GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het goddelijk karakter van het recht - pagina 20

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het goddelijk karakter van het recht - pagina 20

Rede uitgesproken ter inwijding van den leerstoel in het staatsrecht, de rechtswijsbegeerte en het canonieke recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

ling

zoude gelden,

die

zich

tot

de eerste verhoudt als orde tot

1

gezag ) .

*) De g^dV.htengang, dien Stöckl (t. a. p., Bd II. S. 84 u. folgg.) volgt, is deze. De maatschappelijke samenleving is niet willekeurig, maar natuurlijk. De mensch is op hair aangelegd, en ook zal zij nimmer ontbreken. Die samenleving laat zich echter n'et denken zonder ordening. Anders ware ze een chaos. Die regeling nu is de rechtsorde. Zij is even natuurlijk als de maatschappij zelve en als het ware met deze gegeven. Mitsdien is er een natuurlijk recht. Dit nu is onafhankelijk van den Staat en heeft gegolden alvorens die was gevormd.

1

Tegen deze voorstelling zijn verschillende bedenkingen te maken. Het is waar, dat de maatschappelijke samenleving eene aan 'smenschen wezen beantwoordende, en alzoo eene natuurlijke, vorming is. Voorts is met het begrip van maatschappij ook het begrip van rechtsorde gegeven, en zal overal, waar eene maatschappij wordt, gevonden, zekere regeling der rechtsbetrekkingen aanwezig zijn. Maar de eerste, »uranfangliche'' regeling zal allerminst de meest natuurlijke, de meest aan den aard der betrekkingen passende zijn. »Die der Gesellschaft eigenthümliche Ordnung", als eene uitgewerkte, in de wereld der verschijnselen geldige, regeling, staat niet aan het begin der baan. »Cet état naturel," zegt Ahrens (Cours de droit naturel, Sec. éd., 1844. P. 25.) »n'est pas derrière nous; il est devant nous." De natuur der rechtsbetrekkingen is wel iets gegevens. Maar de uitwendige regeling moet juist steeds meer daarnaar worden gereformeerd. Stöckl maakt de fout van iemand, die wilde beweren, dat de zuiverste geloofsbelijdenis, in stee van ons in het verschiet te beiden, reeds langen tijd achter ons ligt. Neen, wel is de Schrift het richtsnoer der belijdenis; ja de belijdenis slechts eene verklaring van wat men meent in die Schrift te moeten lezen, maar de in het leven, in de uitwendige wereld getredene; belijdenis kan eerst in de toekomst de echt-Christelijke worden, den inhoud der Schrift zuiver verklaren. En juist daarom is de naam gereformeerd, ook om de verplichting, die hij oplegt, tot gestaag op nieuw reformeeren, — zoo schoon, gelijk het mij voorkomt eene miskenning te zijn van het historisch beginsel, wanneer men zegt: »Christianus mihi nomen, Reformatus cognomen." Met Gereformeerd bedoelt men juist, niet tegenover de Schrift zelve, want men heeft het volmaakte nog niet gegrepen, — maar tegenover andere cognomina, het »echte" Christendom te zijn (Cf. Dr. Kuyper's Souver einiteit in eigen kring, BI. 27). In dien zin kan men zeggen, dat de weg, die tot het Christendom — dit onvervalscht en onverminkt; in al zijne diepte — leidt, de weg van geloofsverdeeldheid is. Sprak jnen aldus van het Christendom boven geloofsverdeeldheid, zoo had dit een gansch andere beteekenis dan die der zeer oppervlakkige bedoeling, die zich daarin gemeenlijk uit. Als raakte de geloofsverdeeldheid niet den kern, het eigenlijke wezen des Christendoms! Zoo nu moet ook het z. g. positieve recht er naai streven steeds meer »der Gesellschaft eigenthümlieh" te worden. Het is de met bindend gezag vastgestelde verklaring van wat men houdt, — niet voor het natuurrecht, — maar als de aan de natuur der rechtsbetrekkingen meest beantwoordende regeling. Eindelijk moge ik er nog op wijzen, dat Stöckl een geordenden maatschappelijken toestand aanneemt vóór de vorming van den Staat. Maar juist die ordening is bewijs, dat er reeds een Staat is, al moge, gelijk ook Ahrens in zijn Juristische Encydopüdie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880

Inaugurele redes | 41 Pagina's

Het goddelijk karakter van het recht - pagina 20

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1880

Inaugurele redes | 41 Pagina's