GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En de liefde niet had”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En de liefde niet had”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al warehet, dat ikalmijne goederen lot onderhoud der armen uitdeelde; en al warehet, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zoude worden, en had de liefde niet, zoo zoude het mij geene nuttigheid geven. I Cor. XIII: 3.

Het liefdelied in I Cor. XIII blijft de keurzang der ChrJS'enheid. Mm kan het niet als een siichtelijk proza lezen. Ook al is 'i n< ec op rijm of in versmaat tot ons gekomen, toch ntem 't onder het lezen of zingen u zoo tot in 'i diepst uwer ziel mee, dat de poësie in dit lied u innerlijk verwarmt en u vanzelf den zang ontlokt. Geloof, hoop en liefde zijn de drie heerlijkheden die u geheel innemen, en als ge uit het geloof aan de genade alsoveigüjdtin de hope des eeuwigen levens, en ten slotte ook uw geloof en hope u tot de aanbidding der liefde verhtfF'D, is 't één ja en amen dat u als van zelf voor de betuiging van den Apostel uit de ziel glijdt, t.w. dat ook wel geloof eü hope heeilijk zijn, maar dat toch ten slotte de Liefde nog alioos 'c meerdere blijft. De Apostel zegt 't zoo kort en zoo kernachtig: > Maar de meeste van die is de litfde!"

Uit heel dit prachtkapittel van Paulus' zendbrief sprtekt u dan ook een zin en opvatting van de Litfde toe, die al wat gemeen ijk als liefdeuitiiig begroet wordt, zoo verre te boven gaat. De aanhef sprei kt ons niet meer zoo toe, omdat ons niet meer het laUnwonder ten deri viel, noch de profetie gegund werd. Eerst bii het derde vers raakt de Apostel ons eigen persocn'ijk zielslevcn aan. lAl ware het dat ik alle nijne goederen tot ondersiand der armen uitdeelde, en ik had de liefde niet, zoo zou hei mij geen nuttigheid brengen!" In die arm-n-zorg kan ook liefde spieken, maar die liefde kan gemingd zijn, en alzoo nog in 't minst niet a' Liefde zijn, die hier verheerlijkt wordt. De liefde die zich in de zorg voor de nooddruftigen uit, heefc zich steeds breeder uitgebreid, en zelfs a's de gedachte aan rns sterven ons begmt te nat'eri n, zijn er telki ns weer op den voorgrond tredende person-n, die er Just in hebben om aan wie m nood mocht zijn, zijn gaven te doen toekomen. Soms zou men zelfs in dtn waan vetkeeren, dat de mededcelzaamhe d, dat re zorg om in anderer nood te voorzien, dat de beschikking over ons goed, die in zake anderei verzorging het ideaal niet slechts nabij kwam, maar bereikte, als de lene, rijke uitdrukking der toewijHende liefde mocht gekenmeikt s'aan.

Maar toch dringt de Apostel ook dai beschikken over zijn goed ten bate van de armen terug: Natuurlijk, die beschikking kan zoo goed bedoeld en zoo heilig gemeend zijn, dat de waaiachtige, r'e heusche, de uit God gewelde liefde er in tot uiting komt, maar lang niet altoos draagt ze dat heilig karakter. Dat beschikken over zijn goed ten bate der armen kan toch uit zoo gemengd motief opkomen, en zelfs kan het aan de waaiachtige liefde geheel vreemd zijn.

Ge merkt dit zelf in uw omgeving, ge merkt 't zelf aan uw eigen hart wel. In dat uitrcikai van uw gift ten bate van de armen kan zelts zondig egoisme schuilen, als bet uitgaat op> vertoon, tn zoo 't enkel is, omriat ge het in uw positie niet laten [kunt. Zoo als ingewrongen is dat geven van gif ea vaak in ons staan naar persoonlijke eere, dat we, als weer een intee kenlijst ons wordt voorgeleed, o, zoo gaarne ons onthielden, maar 't niet durven doen, om onzen goeden raam n'et te schande te maken en onzen invloed n< et in te boeten. Men geeft dan niet, omdat 't geven ons een genot is, maar omdat men dacht het faisoensbalve niet te kunnen laten. Vooral het geven op groote verloonzieke lijsten ontheiligt daaibij zoo vaak de gift die we uitreiken. Dan is het geven geen genot, geen zalige uiting van den icnerlij ken drang van ons ban, maar iets waarin we ons schikken en voegen, omdat we het niet laten kunnen. Ook allerlei andere motieven kunnen hierbij op ons inwerken. Bij het sterven worden zoo vaik in testamentairen vorm giftenach'ergelaten, om mocht 't ziJQ in die testamentaire licfdegifien een vergoeding te zoeken voor wat ons leven in zonden verliep, alsof dan ooit zulk een gift vanden doode een liefdegave voor de zake Gods zou mogen heeten. Reeds in de Pharizeën werd 't zoo bitter door Jezus gewraakt, dat ze telkens in vrome vormen de een den ander poogden te overireffin, ea dat toch het eerste spoor van de uit God gewelde liefde in hun schijnbaar liefdebetoon gemist werd. £a al mag nu dankbaar erkend, dat de bezielende zucht om doorgiften nood te verhelpen, in de eeuwen die achter ons liggen, gaandeweg toenam, en thans een hoogte heeft bereikt, die in de dagen van Je«us verschijning nog schier onbekend was, de zuivere drang der uit God in ons gewelde liefde blijft toch zoo telkens ontbreken. Men geeft dan om zijn positie, men geeft om zijn naam, men geefi omdat de drang van dea nood te hoo.; liep, maar de heilige Liefde die de Apostel in I Cor' XIII be'.ingt en vehecrlijkt, wordt nog tetkeijs weer zoo jammerlijk gemist.

Het spreekt wel van zelf, dat de liefde voor God de liefde voor den naaste moet inleiden. Het heilige bevel: > Gij zult den Heere uw God liefhebben met heel uw hart, heel uw verstand en al uw kracht", is en blijft het eerste en groote gebod, maar 't > gij zult uw naaste liefhebben", Ugt hier van zelf in be. sloten en staat er gelijk mede. Noch van de litfde voor God, noch van de liefde voor den naaste mag daarom gezegd, dat ze in ons moet opkomen en heerschen, met het eeoig docl om OLS te zaligen. Wie 't zoo opvat, laat toch het eg( 'isme, de zelfzucht, weer naar voren dringen. Gij zelf, uw eigtn persoon bijft dan de hoofdzaak, tn het is om uzelf te bemoedigen eu te zaligen, dat ge dan uw God mint, en na uw God uw naaste. En juist dit is de ootwijding der liefde. Wie ïijn God mint en dient, en voor zijn naaste zijn hart onsluit, om, komt't sterven • ens, U'et verloren te gaan, maar gered te worden, blijft nog altoos zich zelvcn op den voorgrond sielltn en vervalscht daardoor wat in zijn liefde de drijfveer moet zijn. Niet in u, noch in uw zaligheid ligt bet docl en de beweegreden waarom u God lokt en trekt raar Boven. Nooit en nimmer mag er in u ook maar even een sc^ijngedachte opkomt n, alsof God ei zijn zou om uwentwil, om u te redden en u eens de eeuwige zaligheid deelachtig te maken. Nooit en nimmer mag bet worden, alsof God er ware om u en alsof de Almachtige zijn genade zou laten schhtercn, om u de eere lelaie > toekomen. Het gebod dat ge uw naas'e zoudt liefhebben, mag nooit 't eerste worden. Er staat niet, en er kon net staan: > Hebt uw naasten lief als uw zelven", om er dan op te laten volgen: »En het tweede gebod hieraan gelijk is idatgr uw God zult liefhebben met geheel uw hart." Alles wordt omgekeerd en in zijntegendeel verzondigd, zoodra ge de liefde van dt n naaste vooropschuift, tn alsnu de liefde voor uw God, als aan de eerste gelijk, hierop laat volgen. Het mag en kan nooit zijn: > Hcb God luf om uw naaste, " maar 't moet altoos blijven: Heb u naaste lief om Gods wil. Noch van u /elf, noch van uw naaste mag ooit de hoofd» drang ten eeuwigen leven uitgsan. Van meet af, en alzoo ook lot den einde toe, moet altoos de verkltefdbeid aan uw God bet hoofdmcief blijven, en het is om Godswil, dat ge uw naase zult liefhebben als u zelven. Nooit kan of mag het doel der liefde in u zelf of in uw naaste liggen. Het doel van uw lief iedrang moet steeds en onveranderlijk in God verborgen zijn, en het IS om Godswil, dat ge den naaste zult lief hebben als u zelven.

De hoogste, de heiligste, de een'g volmaakte liefde moet schitteren in uw als creatuur innerlijk verkleefd zijn aan uw God en nu door uw God, en om Godswil, bewogen worden, om niet u zelf te zoeken, maar eerst uw God en dan om Godswil uw naaste. Z )o alli en klinkt de heilige toon der zalige liefde, en het is die door God aan u ontlokte en uit God in u geweide liefde, die de hoogste en zaligste zielsgen eting in u kan doen opleven. Ook het zaligmakend g-loof is een verrukkelijke gave van uw God in uw innerlijk zielsbebtaan, en ook de bope doet u van verre een wereld vol zalige be erlijkheid toeschitieren, maar toch. in zalige gei> iedng gaat de uit God in u gewelde liefde nog altoos boven die beiden. S»i(n/ijaze in bun dricbeid onafscheidelijk. De hope rust op het onwankelbare geloof, en de lijke, re ne lit fde kan n et an'lers dan uit bet geloof opwellen, maar ook zoo dringt dan toch de liefde steeds naar voren. De meeste van de drie is en blijft de liefde. Of is niet die heilige liefde het invloeien van e n gave Gods in uw eigen ziel, een verrijkt worden van heel uw innerlijk besef met wal eerst steeds alleen in God glansde, en alleen uit God in uw zielsbestaan kan instralen? Als eens in de ure der Qpstanding het gelouf zijn volle werk'UJ zal vo'eind hebbeo, en alle zalige hope in vervulling zal zijn gegaan, zal ten slotte alleen de liefde h' el uw bestaan doordringen, en het zal die liefde zijn, die u als kind van uw God aan de heiligheid van den Drieë-'Tiige deel doet erlangen. Doch juist om dit rijke voor uw zielsoog te doen schitteren, moet 't dan ook de alles verzakende, de alleen God en de broederen bedoelende liefde zijn. Die litfde die van Boven in ons aardsche leven in straalt en ons vooruit gevoelen en vooruit genieten doet, wat eens onze volle glorie in Gods zalige wereld zal zijn !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„En de liefde niet had”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's