GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Synode.

Hoe sterk het kerkelijk besef bij ons Gereformeerde volk spreekt, blijkt vooral in de weken, waarin eeni Generale Synode wordt gehouden. Men kan niet bij elliander komen of de gesprekken gaan al spoedig den synodalen kant uit. Politieke en kerkelijke bladen staan er vol van. Totnutoe leverde onze Pers nog niet veel nabeschouwingen over de Leeuwarder Synode. Haar kolommen Izijn meest nog gevuld met officiëele verslagen. Voor de Redacteuren beteekent dit zooveel als verlengde vacantie. Vioor iezers^ die slechts één blad onder de oogen krijgen (zouden er zoo velen zijn? ) heeft het izijn nut, ofschoon die met een résumé misschien nog meer in hun schik zouden zijn. Voor iemand, die pers-schouw houdt (men vergeve het mij!) is het tamelijk vervelend. Toch vallen .er reeds enkele korreltjes te pikken.

Wat het algemeene karakter der gehouden Synode aangaat, oordeelt de „Groninger Kerkbode":

Wat izal nu het oordeel-over deze Synode zijn? Er was over 't geheel eenstemimigheid. Moet men izeggen: het was een „zwakke" Synode, in zooverre dat er weinig strijd en worsteling, weinig vei-schil van meening was? Als dat een bewijs van zwakheid is: dan zeker. Want van groote en izware worstelinigen is niet veel gebleken. Toch is dat min of meer geringschiattende „awak" daarom niet op zijn plaats.

De worsteling was reeds geschied. En deze Synode, afspiegeling van wat in de kerken leefde, heeft in grooten stijl, met izelfbeheersching gewerkt.

En de „Watergraafsmeersche Kerkbode":

„Reeds nu kan wioa-den gezegd, dat de Synode van Leeuwarden van gjioote beteekenis zal zijn in de historie onzer gereformeerde kerken.

In dat opzicht vormt zij een opvallende tegenstelling met de vorige Synode te Rotterdam, waarin meer „de heerüjfcheid van het ordinaire" uitkwam.

Welk een verandering in drie jaren.

De Voorzitter.

Hangt het welslagen eener Synode voor een deel ook af van een goede leiding, de jongste Synode bleek een gelukkige keuze te hebben gedaan; , toen zij Ds. J. D. van der Munnik van Leeuwarden als voorzitter koos. Het applaus, dat hem op de pas gehouden Predikantenvergadering ten deel viel, hield dankbaarheid en bewondering in.

Marnix schreef van hem (en van den assessor) in de „Groninger Kerkbode":

De nog forsche stem, de vaardigheid waannee hij de besprekingen leidt, geven blijk dat zijn kracCit gelukkig niet gebroken is, al geeft het grijze hoofd ook te kennen dat de ouderdom nadert.

Hij is een man van gullen humor en dat verloochent izicih natuurlijk niet, ook al deert het de waardigheid van net presideeren niet. Want dcize voorzitter bezit de gaven voor het leiden van zulk een gewichtige vergadering en dat zegt veel. Want het is geen kleine zaak. Naast hem zit de assessor. De Moor, met dien eigenaardigen.Jcop waarop de evenwichtige zelfbeheersching en de beslistheid, die hem steeds sierde, • te lezen ^taat. Ik hoorde hem izijn rapport inzake de gezangenkwestie verdedigen). Het was weer een lust die leuke ietwat droge slagvaardigheid te bewonderen.

Niet conservatief.

Alleen het besluit, dat de Synode in zake de aanvulling onzer Belijdenis nam, vrijwaart haar reeds tegenl het verwijt van conservatisme. Aldus de „Zeeuwsche Kerkbode".

Daaruit blijkt ook, dat on, ze kerken niet in coniservatisme haar heU zoeken, maar dat zij een open oog hebben voor de verschijnselen van dezen tqd en voor de gevaren, welke ons bedreigen eu zij wenschen voort te trekken^ maar alleen in den van' God aangewezen weg. Die kerken staan in 't midden) van 't leven en bebooren duidelijk te vertolkeB, wat God tot het huidige geslacht te zeggen heeft. Zij mogen izich niet vergenoegen met groote woorden; , met paikende leUizen, maar zij moeten duideüjk en klaar de boodschap overbrengen, welke haar van Godswege is gegeven. Daaraan is des te meer behoefte, nu de verwarring van denkbeelden zoo groot is en de afval van 't geloof toeneemt. De tijden zijn zoo hoog ernstig.

