Leestafel.

K. FERNHOUT MZN., V. d. m., te Amsterdam, DE MAN DIE DEN HËERE VREEST. Amsterdam — W. Kirchner — 1917.

»Hij leze natuurlijk, frisch, en wake tegen niets zóó ernstig als tegen een temerigen, zeurigen toon. Hij zorge, dat het Woord door hem sp7-eke\ dat hij, al lezende, profeet zij".

Op p. 124 stelt Ds. FERHOUT dezen regel aan den huisvader, 'bij het lezen der Schrift, in den kring van zijn gezin.

Of het nu kwam doordat ik nog al eens tegen dien regel heb hooren zondigen, weet ik^ niet, maar wel weet ik, dat onder het lezen van dit boek die regel mij trof en ik dus bij p, 124 'n vouwtje lei.

Toen ik het boek uit had, heb ik het bij dat vouwtje nog eens weer opgeslagen.

De indruk toch dien ik van dit werk heb, is, dat de ^schrijver den regel, dien hij aan een-den-Schnft-lezenden-huisvader stelt, zich zelf gesteld heeft bij het schrijven van zijn: DE MAN DIE DEN HEERS VREEST en niet alleen gesteld, maar ook, en dit is niet te sterk gesproken, op geen één van de 23S bladzijden er tegen gezondigd heeft.

Wat FERNHOUT hier aan knapen en jongelingen, aan mannen en vaders biedt, is daardoor een natuurlijk, frisch boek gemorden, gezet en gehouden in 'n toon welke nimmer het onlustgevoel wekt dat aan de gewaarwording van het lijmerig-rekkerige is verbonden. En mee daaraan is het te danken, dat het WOOBD uit wat Ds. FERNHOUT hier schrijft, zijn lezer zoo toespreekt, dat hij zelf al schrijvende/^'i? /'^^/blijft.

Profeet, niet doordat hij in dit boek zich den , profeten-mantel" omhangt, maar profeet in den ai£e3saaiasi»iHsa»WieaBëRME: i«ft< K3 zin waarin onze Catechismus van den geloovige zegt, dat hij een CHRISTIN genaamd wordt, omdat hij Christus' zalving deelachtig is, »opdat hij zijnen naam bekenne".

t Schrijvend uit het Woord en-dat natuurlijk en frisch, zooals het de menschen van onzen tijd alleen kan bekoren en zij hun aandacht er bij kunnen houden, leidt FERNHOUT zijn onderwerp: »dcn man, die den Heere vreest*, den christen-man, bij zijn lezers in door hun blik te richten op den man als »heer der Schepping» in het Paradijs, maar daar door de zonde ge worden tot »een gevallen Koning.« Dan, deze christen, die ook in dit boek den naam van Christus bekent, weet niet alleen van zonde, maar ook van genade., en zijn lezers, al toeleidend tot waar hij het met hen over hebben zarl, doet hij voor hen opklinken SEVA'S geloofsjubel in al te haastig verlangen, bij Kaïns geboorte: sik heb een man van den HEEKE verkregen, * en herinnert hen dan hoe »ohder dien naam > Man«, schier tot titel verheven, de Geest der profetie in volgende eeuwen gedurig den Verlosser aankondigt en Hij in Zijn Genade den menschman maakt tot een chisten-man, tot »den man die den Heere vreest.* Düs toe-en inleidend, heet hét met weldadig aandoenende bescheidenheid: »t Is om die reden, dat we in de volgende bladzijden willen pogen, u den man die den Heere vreest, als uw ideaal voor te houden.* »Moge het niet al te gebrekkig geschieden, en moge dit beeld u zóó bekoren, dat ook gij zoekt, door de genade yan onzen Heere Jezus Christus, daaraan hoe langer zoo meer te beantwoorden".

De ichrijver deelde zijn onderwerp in tweeën.

Eerst' heeft hij het over wat ik 'zou willen noemett den man in wording; daarna over den tot man gewordene.

