GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Nederwaarts wortelen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Nederwaarts wortelen”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III (Slot.)

Want het ontkomene, dat overgebleven is van den huize Juda, zal wederom nederwaarts wortelen, en zal opwaarts vrucht dragen. 2 Kon. 19 : 30.

Dit inwortelen van onze ziel in den geestelijken levensbodem, die van God uitstraalt, is alleen mogelijk, omdat God zelf onze ziel hierop heeft aangelegd. Het klaarst gevoelt men dit, zoo men rekening houdt met ons geschapen zijn naar Gods beeld. Een beeld is volstrekt afhankelijk van het oorspronkelijke en van het origineel, waarvan het de gelijkenis poogt weer te geven. Die gelijkenis kan zeer grof en ruw, maar kan ook fijn, teeder en keurig zijn. Toch, hoeveel of hoe weinig de gelijkenis ook treft, uitsluitend van den maker der gelijkenis hangt de waarde van het beeld af.

Toen krachtens de schepping de mensch naar Gods beeld geschapen was, beteekende dit niet, dat hij reeds aanstonds de volle gelijkenis weergaf; wat hij daarvan weergaf, was zuiver, maar slechts aanvankelijk, en was bestemd, om bij voortgaande ontplooiing het beeld Gods steeds zuiverder en volkomener weer te geven. Ware nu geen val tusschenbeide getreden, zoo zoude de mensch deze rijkere gelijkenis alleen verworven hebben door steeds dieper in te wortelen in den levensbodem, die voor ons geestelijk wezen in God gegeven is, en hij zou uit dien Goddelijken levensbodem dat rijkere leven alleen daardoor in zich hebben kunnen opnemen , dat hijzelf al minder werd, steeds meer nederwaarts ging, en God hem in steeds volkomener mate alles werd! Nu is hier het ontzettende menschelijk bankroet ingetreden, dat zijn oorzaak vond in den val. Hierdoor toch bleef niet alleen de grootere volmaking uit, maar werd de aanvankelijk bestaande gelijkenis geheel verstoord. Voor ons komt het dus op tweeërlei aan : vooreerst hierop, dat uit ons beeld alles weg ga en verwijderd worde, wat in ons niet meer conform Gods beeld was. Maar ook ten tweede, dat na deze uitzuivering het oude proces weer doorga en de nog onvolkomen gelijkenis zich in ons steeds'volkomener ontwikkele. En dit nu is volstrekt onmogelijk, indien wij niet nederwaarts gaan. God alleen steeds meer hoog en groot voor ons 'worde, en wij, alzoo vernederd, door de wortelen zelf van ons leven, de nieuwe, heilige krachten van God in ons opnemen. Dit nu is de grondgedachte, die bij elke vorming van een beeld of portret in den aard der zaak ligt. Het sterkst gevoelt men dit bij een photo. Dan toch is het de persoon zelf, die, door de trekken van zijn gelaat, het beeld op de glazen plaat afteekent. Hoe gevoeliger nu die plaat is en hoe fijner de bewerktuiging, die plaats grijpt, des te volkomener zal het beeld van dien persoon zich op die plaat afteekenen. Die plaat mag niets tegendoen, moet alles mededoen, en hoe volkomener dit doel bereikt is, des te schitterender wordt de gelijkenis en des te volkomener het beeld. Zoo nu ook werkt God Zijn beeld in ons te volkomener uit, naargelang de werking van God op ons te volmaakter en de weerstand onzerzijds minder wordt. Wij altijd , nederwaarts en de wortelen van ons aanzijn steeds voller de krachten uit God in ons opnemende.

Nog sterker gevoelt men dit, zoo men niet denkt aan een photo, maar aan het portret door den kunstenaar op doek gebracht. Dan toch is de beste schilder hij, die niets uit zich zelf wil aanbrengen, maar, bij steeds klaarder licht, het beeld van den persoon zelf afziet.

Nu zegge men daarom niet, dat de belijdenis er niets toe doet en dat het tendeele onverschillig is, of iemand zuiver in de leer staat, dan wel in allerlei sectarische denkbeelden afdoolt. Indien hij maar wortelt in God, zoo zegt men dan, doet het er niet toe. Belijdenis is bijzaak, alleen op het leven in God komt het aan. Het ongerijmde toch hiervan voelt men terstond, indien men slechts aan de martelaren denkt. Voor hen hing aan de belijdenis een leven. De zuiverheid van hun belijdenis bezegelden zij met den dood. Belijdenis en leven waren twee uitingen van dezelfde aandrift. En al is nu in onzen tijd de belijdenis vrij voor de overheid, daarom is het toch allerminst vrij voor God; wie metterdaad wortelt in den Goddelijken levensbodem, conformeert ook zijn gedachten aan Gods Woord en spant alle kracht in, om ook in zijn belijdenis volkomen zuiver te staan. Ook hier nederwaarts met alle eigen verzinning en ook met zijn denken geworteld in het denken Gods, dat is, in Zijn Woord !

Zoowel het nedetwaarts als het inwortelen mag dus niet in schijn worden genomen, maar moet in wezenlijken zin bedoeld zijn. Bij de wortelen van een boom ziet men dat terstond. Bij tal van boomen neemt men het toch waar, hoe zij hun wortelen breed om zich heen uitspreiden. Van een nederwaarts inwortelen is bij vele dan ook geen sprake. Men ziet hun wortelen tendeele zelfs boven de aarde voortkruipèn. Wat hun ontbreekt is, dat zij geen diepte van aarde hebben. De grond waarop ze staan, is niet innerlijk week, maar steenachtig. Vandaar, dat ze slechts enkele zeer dunne worteltjes tusschen de steenlaag laten indringen, maar hun zware wortels naar allen kant om zich heen uitzenden. Maar komt nu de stormwind, dan zijn het juist die boomen, " die het eerst ontworteld worden ; hun wOTtelrijkdom baatte hun niet, omdat het nederwaarts wortelen bij hen ontbrak. En dit nu juist is het, wat aan zoo velen halfgeloovigen hun niet te miskennen geestelijke zwakheid berokkent. Ze zijn niet wortelloos; zeer breed slaan zelfs hun wortelen uit; maar ze dringen in den levensbodem niet in, ze kennen het nederwaarts niet.

En zoo nu ook omgekeerd.

Er kan een wortelen zijn zonder het nederwaarts, maar ook een nederwaarts zonder het wortelen. Deze wortellooze zelfvernedering neemt men maar al te vaak waar bij hen, die met een vertoon van nederigheid, de eere van vroom te zijn, willen inleggen. Ze stellen zich bij alles aan, om toch voor allen hun nederigen zin te laten uitkomen. In alles willen zij de minsten zijn. Steeds gewagen ze van Gods grootheid en daartegenover van hun innerlijke jammer en ellende. Nu heeft dit zeer stellig iets, dat aantrekt. Ook mag er alle waarde volstrekt niet aan ontzegd worden. Ook de nederige gestalte is op geloofsgebied een kracht. Maar laat men voorzichtig zijn en diep nederwaarts zich buigen. Wat met geen diep inwortelen in God gepaard gaat, dreigt tenslotte in valschen schijn te verloopen, en wel nederig te heeten, maar feitelijk niets dan uiting van geestelijken hoogmoed blijken te zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1914

De Heraut | 2 Pagina's

„Nederwaarts wortelen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1914

De Heraut | 2 Pagina's