GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. BIJBELSCH-KERKELIJK WOORDENBOEK onder Redactie van PROF. A. VAN VELDHUIZEN, J. B. Woltets, Groningen, Den Haag, 1919.

Van dit WOORDENBOEK, bewerkt door PROF. DR. F. M. TH. BÖHL, PROF. A. VAN VELD­ HUIZEN, PEOF, DR. W. J. AALDERS en PROF. DR. H. TH. OBBINK, werd ons dezer dagen toegezonden het llle deel dat handelt van DE KERK.

Dit derde deel is bewerkt door DE. W. J. Aalders, hoogleeraar vanwege de Ned. Herv. Kerk aan de Rijks-Uoiversiteit te Groningen.

De bewerker schrijft: »Dit deel vormt in elk opzicht een proeve: naar inhoud, vorm, omvang.«

Daarop.afgaande dunkt mij, dat deze nieuwe onderneming verdient gesteund.

Indien vorm en omvang der andere deelen met dit zullen overeenkomen, zal de gelukkige bezitter van VAN VELDHUIZEN'S WOORDENBOEK, wat typographische uitvoering betreft, er een voortreffelijk en wat omvang betreft, er een handig hulpmiddel bij zijn studie aan hebben.

Wat den inhoud betreft, komt den bewerker lof toe, dat hij zooveel en zoo velerlei in niet meer dan 330 bladzijden onder-dak heeft gebracht.

En het is veel en velerlei.

Want niet alleen vindt men er over: Kerk,

kerkgeschiedenis, kerkinrichting en kerkrecht, maar ook over velerlei wat met de Kerk in naast of meer verwijderd verband staat. Niet alleen onderwerpen uit de verschillende onderdeelen der Theologie, maar ook onderwerpen uit de philosophie en de niet-christelijke religies, het laatste in verband met de zending.

»Het woord Kerk is een verzamelwoord met wijde plooien en van groote beweeglijkheid, » schrijft AALDERS, en daaraan is hij dan ook, bij het zich hier kwijten van zijn taak, indachtig gebleven.

Men vindt in dit WOORDENBOEK alles wat op de KERK èn als instituut èa als organisme betrekking heeft; op de KERK zoowel sedert haar optreden in de wereld, als in later eeuw en ook in onzen tijd; en daarbij is ook een plaats gegeven aan de vele richtingen of, zooals men tegenwoordig zegt, geestelijke stroomingen en de voornaamste personen die ze typeeren, ook in ons Vaderland.

Zij het nu al, dat bij dit saampersen van zoo rijke materie, hier en daar een stuk wat in de knel js geraakt, — gegeven het bestek van dit WOORDENBOEK, zie ik echter niet hoe het anders kon — en wie dus zóö'n stuk wat ongekreukter verlangt, niet hier, maar elders terecht moet komen, dit doet niets af aan de groote verdienste van AALDERS prestatie voor wat ik zou willen noemen, vlugge en aanvankelijke oriënteering.

'a Andere verdienste van deze prestatie is voor mij, dat er het positief Christelijk standpunt onverholen in uitkomt. Men zie de artikelen van dogmalischen en ethischen aard.

En, wat zeker niet minder verdienstelijk is, alles wat er betrekking in heeft op ónze Kerk en wat daarmee saamhangt, is er, over het geheel, zoo objectief in beschreven, dat ik het gebruik van het Ille deel van dit WOORDENBOEK, met een gerust geweten, ook aan mijn Kerkgenooten kan aanraden.

De andere deelen van het BIJBELSCH-KERKE-LijK WOORDENBOEK onder Redactie van PEOF. v. VELDHUIZEN ken ik nog niet.

Daar heb ik dus geen oordeel over.

Maar als die zullen blijken met dit deel in overeenstemming te zijn, dan zou ik zoo zeggen, predikanten en studenten, ook onder ons, zullen er pleizier van hebben wanneer zij het zich aanschaffen.

2. A. H. EDELKOORT, HET ZONDEBESEF IN DE BABYLONISCHE BOETEPSALMEN. A. Oosthoek — 1918 — Utrecht.

De schrijver, predikant te MARKELO, koos dit onderwerp voor een dissertatie waarmee hij zich op het einde van het vorige jaar den graad van doctor in de Godgeleerdheid, aan de Rijksuniversiteit te Utrecht verwierf.

Ook voor anderen dan de vak-mannen is deze studie belangrijk genoeg om er hier de aandacht te vestigen.

