GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De herrezenen uit den dood na Jezus sterven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De herrezenen uit den dood na Jezus sterven.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Onder de geheimzinnige teekenen en wonderen, die bij Jezus' sterven, hebben plaats. gevonden, vermeldt de Evangelist Mattheus in zijn Evangelie hoofdst. 22, VS. 52 en 53 ook, dat de graven zijn geipend geworden door een aardbeving en lat vele - lichamen der heiligen, die ontslapen si waren, opgewekt zijn geworden, en zij, • uit de graven uitgegaan zijnde, na Christus' opstanding in , de . heilige stad zijn gekomen en Velen verschenen zijn. Deze korte aanduiding, die bij-de andere Evangelisten niet wordt gevonden, heeft steeds de nieuwsgierigheid geprikkeld en allerlei vragen doen opkomen, zooals; wie deze: verrezenen.-geweest zijn, en wat later van hen geworden is? Een onzer - lezers uit merika vraagt ons dan ook, in de Heraut hem hieromtrent, eenige inhchtingen te illen' geven, - , mede. omdat in zijn. kring over--dit--onder\yerp; : verschillend . gedacht wordt.

Hoewel we gaarne aan dit verzoek willen voldóen, sta toch de opmerking op den voorgrond, dat we ons altoos met de grootste voorzichtigheid hebben uit te laten over dingen, waarover de Schrift zelf een sluier hangen laat. De verborgene dingen zijn voor den Heere onzen God, de geopenbaarde dingen voor ons. Al te nieuwsgierig in deze Verborgenhéden te willen indringen, zou ons daarom niet geoorloofd wezen. Slechts voorzoover de Schrift zelf ons algei-nëene gegevens verschaft, - waardoor zijdelings ook over dit verhaal eenig licht verpreid wordt, mag een poging worden beproefd om-althans een tip van den sluier op te lichten en èèn blik in deze verborgenheid te .slaan.

Nu staat het in de eerste plaats wel vast, dat al deze buitengewone gebeurtenissen, die bij Christus sterven hebben plaats gevonden, steekenen" geweest zijn, d. w. z. wonderen waarachter een diepere beduidenis schuilt. Het scheuren van het voorhangsel in den tempel, waarvan Mattheus in vers 51 spreekt, was niet maar een Goddelijke machtsdaad, maar had ongetwijfeld een symbolische beteekenis ; God wilde daardoor, gelijk Calvijn terecht opmerkt, een getuigenis geven aan Israël, dat door Christus offerdood aan het Kruis dè, ceremoniën der wet waren afgeschaft en de toegang tot den troon der genade ons ontsloten was. En zoo is het ook met het tweede wonder, waarvan Mattheus spreekt. Het opwekken dezer heiligen had niet alleen ten doel, deze personen weer in het le-ven te roepen, maar was tegelijk een Goddelijk teeken, om ons te doen zien, gelijk Calvijn hierbij aanteekent, dat Christus toen hij stierf aan het Kruis, niet in den kerker van den dood ging om daar als een gebondene te blijven, maar om den dood te overwinnen, de gevangenen van den dood uit dien kerker te verlossen en hun hét leven te herschenken. Of wil men, deze opwekking van de heiligen bij Christus' dood diende als een zichtbaar getuigenis om ons voor oogen te stellen, hoe Christus dood de oorzaak en bron is van het nieuwe leven van zijne gemeente, dat eens in de opstanding aller geloovigen heerlijk uitschitteren zal. Daarop komt het dus vooral aan, dat we in dit verhaal-een bevestiging zien van ons geloof in Christus overwinning op den dood, én ons tegelijk vertroosten en versterken met de hope op de opstanding van al Gods heiligen, als vrucht van Christus zoendood.

Maar al is dit verhaal met dat doel ons opgeteekend, en al moet de aandacht van Gods kind daarpm in de eerste plaats op die beteekenis gericht worden, toch doen van zelf bij het lezen van dit verhaal zich verschillende vragen voor, die niet zoo gemakkelijk te beantwoorden zijn en waarover de uitleggers der Schrift dan ook niet eenparig hebben geoordeeld.

