GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Binnen.

We willen thans eens zien wat zulk een Oostersch huis al bevatte, hoe het gemeubeld was, en wat men er te aanschouwen kreeg.

De vloeren der kamers waren niet, zooals vaak bij ons, bedekt met vastliggende tapijten of kleeden. Soms bestond de vloer eenvoudig uit aarde. Voorts waren de vloerea van hout of steen en in de aanzienlijke huizen veelal fraai ingelegd. Voor houten balken en vloerplankèn gebruikte wie het betalen kon cederhout, daar het zeer duurzaam was en niet van insecten te lijden had.

Aan wandversieriugen werd weinig gedaan. De muren met gekleurd papier té beplakken kwam bij niemand op. Maar ook schilderijen en beelden ontbraken, wijl de Joden meenden dat het tegen de Wet streed zulke in huis te hebben. In plaats van deuren diendeÉ Veelal fraai bewerkte gordijnen.

In de kamers vond men tafels, die véfflager waren dan bij ons. Elk vertrek had er eêü of meer. De maaltijden werden aan tafel genuttigd op welke de spijzen'gesteld waren. Soms plaatste men die ook wel eenvoudig op matjes op, den grond. Bij het eten nam men plaats op lage bankjes, tot later het aanliggen bij den maaltijd in gebruik bwam. Elk persoon had een of meer kussens op welke hij zich neervlijde. Hij steunde zich op den gebogen linkerarm, terwijl hij met den rechter de spijs tot zich nam. Behalve bankjes en kussens zag men in de kamers ook divans of breede rustbanken, waarover we reeds spraken. De bedden of dunne matrassen werden overdag opgerold weggeborgen.

In de kamers voor de vrouwen trof men dikwijls een werktuig aan om te spinnen en zoo garen te bereiden.

Over' wat er meer te zien was, wellicht later.

Gelijk.

Keizer Maximilaan van Oostenrijk was een goed en vriendelijk vorst, die zijn volk liefhad en ook algemeen bemind was.

Nu bewoonde de keizer te Weenen, de hoofdstad van zijn rijk, een prachtig paleis, waarbij een groot park behoorde, dat alleen toegankelijk was voor wie tot het Hof oftot denhoogen adel behoorde. Andere menschen konden dan toezien, hoe mooi het daar binnen was, maar mochten er zelf niet komen.

Dit verdroot den keizer, en op een goeden dag maakte hij aan deze staat van zaken een einde door te verklaren, dat voortaan het keizerlijke park over dag zou openstaan voor allen die er in wilden wandelen en zich fatsoenlijk gedroegen.

Doch dit verdroot nu op hun beurt de heeren van het hof. Het ging toch niet aan, zoo spraken zij, dat hooge heeren als zij gelijk gesteld werden met gewone burgers.

Na een paar weken besloten zij tot den keizer te gaan, en ronduit hun beklag in te dienen over 't besluit door hem genomen.

Maximiliaan hoorde de klagers geduldig en kalm aan, en bepaalde een tijd waarop hij ze zou antwoorden. Toen die gekomen was sprak hij:

»Ik heb uw klacht overwogen. Gij wilt dat het park weer gesloten zal worden, omdat gij alleen uws gelijken ontmoeten, en met hen omgaan wilt. Maar als ik dacht zooals gij, dan mocht ik wel in den grafkelder afdalen waar het stof mijner voorgangers rust. Want dan ben ik bij mijns gelijken. Overweegt dus zelf, of ik uw wensch kan vervullen.

De klacht der heeren had geen uitwerking. Het park bleef voor het algemeen geopend.

Spreekwoorden.

Die hebben alle talen en volken, en dikwijls drukken zij hetzelfde uit. Dat is ook geen wonder, want de menschen hebben alom veelal dezelfde behoeften, en zoeken of haten dezelfde dingen.

Toch, al is de bedoeling in hoofdzaak eenerlei, zegt het eene volk een ding anders dan het andere. Hier volgen eenige spreekwoorden en gezegden die wij Nederlanders ook hebben; Maar onze buren zeggen het op andere wijs dan wij. Zoo b.v.:

1. Hij brengt steenkolen naar New-Castle. 2. Dat is sparren naar Noorwegen brengen. 3. Gereed geld brengt genezing. 4. Hij doodt twee volgens met één steen. 5. Ik wil geen big in een zak koopen. 6. De koopman die verliest kan niet lachen. 7. De eene ezel scheldtde ander uit voor langoor.

Misschien willen de lezers wel eens beproeven voor elk gezegde een Nederlandsche uitdrukking te vinden en ook op te sporen aan welke taal elk gezegde is ontleend.

Kleinigheden.

De mensch overdenkt zijn weg, maar de Heere bestiert zijn gang, zegt de Schrift die ons ook leert dat er geen muschje op de aarde valt zonder de wil des Hemelschen Vaders; dat ook de haren onzes hoofds alle geteld zijn. In 't kort dat niets, ook niet het schijnbaar geringste, aan het oog des Heeren ontgaat, en er niets gebeurt tenzij' Hij het wil.

Ik heb ervaren, zoo zeide een oud vroom onderwijzer dat het waar is wat de Psalmdichter zegt:

’t Is God, aan tijd noch plaats verbonden.

Wiens toezicht over alles gaat.

Mijn levensloop althans heeft grootendeels afgehangen, naar den mensch gesproken, van een plank op zichzelf een nietig ding.

En als dan den meester vaak gevraagd werd hoe dit kon en wat hij er mee bedoelde, dan vertelde hij tot antwoord vaak de volgende geschiedenis.

Ik was jong bij het onderwijs gekomen, had met goed gevolg een paar examens afgelegd en hoopte nu een betrekking te krijgen, die althans zooveel opbracht dat een jong mensch die zuinig leefde en zijn moeder onderhield er net van komen kon. Natuurlijk zou meer ook hoogst welkom zijn.

Op een goeden dag vernam ik, dat op een dorp dicht bij het mijne, of liever dat waar ik werkzaam was, een betrekking van onderwijzer open zou komen. Misschien, zoo dacht ik, is het iets voor mij. Ik verzocht den hoofdonderwijzer der school om inlichting. Dat viel goed uit. Het loon was vijf honderd gulden in 't jaar, voor dien tijd een behoorlijke som, waarmee ik in mijn behoeften zou kunnen voorzien.

Nu schreef ik aan het schoolbestuur om mij voor te stellen als iemand, die de openkomende plaats kon vervullen en verzocht in aanmerking te komen. Na een paar weken reeds kreeg ik antwoord. Ik moest op een bepaalden dag komen om een paar uur les te geven in de school. Als het goed ging, naar genoegen van de heeren zouden zij verder met mij spreken, dat wil zeggen, ik zou aangesteld worden.

Alles liep tot dusver goed, en ik dankte reeds den Heere die mijn weg zoo voorspoedig scheen te maken. Ik had gevreesd nog eens examen te moeten doen, doch daarvan stond niets in. Ik vleide mij reeds met de hoop moeder beter te kunnen ondersteunen dan vroeger, en ook zelf niet meer zoo bekrompen te moeten leven. (Slot volgt.)

BRIEEWISSELING.

Inzenders van vragen gelieven weer een weinig geduld te oefenen. Als vragen inkomen juist nadat andere pas behandeld zijn, moet natuurlijk een poos verloopen eer weder antwoord kan worden gegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 augustus 1919

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 augustus 1919

De Heraut | 2 Pagina's