GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1, J. DOUMA, Dienaar des Woords te 's-Gravenhage, MozEs DE MAN GODS. J. H. Kok 1919. Kampen.

Toen Ds. DOUMA predikant in de Gereformeerde Kerk van WATERGRAAFSMEER was, schreef hij in haar officieel Orgaan of KEEKBODE een reeks artikelen, die hij thans, hier en daar wat omgewerkt en na er de laatste hand aan te hebben gelegd, met nieuwe vermeerderd, in dit boek onder dak heeft gebracht.

’n Boek van niet minder dan 226 bladzijden, uitgegeven gelijk de heer KOK de kunst van uitgeven verstaat, zoodat het, wat papier, druk en band betreft, naar zijn uiterlijk weldadig aandoet.

En dat zal het, naar zijn innerlijk, zeker ook doen den lezers voor wie het bestemd is.

De beschouwing, die de auteur er in biedt over Mozes, gaat uit, naar hij zelf schrijft en zooals by lezing ook blijkt, van de historische betrouwbaarheid' en de onfeilbare juistheid der berichten van de Heilige Schrift. Ook de eerste boeken des Bijbels zijn hem, evenals alle overige, het Woord Gods, dat ingegeven is door den Heiligen Geest. Wij, zoo schrijft hij, aanvaarden deze, zooals de Heere ze ons heeft geschonken, en belijden, dat zij gezag hebben en oordeelaars zijn onzer gedachten.

Wijl nu de Schrift ons niet een min of meer volledige levensbeschrijving van Mozes biedt, heeft DouMA dan ook zelfs niet getracht er een te geven. Ook hij tracht enkel, gelijk de Schrift doet, Mozes' persoonlijkheid te doen kennen in haar beteekenis voor den ontwikkelingsgang der Godsopenbaring en doet daarbij dan al den nadruk vallen op het werk Gods, aan hem besteed, in hem verheerlijkt en door hem tot stand gebracht. De Schrift doet dat niet in den weg van zielsontleding, maar door te verhalen van de „leidingen" Gods met Mozes, en doet daarbij uitkomen hoe Mozes onder die „leidingen" verkeerde en naar den „inwendigen mensch" er door gevormd werd.

Zoo in het een als het ander zag Ds. DOUMA de «gegevens" der Schrift, welke de rijke persoonlijkheid van Mozes voor ons in het licht stellen. Wat hij in dit zijn werk gedaan heeft is dan ook niet meer, maar ook niet minder, dan die gegevens siam te lezen. Zijn doel was daarmee om zijn medegeloovigen door een practicale of op de beoefening gerichte beschouwing, tot de beoefening zelf der godsvrucht in het leven, naar het toonbeeld van Mozes, op te wekken. Want, met toespeling op een bekend Schriftwoord, zegt DOUMA, van Mozes: „Ook tot het geslacht van onzen tijd blijft hij spreken.”

In dat practicale ligt het kenmerkende van dit boek. Dit kenmerkende, wat er tevens de groote verdienste van is, komt in de XLV hoofdstukken, waarin het verdeeld is, hier meer, daar minder uit.

Om daarvan, zij het dan ook maar één staal te geven, wil ik iets mededeelen uit het XXXIste: ZAAKSGERECHTIGHEID.

Het gaat daarin over de omstandigheid waarin Mozes verkeerde tijdens den opstand van Korach, Dathan en Abiram tegen zijn wettig gezag, (Numeri 16).

»Een welbewuste en weldoordachte poging tot omkeering van het gezag”.

»De g'^ondslagen zelve van de theocratische samenlevmg, welke God voor Israël had verordend, worden aangetast”.

»Bij deze poging tot revolutie, treden zij met schoonklinkende leuzen op”.

»Korach roept: «allen zijn gelijk, de gansché vergadering is heilig !”

»Dathan en Abiram slingeren Mozes de hefdgste verwijtingen naar het hoofd. Zij schreeuwen aan uw regeering is niets goeds; gij zijt de oorzaak van alle ellenden !”

Hoe verkeert nu Mozes onder deze drukkende omstandigheden waarin zijn God hem geleid heeft ? Dit blijkt uit zijn gebed.

»Het gebed van den man, die weet, dat zijne zaak rechtvaardig is”

»Voor den Kenner der harten mag hij getuigen : hunne beschuldigingen zijn leugens!' In dit opzicht Is zijn conscientie volkomen vrij. Hij heeft zijne machtspositie niet misbruikt ten eigen bate noch tot geweldenarij.”

»Dat is wat onze vaderen noemden gerechiigheid, ”

»Zij bedoelden daarmede niet, dat iemand, die als Mozes pleit, van zich zelven zegt, dat hij rein van zonde is. Van genade kan hij alleen leven. Maar tegenover zijne vijanden staat hij in dit geval recht.”

Dan doet de schrijver zien hoe ver zulk een zaaksgerechtigheid verwijderd is van eigengerechtigheid.