Van die liederen, ons bewaard in Sumerisch Akkadische teksten, waarin de Babyloniërs over hun persoonlijk leed klaagden en het uitspraken, dat zij den toorn der goden ondervonden, dien zij door hun zonden, waarvan zij belijdenis doen, op ïich hebben geladen, — voor die liederen vond de Assyrioloog Frits Hommel, naar analogie met sommige Oud-Testamentische psalmen, in 1883 den naam »boetepsalmen". Onder de beoefenaren der Babylonische religie is sedert deze naam in gebruik gebleven en DR. EDELKOORT heeft dit gebruik gevolgd. Zelf het zoo even genoemde studie-vak te UTRECHT en later te MARKELO beoefenend, heeft hij zich niet alleen met ijver van de daarover zoo rijke literatuur, gelijk uit zijn proefschrift blijkt, op de hoogte gesteld, maar, gelijker ook uit blijkt, de bronnen van den eersten rang onderzocht. Na een IN LEIDING biedt de heer EDELKOORT ons in zijn Ie hoofdstuk 28 teksten in Nederlandsche over zetting en verdeeld in de volgende drie rubrieken: Klaagliederen over nationaal leed; klaagliederen over ziekte; en boetepsalmen zonder aanduiding van het leed.

De schrijver beziet deze liederen bepaaldelijk, zooals dan* ook in den titel van zijn boek is aangeduid, ten opzichte van het > zondebesef." Ia drie achtereenvolgende hoofdstukken wordt over: de zondebelijdenis, de gevolgen der zonde en de verlossing van de zonde gehandeld.

Het resultaat van zijn onderzoeking vat hij dan in deze woorden saim: »Vraagt men ten slotte, bij het licht dat de boetepsalmen ons gaven, oi de Babyl. religie een zedelijke religie was, dan moet de wedervraag luiden, wat men daarmede bedoelt. Bedoelt men daarmede eene religie, opgegroeid op een onvermengd zedelijken bodem, dan moet aan de' Babyl-religie die eerenaam worden ontzegd. Maar verstaat men er onder een religie, waarin zedelijke elementen voorkomen, dan verdient de Babyl-religie dien naam ten volle. Wij deden haar onrecht, als wij voor dit zedelijk besef de oogen sloten. Maar wij deden aan het karakter in het zedelijke onrecht, als we niet erkenden, dat het zedelijk besef in zulk een «natuurlijke* religie zich onmogelijk kan ontplooien en overeenkomstig zijn aard ontwikkelen. Het moest er integendeel een slaafsch en kwijnend bestaan leiden.*

Dezelfde gedachte vind ik ook uitgesproken in de eerste van de 17 Stellingen: »De gebondenheid van Babel's religie aan het natuurlijke heeft de ontwikkeling van een zui^fer zedelijk zondebesef verhinderd.*

Stelling 2 luidt: > Het is onjuist van een monotheïstischen trek in de boetepsalmen te spreken.» -

In de dissertatie wordt dit laatste op voldoende gronden aangetoond.

Bedenkelijk dunkt mij de 3e stelling: »Men mag de niet-Christelijke religies geen »valsche religies* noemen.

Zeker is religie specifiek menschelijk, wijl in ieder mensch, zooals CALVIJN terecht leerde, een »kiem van religie* en een »besef van de godheid* is.

De zonde heeft echter in het subject of in, de »religio subjectiva* dezen kiem verdorven en dat besef verdonkerd. Ea al is er nu ook hier, gelijk in alle zonden, gradatie, toch kan alleen wederbarende Genade hier herstel brengen. Maar bovendien is het oljject der religie, de revelatie van den eenigen waarachtigen God, de »religio objectiva*, door de zonde vervalscht, en kan alleen de bijzondere openbaring daarin herstel brengen.

Wijl DU zoowel het denkend, voelend en willend Ik van den Christen bij alle overeenkomst toch specifiek van dat van den niet-Christen verschilt, en het object waarop het zich richt evenzeer, — is tusschen de christelijke en niet-christelijke religies een specifiek en niet maar gradueel verschil, en moet in dien zin de tegenstelling van waar-valsch worden gehandhaafd. Iets wat echter niet verhindert, in de niet-christelijke religie, als vrucht der werking van Gods Gemeene Gratie, gradueel verschil aan te nemen, en kan men van klein-en groot natuurisme en, inden zin althans waarin EDELKOORT den term neemt, ook van ethische religie.

Voor de studie der ELENCKTIEK en in het algetneen ter verheldering en verrijking van de kennis der Babylonische »boetepsalmen« is deze. van veel voorstudie getuigende en naar wetenschappelijke methode bewerkte dissertatie, in velerlei opzicht een aanwinst.

3. ZAAIEND HET ZAAD, Straatprediking en colportage-arbeid. Drukkerij Holland-Amsterdam 2e druk.

In dit boekje van 47 bladzijden zijn de schetsen gebundeld, die de heer JOH; J. HES-SELING als Redacteur-Verslaggever van DE STANDAARD, ten vorigen jare in dit dagblad gaf van den arbeid van den bijbelcolporteur BAAS. De-schetsen zelf verdienden voor 'n maar-ééadag-bestaan te worden bewaard, en het evangelisatie-werk dat ze in beeld brengen is zoo belangrijk, dat men goed heeft gedaan, door met deze uitgave er nog eens de aandacht op te vestigen.

DR. WIELENGA schreef, als bij den eersten, zoo ook bij dezen tweeden druk een woord van hartelijke instemming.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's