Zonde en recht - pagina 36
Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit
30
op bovennatuurlijke wijze medegedeeld 66). Eindelijk is het volkenrecht, van welke uitdrukking de beteekenis een zoo eigenaardig verloop in de historie heeft, evenals bij de Romeinen, een door alle volken erkend recht, waarvan de inhoud bestaat uit de aan het zuivere natuurrecht met het oog op de toestanden, zooals die sedert en door den val zijn geworden, ontleende gevolgtrekkingen 67). Dit recht houdt verband met de zonde, en wordt toch niet tot een uitvloeisel van menschelijke wilsbepaling, maar blijft een deel der hoogere ordening, dat niet gemaakt, slechts opgeteekend behoeft te worden, en welks voorschriften onaantastbaar zijn 68). Omtrent elke dezer deelen (ius naturale, divinuwi en gentium) stond vast, dat de bepalingen er van niet geheel ter zijde gezet mochten worden, doch tevens werd wijziging met name door aanvulling en beperking mogelijk geacht, welke bijvoeging noodig werd, wijl men het hooger recht te zeer buiten den invloed der bijzondere omstandigheden stelde. Onder dit recht van bovenmenschelijken oorsprong, dat ook voor de Overheid gold, stond voorts het ius civile, het recht dat van haar uitgaat, en allengs meer en meer als wil der Overheid werd opgevat, in welke voorstelHng elkaar ontmoetten zoowel de verdedigers van het gezag als de aanhangers van de volkssouvereiniteit. Vooral echter werd door de eersten de gedachte, dat het positieve recht slechts de wil van den Souverein is, steeds scherper ontwikkeld 69). Telkens keert het aan de Instituten ontleende: Quod principi placuit legis habet vigorem terug, en laat men voor den monarch gelden het mede aan de Romeinsche rechtsbronnen ontleende: Princeps legibus solutus esf^^). In dit niet gebonden zijn aan de bestaande wetten werd allengs het kenmerk der souvereiniteit gezien ^i). Het wordt verdedigd door Bodinus '2)^ Theodoras Graswinckel '3) e. a., maar met uitdrukkelijke verklaring van den eerste, dat dit niet geldt voor de goddelijke en natuurwetten, waaraan ook de Souverein zich heeft te houden, terwijl de laatste het goddeloos noemt te zeggen, dat iemand zich aan de goddelijke wetten zou kunnen onttrekken, en dit ook het algemeene gevoelen onder de absolutisten was. Dat men echter den Souverein niet aan de menschelijke
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895
Rectorale redes | 100 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895
Rectorale redes | 100 Pagina's