De eerste vraag is deze, wanneer de opwekking dezer heiligen eigenlijk heeft plaats gevonden, terstond na Christus' sterven of eerst nadat Christus zelf uit de dooden was opgestaan? Wanneer men het verhaal bij Mattheus onbevangen leest, krijgt men ongetwijfeld den indruk, dat deze opwekking is geschied terstond na de aardbeving die op Christus' sterven is gevolgd. Mattheus zegt toch, dat de aarde beefde, de steenrotsen scheurden, de graven werden geopend en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt. Het was dus de aardbeving die de steenrotsen scheuren deed en daardoor tegelijk de graven, die in deze steenrotsen rondom Jerusalem waren uitgehouwen, opende; en waar deze aardbeving tegelijk met Christus' sterven plaats vond, zooals ook Lucas uitdrukkelijk vermeldt, moet het openen dezer graven dus ook óp Christus sterfdag hebben plaats gevonden. Aangezien nu Mattheus' terstond, na het openen der graven vermeld te hebben, als het doel waartoe dit geschiedde, er op volgen laat, dat vele heiligen, die in-deze graven begraven lagen, opgewekt werden, - daar maakt dit verhaal zeker niet den indruk, dat eerst drie dagen later, op Paaschzondag, deze opwekking zou hebben plaats gegrepen. Ook hetgeen Mattheus in vs. 53 hierop volgen laat en waarop de voorstanders van het tegenovergestelde, gevoelen zich gemeenlijk beroepen, dat deze heiligen eerst na Christus' opstan-ding zich naar de heilige stad begeven en aan velen aldaar zich vertoond hebben, bewijst zeker niet, dat ze daarom eerst na Chiristus' opstanding levend geworden zijn. Wat Mattheus alleen zeggen wil is, dat ze niet op Christus sterfdag of op den daaropvolgènden Sabbath, maar eerst na den Paaschmorgen te Jeruzalem 'zijn verschenen. Meer gewicht dan dit beroep op vs. 53 heeft dan ook het argument dat ontleend wordt aan I Cor. 15 : 20 (of ook Col. 1 : 18) waar Paulus zegt, dat Christus de eersteling is dergenen die ontslapen zijn; het is op grond van dezen tekst vooral, dat Calvijn en verschillende andere uitleggers hebben gemeend, dat Christus het eerst mt de dooden moet zijn oopgewekt, en pas daarna door zijne kracht deze heiligen. Toch schijnt mij dit beroep op I Cor. 15 : 20 niet afdoende toe, Paulus laat toch op de aangehaalde woorden volgen : »want gelijk zij allen in Adam sterven, - alzoo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden, maar een iegelijk in zijne orde, de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in zijne toe^ konist". Wil men deze woorden al te zeer drukken, dan zou 'hieriiit volgen, dat deze heiligen ook niet terstond na, Christus' opstanding kunnen opgewekt zijn, want de. Apostel : zegt uitdrukkelijk, dat; alle anderen . eerst .zullen opgewekt worden in de toekomst van Christus, d. w. z.' bij zijn

wederkmhst. Het is dus duidelijk, dat de Apostel hier spreekt in het algemeen van de volgorde van Christus' opstanding en die der geloovigen, maar daarbij niet het oog heeft op die bijzondere gevallen, waarin reeds een opwekking uit de dooden in het verleden had plaats gevonden. Wie op dit: de eersteling Christus, al te veel nadruk zou willen leggen, komt dan ook in strijd met het feit, dat vóór Christus' opstanding reeds opwekkingen uit den dood hebben plaats gevonden, zooals bij het dochterke van Jairus, den jongeling van Nain, en Lazarus, om van de opwekkingen in het Oude Testament ons verhaald, nog te zwijgen. De gewone uitvlucht, dat deze opwekkingen een geheel ander karakter droegen dan de opstanding van Christus, omdat ze slechts tijdelijk waren, gaat niet op, want ook deze opwekkingen waren wel degelijk een steeken", om ons te doen zien, hoe Christus de macht bezit om dooden op te wekken, en Christus, zelf heeft Lazarus' opwekking met zijn eigen opstanding in verband gebracht. Zelfs kunnen we nog verder gaan. Er zijn in de Schrift ongetwijfeld aanduidingen, die ons recht geven om te vermoeden, dat Mozes, nadat Jiij gestorven was op Nebo, door God weer is opgewekt geworden, niet om tijdelijk in het leven terug te keeren, maar om met een verheerlijkt lichaam naar den hemel te gaan; anders zou Mozes niet lichamelijk op Thabor aan Christus kunnen verschenen zijn. Ook Calvijn neemt deze opwekking van Mozes aan. Maar indien Mozes vóór Christus opstanding opgewekt is, dan kan dit natuurlijk evengoed geschied zijn met de hier bedoelde heiligen. Het argument aan I Cpr. 15 ontleend, dat Christus de eersteling uit de dooden wordt genoemd, verliest dus zijn kracht. Een besliste uitspraak te doen, welke van dé beide hier besproken opvattingen de meest juiste is, is ondoenlijk, omdat de Schrift zelf ons desaangaande geen genoegzame gegevens biedt. Trouwens, het doet er tot de zaak zelve weinig toe, of deze opwekking dadelijk na Christus dood, dan wel eerst drie dagen later heeft plaats gevonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

De herrezenen uit den dood na Jezus sterven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 februari 1914

De Heraut | 4 Pagina's