haar goed gereproduceerde platen en portretten, bijzoader aanbevelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's