GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. C, RuLLMANN, DR. F. L. RUTGERS IN ZIJN LEVEN EN WERKEN GESCHETST. Drukkerij Libertas. 1918. Rotterdam.

III.

Na lezing van RULLMANN'S boek kan ik het niet anders zien dan dat in 'S-HERTOGBNBOSCH, waar DR. RUTGERS den Sen Augustus van 1877 daar zijn voorganger Ds. H. PIERSON, die tot Directeur der Heldring-gestichten benoemd was, werd bevestigd, een tweede periode in zijn predikantsleven begint.

De Gemeente van DEN BOSCH, die onder haar meergegoede leden een vrij groot aantal vrijzinnigen telde, was andersoortig dan de vier overwegend orthodoxe, die hij tot dusver gediend had en deze zoo heel andere omgeving is mee oorzaak geweest van RUTGERS anders dan van '60—'77, als, predikant optreden.

De strijd door PIERSON en LOHMAN in de bekende »Bossche Schoolkwestie" tegenover de vrijzinnigen gevoerd, was door het stichten dier beide heeren van een beslist orthodoxe school, vóór RUTGERS komst reeds geëindigd. Ds. RULLMANN memoreert dien strijd korteJijk op p. 47. In Jhr. Mr. A. F. DE SAVORNIN LOHMAN, Raadsheer in het Hof van Noord-Brabant en ook na de «Bossche Schoolkwestie" onvermoeid strijder voor de christelijke school, vsnd de orthodoxe predikant, die te VLISSINGEN zoo principieel in den Schoolstrijd was opgetreden, gelijk zijn biograaf zegt > een geestverwant en vriend te midden van velerlei miskenning".

De omstandigheid, dat de heer LOHMAN ouderling was van de Waalsche Gemeente maar, na de komst van DR. RUTGERS, zijn attestatie van de Waalsche naar de Nederduitsche Gemeente had overgebracht en toen, het was in December van '77, door het orthodoxe deel dier Gemeente, tot ouderling was verkozen, werd aauleidisg tot twee kerkelijke procedurcn, waarvan men de bijzonderheden op p. 50 en 51 kan lezen en óok hoe Dr. RUTGERS in dien kerkdijken strijd een werkzaam aandeel nam.

Terecht wordt daarbij opgemerkt, dat deze procedure belangrijk blijft en wel in zooverre DR. RUTGERS hier nu voor het eerst de worsteling aanbond tegen «kerkelijke machthebbers, die de reglementen misbruikten om het orthodoxe element uit den kerkeraad te weren”.

RULLMANN doelt hier blijkbaar op wat hij p. 52 noemt »DR. RUTGERS werkzaam aandeel nemen aan den strijd voor kerkherstel, die sedert het optreden van GROEN VAN PRINSTEREE alom in de Nederlandsch Hervormde Kerk gevoerd werd”.

Ook daartoe heeft medegewerkt het bezoek, dat DR. A. KUYPBR, de erkende leider van de gereformeerde beweging tegen het Modernisme, en de providentieel aangewezen opvolger van GROEN in den staatkundigen strijd (p. 47) in het najaar van 1877, na in den zomer van dat jaar, van krankheid hersteld, uit Zwitserland te zijn teruggekeerd, aan den BOSCH bracht.

Dit bezoek gold echter niet RUTGIRS, maar LOHMAN en wel om bij dezen > steun te zoeken voor de zware worsteling, die tegen KAPPEYNE'S Schoolwetsontwerp moest worden ingezet". KuYPER, die, hoewel RUTGERS aan de Leidsche Akademie een zijner tijdgenooten was geweest, dtór heel geen omgang met hem had gehad, bracht toen ook een visite bij den nieuwen, orthodoxen dominé van DEN BOSCH en eerst van toen af dateert wat KUYPER genoemd heeft hun > onverbrekelijk contact" (zie diens ViR CLARISsiMUs F. L. RUTGEKS in den Studenten-Alnianak der V. U. van 1918, p. 51).

RuLLMANN noemt het oogenblik dezei ontmoeting in DEN BOSCH lecn historisch moment, dat waard is vereeuwigd te worden" (p. 49).

Nog voor het einde van 1877 treedt DK. RUTGBRS als medewerker op aan de HERAUT om in de aan zijn zorg toevertrouwde rubrieken: KEEKRECHT en BUITENLAND, het kerkelijk vraagstuk principieel toe te lichten.

Het boek vart RULLMANN is in waarde niet weinig verhoogd doordat hij uit dezen persarbeid van DR. RUTGERS breed citeert (p. 52— p. 64). Zoo uit diens zeven artikelen waarin gehandeld wordt o"er: »DE AANNEMING TOT LIDMAAT IN' GEREFORMEERDEN ZIN en in verband daarmee over de kerkelijke organisatie van 1816. Zoo over PROF. HOFSTEDE DE GROOT'S meening, dat BRANDT ali kerkhistoricus onbepaald vertrouwen verdient en ook over dien allervermakeiijksten flater van Ds. P. HUET, toenmaals predikant te NUNSPEET. Deze had in een brochure, opgedragen aan allen, welke verbonden waren aan de THEOLOGISCHE SCHOOL te KAMPEN, een geschrift van vier Kamper dominees uit het jaar 1617 laten overdrukken, waarin, de gereformeerde praedestinatieleer als » nieuwe valschheid" bestreden en hün gevoelen als »oude waarheid" gehandhaafd werd, en wel om hen aan autoriteiten tegen de Kamper-School uit te spelen. Maar daarmee had Ds. HUET de leelijke vetgissing begaan van die vier predikanten, uit onze kerkgeschiedenis als vurige Remonstranten bekend, voor echte Gereformeerden aan te zien.

