GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„het recht zijns knechts”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„het recht zijns knechts”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo ik versmaad heb het recht mijns Icnechts of mijner dienstmaagd, als zij geschil badden met mij. Job 31 : 13.

Zelfs een beest iieeit rechten.

Wie er een paard, een hond, een vink, of wat ook, op sa houdt, mag volstrekt niet met deze dieren handelen naar willekeur. Niet, dat dsse dieren, waardoor dan ook, zelf een recht zouden verworven hebben, maar ook de dieren zijn schepselen Gods, en het is God «elf die ook 07er zijn dieren een ordinantie heeft ingesteld, die oos bindt en die wij hebbeu te eerbiedigen.

Maar veel sterker geldt dit natuurlijk, zoodra ge met een mensch te doen hebt; en toch is de saamlevicg onder menschen eeuwenlang zoo diep gezouken geweest, dat een mensch in slaventoestand zoo goed ais geheel aan de willekeur van den man wiens slaaf hij was, zich zag overgeleverd. De buiverisgwekkende zegswijs van 't ius vitae et necis, beduidende, dat wie een slaaf hield, hem, als hij 't zoo verkoos, dood kon slaan, brengt van zulk een jammerstaat nog de droeve heugenis.

Juist daarom verkwikt 't te meer, als ge van een man als Job reeds in de grijie oudheid hoort, dat hij er steeds op uit was om het „recht xijns knechts" te eerbiedigen. En dat wel niet enkel voor wat het leven van dien slaaf aangbg, maar evenzoo in elk geschil dat tusschen hem en zijn knecht rijzen kon. Men spreekt zoo dikwijls van «Chiistelijke deugden", en wil dan daarmee «eggen, dat vóór Jezus' komst op aarde alle teederder opvatting van 't menschenrecht ontbrak. Toch staat 't heel anders. De heilige orde, dit we God lief zullen hebben met geheel ons hart, maar ook den naaste als ons zelren, dagteekent niet pas van Bethlehem, maar reeds uit de dagen van Mozes en de Patriarchen, £u zoo kan 't ook hier niet bevreemden, dat Job reeds in die oude dagen een opvatting van zijn plicht

jegens djn knecht en zijne dienstmugd had, die zdfi thans nog menig belijder van den Chiittot beschaamt.

De ordinantita Gods OTet ons leven zijn, lang vóör Christna verscheen, reeds onder Israel geopenbaard geworden. Wat Christus ons toebracht, was veel meer de verzoening bij overtreding, en niet minder de macht des Geestes, om, tegen eigen zwakheid in, naar dieordinantien Gods te leeren leven.

Maar joist hietuit volgt dan ook, dat, komt er strijd op, om tegenover misbtuik van macht, het recht van den ondergeschikte te doen eerbiedigen, het den discipel van Christus steeds betaamt om in dien strijd vooraan te staan. Het is dan ook een specifiek Christelijke actie geweest, die aan de slavernij een einde wist te maken. Vooral de Xéveii heeft in dit opzicht onvergankelijke verdienste. Al is 't toch, dat men bij die afschif& Dg, met name in onze West, te veel overhaasting heeft toegelaten, hartverh< £fend was toch de hooge moed, waarmtê in den aanvang van de vorige eeuw voor de algeheele afschaffing van de slavernij is opgetreden, en het Christendom onzer dagen zou zijn eere inboeten, zoo 't niet even beslist en doortastend optrad in de worsteling die ook thans weer voor het recht van den «wnx^A, ook al dient hij, als vr^« knecht, is aangebonden.

Dit „recht z^ns knechts en recht zijner dienstmaagd" dringt zeer diep in 't leven door. Het geldt toch volstrekt niet alleen den arbeider op de fabriek, in de werkplaats, bij de brandwacht en op 't schip, maar 't gaat door bij eiken dienst, tot zelfs voor het kleine loopmeisje in het sobere gezin. Overal waar de vrouw des huizeg 't niet alleen aikan, wordt de hulp van een dienende hulpe ingeroepen; in alle getinnen waar 't er even af kan, vindt ge dienstboden om hulp te verleenen; en hoe hooger ge in de maatschappij opklimt, hoe sterker het getal van deze dienstbaren zich uitbreidt. En nu is 't een levensvra^; voor de eere van onze Christelijke belijdenis, of onze Christenvrouwen in 't kleine of in 't groote gezin, voor God belijden kunnen, dat ze steeds het recht barer dienstmaagden hebben geëerbiedigd.