De zaak-Netelenbos.

Dagen van droeven ernst waren die, waarop de zaak-Netelenbos behandeld werd. En die droeve ernst trilt ook in onze Pers^ voorzoover zij zich uitsprak, na. De „Amsterdamsche Kerkbode" zegt:

Het doet ons leed om der wille van den persoon^ dat hij in stede van zijne dwaling te belijden; tot den einde toe is blijven volharden.

Het verheugt ons echter tevens, dat deze aangelegenheid iZioo is geloopen, dat de waarheid Gods is gehandhaafd.

Doordien de Uitspraak met algemeene stemmeni is gevallen, is tevens tevoren der tegenwerping de weg afgesneden, als zoude hier spr^e kunnen izijn van eene partijsteuning.

Moge dit ook nog strekken om tot inkeer te doen komen allen, die tijdens de behandeling dezer zaak, openlijk of bedektelijk, deze dwalingen hebben zoeken te dekken!

„De Wachter": .

Het eert den appellant, dat hij onomwonden z^n gevoelen heeft geopenbaard. En het zou hem nog meer geëerd hebben, indien hij tevens had erkend, dat hij op den naam Gereformeerd niet langer aanspraak kan maken en dat er voor iemand met zulk een gevoelen in de Gereformeerde Kerken gp.en plaats is op den kansel.

We kunnen ons voorstellen, dat bij de beslissing een ontroerende ernst de harten der Synodeleden vervulde. Zulk een vonnis vellen is een smartelijke en ontroerende plicht. Men had zoo gaarne gezien, we hebben gebeden en gehoopt, dat den' dwalenden broeder de oogen mochten geopend worden voor den strik, waarin hij is gevallen. Maar tot dusver heeft het niet zoo mogen z^n. Hij volhardt in zijn dwaling. En al aanstonds na de Synode g; aat hij weer vport in het oude spoor. Zelfsi schijnt hij nog een schrede verder te gaan. Althans te oordeelen naar de advertentie, waarin de vorige week zijn optreden den verloopen Zondag werd aangekondigd. Voorheen werd daarin altoos meegedeeld, dat hij „Bijbellezing" hield. Maar ditmaal ' was dit woord veranderd in „Godsdienstoefening". Als dit meenens is, (en het uur van deze samenkomst versterkt deze gedachte), dan is de opzet van een scheurkerk hem niet vreemd. Moge de Heere hem alsnog aan zijn dwaling ontdekken!

De „Groniuiger Kerkbode":

De uitslag is geweest zooals die algemeen werd verwacht.

Wie het kort verslag van de rede las, door ds. Netelenbos gehouden in antwoord op het uitgebrachte rapport, ziet aanstonds hoe de synode ook niet anders kon. D'e heer Netelenbos gelooft niet aan het paradijs en aan de slaing. Hij gelooft wel in den val des menschen. Hij gelooft niet, dat er eeni boom der kennis des goeds en des kwaads was; hij gelooft wel in het proefgebod.

Alles wat in den Bijbel voor feit staat 'aangaande deze dingen is-O, ostersche inkleeding. Dit nu komt heel eenvoudig neer op een loochening der geopenbaarde waarheid. Hoe iemand, die zulke dingen zegt, nog kan beweren gereformeerd te zijn, is ons een raadsel.

Het spreekt wel van zelf, dat de Synode diep onder den indruk was van het gebeurde. Men neemt zulke besluiten, waarbij een dwalende broeder wordt Uitgesloten van de bediening van het ajnbt, niet dan met een bloedend hart. Maar de gehoorzaamheid aan het bevel Gods gjaat boven de liefde voor den mensch.