Inmiddels had DR. RUTGERS getoond, dat ook de opleiding der predikanten hem ter harte ging.

Toen uit de discussien in de Tweede Kamer was af te leiden, dat de «theologische Faculteiten" aan onze openbare Universiteit, met behoud van den naam, in «Faculteiten van godsdienstwetenschap", bij de wet op het Hooger Onderwijs van 1876, zouden worden omgezet, onderteekende hij roet Ds. FELIX, Dr. HOEDEMAKER e.a. het adres van DR. BRONSVELD aan de Tweede Kamer ter handhaving van de theologische Faculteiten aan onze Rijkshoogscholen.

Hij deed dat nog als predikant van VLISSINGEN

Naar bekend is, werd aan het verlangen van adressanten geen gehoor gegeven, want toen in April van 1876 de wet op het Hooger Onderwijs haar koninklijke bekrachtiging had gekregen, kwam daarmee de omzetting tot stand en, zooals RULLMANN niet te.sterk zegt, werden die Faculteiten „beroofd van alles v.'at den christelijken godsdienst eigen is". Ds. MOQUETTE sprak van „onthoofd", omdat de dogmatiek er niet meer gedoceerd werd en Ds. VAN RHIJN schreef: , , de Staat sneed uit de theologische faculteit het hart weg, het geloof in den levenden Christus”.

Ds. RuLLmann vertelt dit alles op p. 70 van zijn boek.

Het wil mij voorkomen, dat zijn biografie hier voor den lezer aan duidelijkheid zou hebben gewonnen wanneer hij dit vooraf had laten gaan aan wat hij op p. 65—70 vertelt van RUTGERS pleidooi voor „vrije theologische studie”.

Toen toch in April 1876 de wet op het H. O. was bekrachtigd, maakte de Synode der Hervormde Kerk in Januari, zooals RULLMANN op p. 65 mededeelt, de herziening aanhangig van het Reglement op het Examen ter toelating tot de Evangeliebediening. Daarbij was de bedoeling de opleiding aan de openbare Universiteiten voor de studenten in de Theologie verplichtend te stellen. En dat nu werd voor de Orthodoxen, dit woord genomen in ruimen zin, des te bedenkelijker, toen de Synode in 1878 de kerkelijke leerstoelen, die aan de Universiteiten op Rijks kosten waren opgericht ter aanvulling van het onderwijs in de „godsdienstwetenschap", met mannen van Groninger richting ging bezetten. In haar Juni-vergadering van 1878 moesten de classicale vergaderingen op genoemde reglementswijziging haar consideraties geven.

DE NEDERLANDSCHE HERVORMDE PREDIKAN: TENVEREENIGING, die de orthodoxie in ruimer zin vertegenwoordigde, had op haar vergadering van 24 April '78 ook deze Synodale Reglementswijziging tot een punt van haar agendum gemaakt.

Op die vergadering nu hield Dr. RUTGERS, die tot lid van het moderamen was gekozen, zijd pleidooi voor „Vrije theologische studie”.

Hij was er uit den BOSCH voor overgekomen.

Tegenover het verplichtend stellen van opleiding aan onze openbare Universiteit, wilde Dr. BRONSVELD, dat de toekomstige leeraren, desverkiezende een gedeelte van hun studietijd aan een buitenlandsche academie zouden doorbrengen. Maar Dr. RUTGERS ging veel verder, bestreed het verplichtend stellen van het verblijf aan de Vaderlandsche Universiteiten en het volgen van bepaalde lessen. Hij drong aan op algeheele vrijheid van de opleidingsstudie. En wel zóo, dat dit denkbeeld door de geheele vergadering werd aanvaard en hem werd opgedragen namens de vereeniging een woord ^an toelichting in deze zaak ten behoeve der kerkelijke classicale vergaderingen te schrijven (o. 65).

Teruggekeerd naar den BOSCH, kwam Rutgers al spoedig met dien arbeid gereed en nog iu het begin van Juni verscheen zijn kort, maar keurig vlugschrift: VRIJE THEOLOGISCHE STUDM, VOORGESTAAN EN VERDEDIGD, VAN WEGE DE NEDERL. HERVORMDE PREDIKANTEN-VEBEENI-G1N9. Ook uit dit, nog altijd levenswaardig stuk, geeft onze biograaf tal van citaten. Hij vermeldt echter ook, hoe PROF. DR. DOEDES van UTRECHT in twee brochures een tegenpleidooi leverde, de Synode in haar zitting van 9 Augustus 1879 het verzoek om vrije studie afwees, en den 1 sten Januari 1880 het reglement met het gewiaakte beginsel van studiedwang toch in werking trad. (p. 70).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's