De kennelijke strekking van dit alles is Gods kinderen optewekken tot zulk een beoefenen van Godsvrucht in hun leven, dat wanneer zij in een zoo drukkende omstandigheid als waarin Mozes toen verkeerde, worden geleid, zij als Mozes, zich op hun zaaksgerechtigheid kunnen beroepen.

En hoe men in Gods wegen behoort te wandelen, om in alle levensomstandigheden, hetzij droeve, hetzij blijde, waarin God ons leidt, te verkeeren als Mozes, en wat men te doen heeft om op Gods wegen te blijven, wordt dan in de verschillende hoofdstukken onderscheidenlijk en duidelijk geteekend.

De lezing van MOZES DE MAN GODS zal welgevallig zijn aan allen, die ook in onzen tijd, bevinding hebben van een werk Gods, aan hen besteed, in hen verheerlijkt en door hen tot stand gebracht.

2. A. J. MULDER, MIJN BOKALEN. W. Ten Have Amsterdam.

Onder dezen titel biedt Ds. A. J. MULDER, predikant in de Gereformeerde kerk van BUSSUM, ons een bundel verzen.

De titel is ontnomen aan BEETS, die dichtte:

De verzen zijn Bokalen, Waarin een dichter zijn gedachten giet. Een vers is goed of niet, Naarma, te 't vol is tot den rand, dien niet [kan halen,

Of over-vliet.

Als ik het wel begrijp dan is de zin van wat BBETS hier dichtte, dat een vers «gedachten" moet inhouden en dat de vorm stipt moet passen bij den inhoud.

Overeenkomstig dit voorschrift zijn dan ook deze verzen van MULDER, en dit is te begrijpen, wijl hij, blijkens éen dier verzen: «Aan Nico-LAAS BEETS, op diens tachtigsten verjaardag, 13 Sept. 1894», in BEETS zijn cher maitre ziet, wien hij uit bewonderend harte hulde biedt.

Zoon van den emeritus-Ds. R. MULDER van Haarlem, toont mij de prediker van BUSSUM met dezen bundel, dat, hoewel ik het ook' van elders reeds jvist, nevens de gave der prediking, die ook aan twee zijner broeders, welke in onze Kerk dienst doen, is geschonken, ook de gaven der belletrie in zijn familie niet ontbreekt.

De belletrie en dan hier bepaald in den zin van poëzie.

Van een poëzie, die, gelijk deze bundel doet kennen, wel vreemd is aan die der «nieuweren», maar die, nu de roes van hoog-opdoen in mooi zelfvoelen dier nieuweren en der uitsluitend voor hün poëzie als mooi, meevoelend, al lang is uitgeslapen, toch ook te waardeeren is.

Te waardeeren, zooals onze poëzie van v6ór '80, zelfs in de uit de belktristische beweging van '80 voortgekomen generaties, thans Weer al meer waarde wordt toegekend.

Waarde, omdat zeker het bloote stemmingvers, maar toch ook het vers dat «'n gedachte», «'n ziening» van het oog der ziel^ verbindt met de lyriek van het hart, die, evenals dkt zien van den «dichter», wel altijd heel subjectief zal wezen, vooraiet in de behoefte van wie wereld en leven in hoogere werkelijkheid dan deze moordend-alledaagsche, begeert te zien en te voelen, en ook kan voelen en zien.

Maar hier is-meer.

Het trof mij, toen ik de verzen in, , dezen bundel las, wat bij vele daarvan voor mij een herlezen was, dat deze dichter wat hij greep uit het volle menschenleven, door zijn «ziening» er van en zijn er zich «invoelen», interessant voor mij wist te maken ook dat wat, eerlijk gezegd, als het heel-gewone mijn'belangstelling nog niet had. Maar ook trof mij, dat wat hij er uit greep van het, voor mij interessante, als het «ongewone» en het «heilige», het «religieuze» onder de lezing ervan in al voller en rijker belichting van schoonheid kwam.

Zeker, deze gedichten doen in woord-kunst en versificatie niet aan die der «nieuwere^» denken en ook niet allen passen aan den maatstaf van wat, in de aan die periode voorafgaande, klassiek mag heeten.

Maar voor het meerendeel zijn ze met hün woord-kunst, beelding en zangerigheid, zóó, dat de «christelijke poëzie» er zich allerminst voor behoeft te geneeren.

Men hoort van plannen om het povere bundeltje onzer kerkelijke «Gezangen» wat te verrijken. Welnu, als het er toe komt, zou ik aan de daarvoor benoemde commissie, of zooals dat onder ons heet «depulaten», in overweging geven eens te proeven uit MIJN BOKALEN.

Ten slotte is het voor ons Gereformeerden een eere, als ook onder omt predikanten weer poëten gevonden worden, gelijk Bussum's Kerk het voorrecht heeft er een te bezitten.

Poëzie en religie kunnen zoo'n vruchtbaar huwelijk sluiten.

De prediker, die in zijn prediking zich ook dichter toont, vermag zoo te treffen het hart.

Denk maar aan Jezus' «prediking bij het meer», aan welke prediking zelfs een RENAN zijn bewondering niet onthield.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 mei 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 mei 1919

De Heraut | 4 Pagina's