Wij mogen overigens in dit besluit een rijken jzegen zien, ook omdat het velen voor dwaling kan' behoeden.

Wij allen loopen gevaar te komen in de zuisina van den tijd.

Wij zijn kMderen van onzen tijd en de geest der ' beluw oefent sign invloed op ons uit. Er zijn altqd ' tn de kerk des Heeren geweest, die de bedenkselen Van den geest des tijds wilden huwen aan de belijdenis der kerk. Zij (zijn bang voor versteening. Zij zeggen^ dat doode orthodoxie ons niet helpt. Dat er vele vromen zijn, die in de belijdenis aan den veüigen kant blijven, om in hun leven er maar op los te leven.

De siteuinpilaren der orthodoxie.

Natuurlijk is deze beslissing een visscher in troebel water als de „Gereformeerde zijde" in de „NieUwe Rotterdamsche Couuant" niet naar den zin. Hij spot, dat de Gereformeerde orthodoxie, naar het schijnt, een tweetal steunpilaren gevonden heeft in den ezel van Büeam en den Walvisch van Jona (die, zooals men weet, Ds Netelenbos ook al voor Oostersche verdichtselen hield), waarnaar niemand den vinger mag uitsteken.

En dan insinueert hij:

In verband met hetgeen wij zoo nu en dan van onze jonge predikanten hooren en lezen, krijgen wij sterk den indruk, dat velen hunner ais het er op aankomt, vrij dicht de gevoelens van Netelenbos naderen. Zij wiachten zich echter die uit te spreken. Als inderdaad datgene, waarom men Netelenbos uit de kerk verwijderd heeft, van zoo groote beteekenis is als men beweert, dan moet men het ook de moeite waard achten eens te onderzoeken, of hij nu een unicum is onder zijn collega's. Maar niet ieder voelt zich voor martelaar in de wieg ge-' legd en vele predikanten brengen, naar het schijnt, liever een offer aan „het geloof der gemeente" ! dan hun eigen opvatting op den voorgrond te ' schuiven.

De gereformeerde predikanten mogen zich voor gewaarschuwd houden en er aorg voor dragen, Bi-leana's ezel en Jona's „grooten visch" te vriend te houden, want ook de achterlijkste plattelandsouder-'ling kan nu daarnaar hun rechtzinnigheid bepalen en h]j Zial niet verzuimen, dat te doen. Deze dieren moeten voortaan in de prediking een belangrijke rol vervullen, want jzij zijn gepromoveerd tot kenmerkende bestanddeelen der orthodoxie.

In diepen eerbied brengen wij onzen groet aan den ©zei en den walvisch, die in vroeger tijd uit den koers geraakte profeten terecht brachten en die nu zoo bereidwillig him medewerking verleenen om de gereformeerde predikanten in het goede spoor te houden.

Dat is geen kleinigheid! Onze jonge predikanten worden hier van oneerlijkneid en gebrek aan moed beschuldigd.

Mogen zij een lesje nemen bij deze „Gereformeerde Eigde" I

Vrij zteggen, wat je denkt, m'aar je naam verzwijgen, zoodat niemand zelfs kan oontroleeren, of je wel Gereformeerd bent, dat noem ik pas moed.

Zoo iemand is bepaald zijn camère van „held" misgeloopen.

Sober, maar stijlvol.

Zoo noemt prof. Aalders van Groningen in „Stemmen des Tijds" onze oude Gereformeerde liturgie. Sprekende over Frankrijk, vervolgt hij:

„Daar is de sobere, maar stijlvolle liturgie ontstaan met haar scnuldbelijdenis, haar psalmen, haar melodieën. Toen de Gereformeerde Kerk ten onzent gevormd werd, heeft zij zien door de Fransche laten vonnen".

De Commissie, die door de Synode benoemd werd in zake herziening der Liturgie, zal hiermede wel rekening houden. Onze liturgie is op 't «ogenblik deerlijk verminlrt. Moge zij in „stijl" worden bijgewerkt. Daarvoor izullen de adviezen van prof. H. H. Kuyper, die specialiteit lOp dit gebied is, wel niet gemist kunnen worden Jammer, dat hij slechts als secundus in de Oommissie is opgenomen.