Het eerste deel gaf hij den hoofdtitel: VAN KNAAP TOT MAN en de twee ondertitels: ONDER MOEDERS VLEUGELEN, en IN DE BRANDING. Bij die laatste zegt hij: »Met het gevaarlijke plekje aan den havenmond, tusschen de veilige ankerplaats en het ruime sop, is te vergelijken het stukje .leven, dat er voor een jongen ligt tusschen het ouderlijk huis en'het volle menschenleven. Het tijdperk van overgang tusschen die beiden — dat is de gevaarlijke branding", bl.

44. Hier gaat het alzoo over »de rijpere jeugd* en de gevaren, die haar bedreigen.

Het tweede deel gaf hij den hoofdtitel: MAN EN VADER en de drie ond.< rti'tels : DE MAN EN ZIJN HUIS en DE MAN EN HET LEVEN, in welk laatste gedeelte hij van den man in de gemeenschapskringen van maatschappij, staat en kerk handelt; en als derden VADER EN KIND, waarin hij dan handelt over hetgeen in het eerste onderdeel nog niet was behandeld, de relatie van het gezinshoofd tot zijn kinderen.

Aan deze twee hoofddeelen is nog toegevoegd eerst een hoofdstuk: WEER MET ZIJN TWEEËN, waaria hij den christen-man teekent in den herfst van zijn leven, als de kinderen één voor één uit zijn huis zijn heengegaan en hij weer met zijn vrouw alleen is. En dan een hoofdstuk : '

AFSCHEID EN TESTAMENT, waarin hij zijn lezers voor oogen stelt, dat »het ergeolijke testament van-een geloovige nog van iets anders moet spreken dan van goud en zilver.* iGods Verbond was Jakobs testament, Gods toezegging Jakobs laatste woord. Gelijk heel de zegen, dien hij sprak over zijn zonen, een ontsluiting daarvan was, * — düs schrijft Ds.-FEKNHOÜT op de laatste bladzijde van zijn boek, waarvoor hij als titel koos het Schriftwoord uit Psalm 112 : 1 : WELGELUKZALIG IS DE MAN, DIB DEN HEERE VREEST;

DIE GROOTEN XUST HEEFT IN ZIJNE GEBODEN.

Men moet het WOORD ZÓÓ kennen en daarbij beschikken over een zóó rijpe ervaring" van het leven met al zijn hoogsels en diepsels, en zóó 'n man van zijn tijd wezen als Ds. FERNHOUT, om voor zijn mede-christen een boek te kunnen

schrijven als dit. Maar hierdor> r is zijn poging, in dit boek voor oogen te stellen aan den godvreezenden of, wat hetzelfde is, den godvruchtigen man onzer dagen wat zijn levensideaal behoort te zijn, dan ook volkomen gelukt. Het WOORD toepassend op het zoo individueele als sociale leven, ook in - zijn fijnere schakeeringen, biedt het u een rijkdom van aanwijzingen, wat in velerlei omstandigheden sde goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God* is. En wat er niet weinig charme aan geeft is de afwisseling in de wijze van schrijftrant, die de inhoud eischt; zoo, om iets te noemen, het tutoyeeren., het met »jij« aanspreken waar de Schrijver zich tot knapen en rijpere jeugd wendt.

Het boek is een verrijking van onze nieuwere praktikale literatuur.

2. TWEE STUDIES VAN DR. JOH. C. BREEN. Had ik het verleden week, naar aanleiding van WOUTERS NEERLANDICA, over de geschiedkundige mouographiën van onzen historicus BREEN, waaruit voor een geschiedwerk als ONZE LAGE LANDEN AAN DE ZEE zeker wel een en ander bijeen ware te garen, thans zij het mij vergund op twee dezer jongste monographiën hier de aandacht te vestigen.