En dan toont, helaas, de o, zoo dik wijls verstoorde goede verstandhouding tusscben de vrouw en haar dienstmaagden hoeveel hier soms te kort schiet. Niet alsof dit euvel aan de vrouw des huizes alleen te wijten was; de geest die onder de dienstboden spookt, maakt een in stillen vrede leven metterdaad niet zelden uiterst moeilijk. Maar vast staat dan toch, dat het lange jaren ook onder ons nsantie was, schier elke aanspraak op recht aan zijn dienstbaren te ontzeggen, profijt van hun machteloosheid te trekken, en •e, omdat ze toch afhankelijk waren, in zeer gedrukten staat te laten voorttobben. Onder de hoogere standen moge dit minder zijn voorgekomen, in de kleinere gezinnen, waar men het niet breed had, werd soms 't schier onmogelijke van de dienstbaren gevergd, slaven en sloven van vroeg tot laat, en dan nog in voedsel, in ligging, in herberging en in vrijlating een zoo laag mogelijk doen dalen van de schaal. Zoo was 't maar al te dikwijls in de gezinnen, en zoo was het niet minder in meer dan één werkplaats en fabriek, oi op'tlandbijdenboer.Daaruitistoen de geest van wrevel en verzet voortgekomen. Dit heeft de sociale revolutie in de denkbeeldenen verhoudingen bevorderd. En nu staan we er voor, dat er weer een strijd opkomt voor het recht van den knecht, doch nu afgemeten niet naar 't recht dat God den knecht verleend heeft, maar naar wat de knecht naar eigen goedvinden wil afdwingen.

Juist daarom was het zoo uitnemend, dat Ui van predikers de laatste jaren gedurig en telkens weer de schare die in Gods huis opkwam, ook bij het recht van den knecht en het recht van de dienstmaagd bepaalden. De eerbiediging van dat recht moet niet door den strafrechter worden afgedwongen, noch door geweld en verzet worden afgeeischt, maar moet als vrucht van dien vromen zin, dien alleen de Heilige Geest in 't hart kweekt, in het stille burgerleven zijn invloed doen gelden.

Natuurlijk, gaat de schending van 't recht van den knecht of van de dienstmaagd te ver, dan moet ook de strafrechter wel tusschenbeiden treden; en wordt liet onrecht ook zóó niet gestuit, dan staat ook nu herhaling van den slavenoorlog in het oude Rome voor de dtur; maar over beide gaat dan toch altoos het oordeel.

Van de Heidensche maatschappij en van de maatschappij onder den Islam spreken we nu niet. Ook daar heeft men wel een flauw besef van wat 't zijn moet, maar omdat de H. Schrift er niet heerscht, ontbreekt er de macht om het heilig en deugdelijk recht van den knecht en de dienstmaagd te doen gelden. Maar wel gaat hier de last des Heeren tot 't Christenvolk in alle landen uit.

Onder dit Christenvolk toch is niet alleen de volle kennisse van 't recht van den knecht, maar is ook de geestelijke macht en ordening beschikbaar om het ten volle te doen eerbiedigen. Let wel ten volle. Want ge eerbiedigt het recht van uw knecht of dienstmaagd niet, zoo ge meent te kunnen volstaan met goede zorge voor loon en voedsel en rusttijd. Ge zult ook in uw knecht en in uw dienstmaagd den mensch eeren; de behoefte van zijn hatt, de teederste gevoelens van eer en gemoedsleven niet in hem deren, en bovenal, zoo uw knecht of uw dienstmaagd met u den Heere belijdt, vraagt de Christelijke verhouding nog meer, vraagt ze om broederzin en broederlijke liefde.

Uit het huiselijk leven en saamleven moet deze nobeler Jobsverhouding tot uw knecht en uw dienstmaagd ook bij u opkomen. Het mag niet zijn, dat ge. Jobs betuiging lezend, u beschaamd gevoelt. Als na Bethlehem levend, moet ge gevoelen dat ge met heel uw huis den roem van Jobs gezin nog moet overtreffen.

Derk vooral op dat: met uw gezin. Er zijn toch maar al te veel gezinnen, waarin wel het hoofd zijn knecht of diensimaagd alle recht doet wedervaren, maar waarin óf moeder de vrouw óf een onlief kind het leven van de dienstbaren soms ver bittert. En ook dit mag niet. Ia een Christengezin moet oud en jong doordrongen zijn van den geest die uit God is, ook tegenover de personen, die God de Heere hun tot hulp in het huis of op de werkplaats besteld heeft.

En nu wordt dit door den boozen geest die H thans onder veel dienstboden rondwaart, wel g soms zeer bemoeilijkt, maar toch, wie den d Christus belijdt, mag zich zelfs daardoor niet van zijn hoogere roeping laten afhouden. z

Ook aan uw knecht of dienstmaagd heeft d God de Heere rechten toegekend en techten g toebedeeld, en uw eere zal 't zijn, dit recht uws p Gods in niets te schenden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„het recht zijns knechts”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1913

De Heraut | 4 Pagina's