Vaders en Broeders.

In zijn sluitingsrede vermoedde de Voorzitter der Synode het wel, dat de critiek niet zou uitblijven.

Ds Schilder maakt bezwaar tegen de gebruikelijke aanspraak: „Vaders en Broeders".

In de „Gereformeerde Kerkbode" van de classis Gorindhem Hcht hij dit aldus^ toe:

Nu de Generale Synode weer siamenlcomt, duüd 'hier en daar in 't een of andere officieel op haar tafel neergelegde stuk de vroeger zeer druk gebezigde, maar tegenwoordig almeer verdwijnende aanspraak: „Vaders en broieders" op. Eerwaarde Vadetrs en broeders!

Me dumkt, dat we met dat „vaderen" maar eens moesten ophouden. Allereerst omdat vermoedelijk niemand weet, wie bedoeld zijn met den naam „vaders". Zijn dat de professoren? Vermoedelijk niet, want 't ; Zou wel onbeleefd zijn, als de „broeders" mochten beslissen, en de „vaders" alleen maar mochten adviseeren. Zijn dat de oude, eerbiedwaardige, grijsharige Synodeleden? De vaderlijk-Uitziende, volbaardige partij der senioren? Maar dan vraagt men zich af, wanneer de leeftijdsgrens bereikt werd, die van het broederschap naar het vaderschap promoveert en niet zonder bezorgdheid Blaat men achter dezen oifficieelen glimp van dubbele-eer-waaxdig-achten den niet te verhelen zucht gade, om bij afvaardiging en benoeming vele vaders te passeeren en menschen van een leeftijd, die aan geen geestelijk „vaderschap" zelfs laat denken, te laten voorsnijden bij de opdissching en • venorbering van' de synodale gerechten.

Misschien wil een onzer professoren in de kerkgeschiedenis hem de oorspronkelijke beteekenis hiervan verklaren.

Iets stroefs?

Het „Ger. Jong. blad'' voelt zich teleurgesteld door Met antwoord, dat de Nederlandsche Bond van Jóngel. op G. G. van de Synode op een door hem gedaan verzoek ontving. Het uit die teleurstelling in deze regelen:

Maar teleurgesteld komt hij Uit, die rekent dit door menschelijke liand te aiülen ontvangen. Men rekene er zelfs niet op uit de hand van 's Heeren bruid.

Gods kerk, ook in haar g^ïnstitueerden vorm, achten wij hoog.

„De kerk het eertst" is de Schriftuurlijke waarheid, die wij in ons Bonds-en Vereenigjngsleven elkaar inprenten.

Van de critiek der excentrieken (die zich aanmatigMid „DE" jongeren noemen) moeten wij, de jonge Gereformeerden, niets hebben.

Zelfs niet, al zouden wij het aan den lijve wel eens moeten ervaren, dat de geïnstitueerde kerk voor ons slechts woorden van waardeering heeft.

„De kerk het eerst", wij blijven het belijden en bdeven, zelfs al zou bhjken, dat het georganiseerd leven der kerken iets stroefs vertoont, waardoor veel aan haar bemoeiing ontgaat, waarop de kerken anders zegenenden invloed zouden hebben kuimen oefenen. i

En het vraaigt elders:

Hebt ge. Synode van 1920, aangedrongen op de benoeming van jeugd-oüderlingen?

Hebt ge opgewekt tot de beroeping van jedpredikanten ?

Hebt ge deputaten benoemd, die zelfstandig of in samenwerking met bestaande organisaties, de izaak der rijpere jeugd m^oeten dienen?

Teleurstelling maakt weleens een beetje onbillijk.

Hier ook?

Mij dunkt, vele kerken hebben overvloedig bewezen (men denke aan het UitbiOUw-fonds), dat zij voor onzen Bond meer dan woorden over hebben.