De eene, voorgedragen op het laatst gehouden PHILOLOGEN - CONGRES, bespreekt ZACHARIAS HENKIC ALBWIJN. EEN AMSTERDAMSCH REGENT UIT DE TWEEDE HELFT DER ACHTTIENDE ÏEUW.

De andere, uitgave van-de Amsterdamsche Christelijke Oranje-Vereeniging. Amsterdam 1917, is getiteld: DE NASSAU'S IN DE NSDERLANDEN VÓÓR WILLEM VAN. OR-ANJE.

De lezing van deze goed gestileerde en doorwrochte studies zij den minnaars onzer vaderlandsche geschiedenis aanbevolen, en de aandacht der samenstellers van werken als: ONZE LAGE LANDEN AAN DE ZEE zij er op gevestigd.

3. STEMMEN DES TIJDS. uitgegeven door G. J. A. Ruys te Utrecht.

In het DECEMBER Nr. zet DR. H. BAVINCK zijn artikel KLASSIEKE O.PLEIDING en Mej.L. E. haar historische Novelle: MIETJE VAN DER DUS-SEN voort. MR. C. L. TORLEY DUWEL schrijft er in over HONGARIJE en de heer J. R. SNOECK HENKEMANS over: DE INVOERING DER VERZE­ KERINGSWETTEN. Voorts een vers van PETER VAN ALSINGHA, HOE ZIJ STIEEF en twee van J.

UBELS, HERFST en Wij DROEGEN EEN .LIEVE DOODE UIT. Aan het slot LEESTAFEL.

4. KiNDERLECTUUB. Met zijn Catalogus voor Zondagschool-uitgaven, die geldig blijft tot midden Maart 1918, zond de uitgever G. F. CAL-LENBACH te NijKERK ons een aantal boekjes uit dien Catalogus, fleurig en kleurig er uitziende.

Geschikt voor uitdeeling op Zondagsscholen of als geschenk op het huiselijk Kerstfeest. Het zijn grootere en kleinere werken van meer of minder bekende christelijke schrijvers. Naast BUNYANS PELGRIMSREIS enz., ia 6en druk, de twee veel gelezen en geprezen boeken van E, GEEDES' UIT DE DUINEN, HET HUIS WIJNGAEEDE, IDA KELLER'S HIT KLAVERBLAD VAN VIER er. boekjes van HOOGENBIEK, VAN DEE MAST, JOH.

BREEVOOKT en A, v. D. FLIEE. Ook kinder­ boekje van jongere schijfsters en schrijvers. De meeste boekjes fijn geïllustreerd. Daarbij ook: D. V. WIJCK'S vijfde Bloemlezing uit de Kerstliederen voor School en Huis.

Ook de Uitgever H. TEN BEINK te ARNHEM lond bij zijn Prospectus, zijn > Nieuwe Zondagschool-Serie* en daaruit voor School en huis geschikte boekje» van ALETTA HOOG, ARI DANE, J. L. F.

DE LIEFDE en andere. Ook deze boekjes zien er keurig uit, zijn aardig verlucht en zullen door de kinderen n»et smaak worden gelezen.

Nog ontvingen wij van P. NOOKDHOFF te GRONINGEN twee kategorieën van kinderboeken.

Uit de eene: NEDERLANDSCH LEESBOEK VOOR DE CHRISTELIJKE SCHOLEN door D. WOUTERS en F. ANDRÉ, deel III in 3e, verbeterden druk; en deel X en XI in 2en, vermeerdenden druk. Ook deze drie deeltjes met teekeningen van TJEERD BOTTEMA en een gekleurde plaat.

Uit de andere: VKIJ EN BLIJ, Leesboekjes voor de Christelijke Scholen. Samengesteld door D. WOUTERS, JOH. HULZEN en W. G. VAN DE»

HULST, de eerste vier deeltjes met gekleurde plaatjes van TJEERD BOTTEMA. Twee kategorieën, die, naar het mij voerkomt, bij oudere vergeleken, een verbetering ntogen heeten van het Leesboek der lagere School.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen