GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

ANTHONIA MAKGARETHA, DÉ PEEDIKANTS-VBouw, J, H. Kok — 1919 — Kampen.

Toen vóór nu vier jaren het tijdschrift «Christelijk Vrouwenleven* zou worden opgericht, beloofde ook «Anthonia Margaretha«, nom de plume van talentrijke Christelijke schrijfster, den Uitgever Koi^ 'n rubriek voor haar rekening te nemen.

In de geboortegeschiedenis van CHRISTELIJK VROXJWENLEVEN ben - ik niet ingewijd en weet er dan ook niets van of de dames, die er de redactie van vormen, den heer KOK hebben gevraagd haar uitgever te willen zijn, dan wel omgekeerd. Mocht dit laatste het geval zijn geweest, dan heeft de heer KOK getoond, door ook bij ANTHONIA MARGARETHA aanzoek te doen, in zijn vragen van dames zich aan hem voor persarbeid te verbinden, 'n' man te wezen van 'n bezonnenheid, welke, ook op dit gebied, voor gelukkig-kiezen onmisbaar is. 'n Attractie van CHRISTELIJK VROUWENLEVEN is voor mij, dat de artikelen, die zoowel de Redactie als de Staf van Medewerkers er voor leveren, zich^ over het geheel niet alleen kenmerken dooreen zekere elegantie van schrijftrant, maar ook door een van zaakkennis getuigende degelijkheid. Wat dit laatste aangaat, treft de dames zeker niet het verwijt, wat wel eens — en niet geheel ten onrechte — 'n Journalist trof, wanneer zijn schrijveryVover 'n onderwerp wat al te veel deed denken aan het spreken dier Grieksche Sophisten, die, pratend over 'n onderwerp, hun schamele schijn-wijsheid daaromtrent wisten te bedekken met het manteltje eener min of meer sierlijke rhetorika.

In Van meet-af verstandige arbeidsverdeeling tusschen de verzorgsters der verschillende rubrieken in CHEISTELIJK VROUWENLEVEN heeft tot het voorkomen van dit verwijt zeker niet weinig meegewerkt.

Aan ANTHONIA MARGARETHA is daarbij nog een bijzondere omstandigheid ten goede gekomen. Kort toch vóór het eerste nummer van CHRISTELIJK VROUWENLEVEN verschijnen zou, «ontspon zich*, zoo vertelt zij in dit haar boek, «in de rubriek KERKNIEUWS van de NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT een twistgesprek, dat bepaald vermakelijk zou geweest zijn, indien het niet de droeve geestesgesteldheid van vele hedendaagsche predikantsvrouwen verfaden had«.

Geboren en opgewoed in een predikantsgezin, daarbij zelf predikantsvrouw, wist Mevrouw ANTHONIA MARGARETHA, al is zij ook zélf niet van zoo droeve geestesgesteldheid, toch, door wat ze, zij het dan ook niet in haar nieste omgeving, gezien had, van »de droeve geestegesteldheid veler hedendaagsche predikantsvrouweac mee te praten.

Daarmee was haar Rubriek-keuze in C. V. aangewezen en wel de Rubriek „De Predikantsvrouw in het midden der gemeente".

Deze Rubriek heeft zij, gedurende enkele jaren, verzorgd met XVIII artikelen. De strekking, althans van 17 dezer artijtelen, is, door zoowel in de verhouding tusschen Predikantsvrouw en Gemeente op de wederzijdsche rechten en plichten , te wijzen, wat fa die verhpuding scheef getrokken is weer recht te zetten.

Zelf toch, zoo vertelt zij verder iii dit boek, „besloot ik niet alleen nadruk te leggen op datgene waarin de gemeente te kort schiet, maar ook wel degelijk mijn aandacht te wijden aan 't geen deze met recht „van de vrouw van den dominee mag wachten".

De strekking van, althans 17 der 18 artikelen, want in het XVI: Zoo ZIJN ER betiteld, en dat ook weer aan ziening van haar naaste omgeving is ontleend, heeft zij het met die wederzijdsche rechten en plichten enkel over de verhouding van „predikantsvrouw" en „predikant".

Toen de artikelen-reeks DE PREDIKANTS­ VROUW voltooid was, — dat mevrouw ANTHO­ NIA MARGARETHA er zich niet mee heeft luit; geschreven", blijkt wel uit haar wijze van verzorging eener nieuwe Rubriek in C. V. — was het een goede gedachte van den Uitgever KOK, die reeks te doen herdrukken en gebundeld in het, ook typographisch wèl uitgevoerde, boekje, met op den omslag een illustratie, die mij sterk deed denken aan'n Kerk, waarin ik wel eens gepreekt heb, en een daar achter liggende pastorie, waarin ik toen 'n bezoek bracht, — aan het publiek aan te bieden.

• Hoewel met den inhoud door C. V. reeds bekend, heb ik dit boek van 206 bladzijden, omdat het mij, ook uit ethisch oogpunt interesseerde, — ik verzoek mijn lezers er nota van te nemen, dat ik »ethisch" hier niet in tegenstelling met »gereformeerd" bedoel—, met opmerkzaamheid doorgelezen.

De eerste 14 van de 18 hoofdstukken deden mij daarbij denken aan de PASTORIE VAN MAST­ LAND. In die hoofdstukken immers zijn wij, als in het boek van KOETSVELD »in de eerste Ge meente". Van imitatie echter geen spoor. De" stijl van deze schrijfster, als meer gedegageerd en mij daarom meer toesprekend, verschilt te veel van dien van den ^Hofprediker, en niet als in zijn" boek, waar het gaat over de verhouding van den »beginnenden" dominee tot zijn »eerste" Gemeente, gaat het in dit boek over de verhoudmg van de beginnende domineesvrouw tot de »eerste" Gemeente van d'r man. Dat ik nochtans mijn zooeven genoemde genoemde gedachtenverbinding hier niet. voor mij houd, is omdat ik met haar uit te spreken gelegenheid heb op een bedenking tegen de PRE­ DIKANTSVROUW in te gaan en die is, om het maar terstond te zeggen, dat de geachte schrijfster te veel generaliseert.

Zij had zich, naar ik reeds mededeelde, ten doel gesteld, de positie te bespreken, die de predikantsvrouw heeft in het midden der gemeente, maar ze komt niet verder dan tot de bespreking der positie van de predikants vrouw in de eerste gemeente van haar man.

En verder, het gaat in haar boek zelfs niet over de predikantsvrouw in de eersje gemeente van haar man, maar over de vrouw van een predikant in 'n eerste gereformeerde gemeente, en eindelijk nog niet over de predikantsvrouw in. 'n eerste gereformeerde gemeente, maar over 'n predikantsvrouw, die, als de schrijfster zelf, zich een vrouw van stand weet en daarbij goed ^gereformeerd, maar dan ook in cultureelen zin 'n modern mensch is.

Dit generaliseeren is bedenkelijk, wijl een buitenstaander den indruk kan krijgen dat de positie van iedere predikantsvrouw in elke gemeente eveneens is; wat, indien men dan bij ervaring kennis van 'n plattelands-en stadsgemeente heeft, toch niet zoo is.

Zoo moest ik bij het lezen van h. IV ONBE­ SCHREVEN RECHTEN, waarin de schrijfster het heeft over de rechtskrenking door Kerkeraadsleden tegenover den predikant, zijn vrouw en kinderen begaan, met jaar in jaar uit, Zondags na den morgendienst en soms ook, na den tweeden dienst, »in de pastorie te komen koffiedrinken Ml dan in vollen getale beslag te leggen op dominee's huiskamer", — mij zelf gelukkig prijzen, van 'n eerste en zelfs 'n tweede gemeente ten platten lande te hejbben bediend, waar ons zoo iets niet is overkomen. In een stadsgemeente zou zulk een 52 of 104 maal, |de Feestdagen nog niet eens meegerekend, door 'n voltalligen kerkeraad, bij dominee ongevraagd op de koffie-komen, trouwens physiek onmoge-. lijk zijn.

'n Bedenking van anderen aard, die ik tegen dit boek heb, is dat de schrijfster.het predikantsvrouwtje, door zichzelf als voorbeeld te stellen, wel wat al te hard aan 't werk zet. Die bedenking mocht zoo bij [mij opkomen onder de lezing van h. VIII HET VEREENIGINGSLEVEN, na dat over è, l den anderen arbeid in de eerste Gemeente waartoe het vrouwtje wordt opgewekt. Zij moet toch niet alleen een werkzaam aandeel nemen in den arbeid van 'n Meisjes-en Jongedochtersvereeniging door als presidente er de leiding van op zich te nemen, maar ook een sZusterkring< ter oefening »van elkanders zorgen te verlichten*, trachten te organiseeren. En wanneer ik dan in h. XIII ACHTER HET FRONT op pag. 144 van een tijd lees die voor het predikantsvrouwtje in de toekomst, kan aanbreken, waarop de dokter zegt: »Hoor eens, mevrouwtje, als u zóó voortgaat, is u versleten vóór uw tijd, dan helpt al uw dokteren niets.... dan gaat u er onder....*, — een tijd waarvan ANTHONIA MARGARETHA schrijft: > dien heb ook ik doorgemaakt*, — dan ben ik, bij sterk begeeren, dat toekomstige predikantsvrouwen dit boek zullen lezen, ook sterk geneigd ze toe te roepen, »m'n lieve meid, denk er om, pas tropdezèle!»

Mijn laatste bedenking tegen dit boek geldt de uitbreiding, die de schrijfster wenscht te geven aan het bestaande program van de Jongedochtersvereeniging. Dit program is reeds rijk gevuld. Onder meer bevat het: »kennis van de voornaamste sociale vraagstukken*. Met het oog op de thans heerschende »problemenkoorts* onder de rijpere jeugd dunkt mij dat al bedenkelijk, maar als er nu ook nog bij moet komen, zooaU de schrijfster wil, het «trachten naar inzicht in doel en streven der verschillende Staatspartijen, in de behandeling van eenvoudige hygiëne* en »in de eerste eischen der opvoeding van lichaam en geest*, dan acht ik dit voor de geestelijke gezondheid onzer rijpere vrouwelijke jeugd te platten lande, lang niet ongevaarlijk.

Dit drietal bedenkingen weegt echter verre niet bij mij op tegen de vele voortrefifelijke hoedanigheden, die ik zonder eenige bedenking aan DE PREDIKANTSVROUW kan toekennen.

Niet alleen toch, dat de schrijftrant, wat van 'n styliste als ANTHONIA MAROARETHA niet anders te verwachten ware, goed verzorgd is en er in de meeste hoofdstukken, wat van een geestige vrouw als zij evenmin anders te verwachten ware, fijne humor sprankelt, ook het zuiver moreel besef, dat in het exposé van rechten en plichten u toespreekt, doet weldadig aan. Hoofdstukken als het eerste, waarin de Schrijfster het heeft over het »gaan kijken* der Gemeente, door den beroepen predikant met zijn jonge echtgenoote, soortgelijk aan de twee volgende: EERSTE INDRUKKEN en NADEEE KENNIS­ MAKING bevatten lessen in «tact*, zoo'n jeugdig echtpaar lang niet ondienstig. Het IVe: VRIEN­ DELIJK JEGENS aLLEN, ZOU wel niet voegen in ons herzien FORMULIER TER BEVESTIGING VAN DiENABEN DES WOORDS, maat wat in dat hoofdstuk staat over het „hoè des Dienaars vrouw in de gemeente behoort te verkeeren", moge ook ieder predikant in elke Gemeente zich voor gezegd houden. Dat over DOMINEESKINDEBEN en de gevaren, die ze bedreigen, het Xlde, moeten de Ouders, om tegen die gevaren des te beter verweer te kunnen bieden, saÉ, m maar eens biddend lezen. Van de twee, zoo aandoenlijke en van medegevoel getuigende stukken.: NooD IN DE PASTORIE en DE PREDIKANTSWEDUWE, hoofdstukken waarin de glundere lach van den humor zwijgt, doch waarin gij de stille stem van den weemoed beluistert, zij de lezing van het eene bijzonderlijk aanbevolen aan gemeenteleden en die van het andere aan predikantsweduwen onzer Kerk, want de Schrijfster biedt daarin wat wel 'n schrale troost, maar wat toch ook 'a bemoediging is, dat in de materieele behoefte dezer zwaar beproefden kerkelijk zooveel beter is voorzien, dan in die harer, door gelijk leed bedroefde, hervormde zusteren.

Alles saamvattend, kan ik dan ook van harte instemmen met den wensch van een van ANTHONIA MARGARETHA'S medeleden in de redactie van C. V., van Mevrouw A. VAN HOOGSTRATEN— SCHOCH, dat DE PREDIKANTSVBOUW niet alleen „in vele dorpspastorieën, maar ook in de huizen van vele gemeenteleden zal komen". En evenzoo kan ik, omtrent dit boek van bezonnen en christelijke levenswijsheid, haar oordeel onderschrijven : „Er is heel wat uit te leeren".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 oktober 1920

De Heraut | 4 Pagina's