Wennen aan het heilige,

Intusschen zijn de Synodeleden weder huiswaarts gekeerd, om rusüig de critiek af te wachten en zoo' zij mandaten hebben, die te vervullen. Van de Deputaten wordt niet zelden veel gevergd. En dan hebben de meesten een drukken werkkring, waaraan zij hun eerste krachten moeten besteden. Zeker, zij zijn over 't algemeen mannen met erv.aring. Zij hebben routine. Maar juist die routine kan, inzonderheid wat de predikanten aangaat, hun bediening soms zoo in den weg staan.

We hoorden, zoo schrijft „Belijdenis en Wandel", het weekblad voor de Gereformeerden in de mijnstreek:

We hoorden eens door een predikant vragen: of eon dominé wel zialig kan woïden? 't Was iemand, die ten volle verstond de gevaren aan het predilsambt verbonden, en die daarom deze vraag in vollen ernst deed.

Wat dan wel 't groote gevaar is dat aan 't predikambt verbonden is? Wel dit, dat de predikant gewoon wordt aan het heilige. Strijd en aanvechting van buiten is zwaai', een goddelooze omgeving is moeüijk, maar strijd houdt levend, wie temidden van strijd leeft, houdt een frisch geloof.

Maar een voortdiirend verkeer met het heilige, kan zoo gemiakkelijk uitwerken, dat het heüige niet meer gevoeld wordt, dat men zelf de beteekenis van het heüige niet meer verstaat voor eigen persoon en leven. En dat is vreeselijk en gevaarlijk.

Getallen-goochelkunst.

Dit is echter niet het eenige gevaar, dat den predikant bedreigt. Wie het Woord wü laten spreken, moet zichzelf steeds weer naar den achtergrond duwen. Is hij een man met sterke phantasie, hij moet zich inbinden. Bat lukt niet ieder. Dr. De Hartog kan nog iütp zijn speelsch vernuft niet meester worden. Ds. Schilder, die een scherpe pen heeft, neemt hem daarover in bovengenoemde Kerkbode als volgt onderhanden:

Maar wat nu te denken van het feit, dat indertijd in (ik meen de Nieuwe Kerk) een Hervormde Kerk van de hoiofdstad, Amsterdam, „centrum van cultuurleven". Dr. De Hartog predikte over Lukas 1:26: En in de ZESDE maand werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth", en dat toen de zesde maand werd verklaard als de maand van het z w O' e g e E, want zes is het getal van het z w oi e g e n, van de z w o e g e r s; immers: en paard heeft 4 p o o t e n en 2 o o g e n! Ook waren er 6 vaten op de bruiloft te Kana. Hier is alzioo de 6e maand van de zwoegers; en toen de engel Gabriel kwam, was het de 6e ure van de zwoiOgende menschheid. Zoo ongeveer de exegese van „de 6e maand". Verstaat ge? Vier pooten en 2 oogen; dat is te zamen 6; niet zes pooten, of zes oogen, maar goed, dan toch ZES! Hoe het paard met de oog en zwoegt, is me nog niet duidelijk. Maar dat izal aan mij liggen. Is er een keer later sprake van de achtste maand, men neme gerust de twee oor en erbij. Een negenjde maand kan door optelling van den staart dan ook nog wel in een wonderlijk hcht komen te staan. Voor de elfde maand kunnen de snuivende neusgaten nog dienst doen. Op die manier kan men iedereen altijd wel laten zwoegen, ook de slak. Ik zou nog verder kunnen gaan, maar ik wü liever niet; men wordt gauwer profaan dan men wil.

Ook gieeft hij nog dit staaltje:

Ge vindt dezelfde speling van valsch vernuft bij menschen fi.v. als Dr. De Hartog, die in z^n „Nieuwe Banen" met getallen toovert, dat het u schemert. B.v. wanneer hij de oude Anna in den tempel (Lukas 2) heel breed weet te teekenen enkel en alleen reeds met behulp van het schriftuurlijk gegeven, dat ae omtrent 84 j-aar oud was: mmers:84 = 12 X 7; 12 is „'t getal der aard-Bche volheid, vermenigvuldigd met het zevenvoudig Hcht der hemelsche verheugenis". Hoe zou het volgens deze wijsheid staan met een 84-ja: gcn boef?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1920

De Reformatie | 8 Pagina's