GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Geesink als recensent.

De aanleiding, welk© dit ptnderwerp in onze ^iers brengt, is onziem lezers niet onbekend. Ds RuUmann, .o|nze specialiteit in bet verzamelen van interessanite artifcelem, diept uit „Hollate'dia" een oordeel van dem otetslapen Sikkel over prof. Geesink' als reoensemt op.

In een gedachteiflvisseling over rencease-ji'en: kwam onlangs ook de afgetredea Heraut-recensent ter sprake. Ze herinnerde ons aan dit juist getrolfen kieicje, dat wijlen Ite Sikkel in „Hollandia'van 25 Januairi 1913 gaf:

Een recensie van Prof. Geesink in „De Heïaiut", ja, dc"it is wat. Dat is in de eerste plaats Prof. Geesink.

In z'n gozelligiieid. In z'n lust-ennQolust. In z'ni 'spetend waafheid zesgen. In z'n eigien idee-daen. In z'n humrjiir ook. In z'n goeden of kwaden dag.

Maar dat is ook Prof. Geesink in z'a willen fiïi bedoelen. In z'n geest. In z'n smaak. In z'n fijnpfoeven. In duiT^en-zeggen en doen.

Hij kan u aaien en om u heen praten, dat al •uw onbeduidendheid uitkomt en ge aa.n U|W boek als aan 'n strop hangt te bengelen.

Altoos voor wie verstand - van 'n strop heeft, al lijkt die ook ^stroop om uw lippen.

Maar Prof. Geesink kan ook uw boek gnÜpQO in z'n ziel, in z'n geestelijke waairde, in z'n recht eai in z'n adel.

En hij kan, zij 't met een beetje inpeperen, met een doorn steekje, opdat ge u niet verheft, de heusche waarde van 'n boek zeggen en laten zien.

En dat doet hij, in de veelvormigheid en luimigheid van z'n recenseeren. i"; Hij leest dan ook eerst 'n boek.

En hij kan iGzen; iheusch hij kan lezen. Hq! leest goed. Hij leest ter dege. Hij leest meï 'n potlood in de hand. Met vouwtjes en streepjes. [Met vrnagteekens en uitroepteekens. Hij leest met 'n weegschaal. Met 'n fijne weegschaal.

Een boek bij Pro£. Geesink is als bij den Profeesoir op consult.

Kleed u maair uit

En ge gaat niet heen, eer de Professor alleis: van u weet en zeker is . van z'n diagnose.

Daar hebt go wat aan. Een wijs en' nobel man, geheel zakkkundig, aan wien ge u kunt toevertrouwen.

Een, die u dan ook heusch 't recept geeft, dait ge hebben moet, altoos ridderl< f.c.

Een zoethoutdrankje, als er toch niets aan te doen iS; en hij u toch 'n aajigename stemming gnnt.

Of anders een krachtig medicament, waarvan go opknapt. Of — 'n operatie. Desnoods-op-levenen-dood.

Hiej-meöe ben it hieit hartelijk eens.

Al zou ik eraan willen toevoegem, dat een operatie door prof. Creesinik! slechts in het uiterste gfeval wend toegepast. Men kon er gerust op zijn, idat hij niet tot „snijden" overging, of hij^ moest het ziefcteigevaj hoogst bddenfcelijk vindfeb.

Het kan niet igeloocheaiid wonden, dat prof. Greesink' het reoenseeren tot eein peil heeft opgevoerd, tevioren oimder ons onbeteend. Foefjes als dat van zes bladzijden opensnijden, twee aan het beigin, twee in het midden, twee op het eind en 'dan nog ieens kijken op pagina's 'die vanzelf open zijn en gluren in wat nog vastzit, hield, hij' er niet op na. Hij las alles van ia—z. Hij' Igjaf fijine ontledingen. Hij maakte nooit een schrijvier korzelig door te weinig notitie van zaj!n werk te nemen. Aan zijn beoordeeling onderwierp mien zich dan ook gaarne. Hij kon er iemand soms ondeugend tusschien, ne^ men. Maar ik heb nolg nooit van iemand gehoord, , die er kwaad om igewouden is. Men k^Jn. er pp rekenen, dat ziji die zooveel jaren van de delicatessen lOp zijn leestafel hebben genoten, zich! blijvend aan hem verplicht gevoelein.

Niet uitgewischt.

In zijb. ta-iet^aoo korte reciéinsienbenloopbaanheeft prof. CreesinK — dit kan buiten Icijf worden vastgesteld — op niemand eeoiige smet geworpen. En zou hiji iemand verotoigelijkien, j^an zou hij de eerste zijh om het te herstellen. In dat opzicht niag hij' ons allen wel ten voorbeeld dienen.

Dit brengt mij' vanzelf op het bescheid, dat D: in „De School met den Bijbel" op een onlangs door mij' gemaakte opmerking geeft. Hij' had beweerd, dat de Kerkbode-redaoteuien zich in 't privé weleenis anidiers doe|n kennen^ dan zte in hun blad schrijven. Ik! verzocht ïjiem nian en paard të noemen, daar anders feitelijk alle redacteurs van berfcelijbe organen ondier verdenking komen te liggen. D. geeft toe, dat 'tindendaad naissohien beter ware geweest, als hjj' '"ien zin had weggelaten. Een gulle correctie is «lit natuurlijk niet. En dan dikt hij zijn 'vraegierei beschuldiging n, og aan in deze tirade:

Maar 'k zal wachten, tot ik voor de tweeslachtigheid, do onwaarachtigheid, die in onze Christelijke kringen voortvTeet als de kanker het ware woord heb gevonden. Daarnaar moet iemand, die in het openbaar schrift steeds zoeken.

Dat is nag jal iets: „de tweeslachligiheid, (de onwaarachtigheid, die in onze christelijke kringen voortvreet als de kankeir". En zoo iets schrijft D. zonder bewijfe, neder. iGevoelt hij |nu niet, dat dat niet mag? Diat l^j! hi'^. tekort doet laan^de christelijke liefde? Indien de heer D'. zeker vap. zijin zaak is, goed, taaar dan moet hij! ook aankomen met bewijizen. Heeft hiji (die niet oi kan hij' die niet noem'cn, dan moet hi| zwijgen. Maan op die manier bereikt hij' niöts anders dan dat hiji zijn geloofsgenooten len geiestverwaniten „stinkende" maalct bij de bverzijide. Ik hoop dan ook, dat hij niet zal voortgaan met .ïn dezen trant te schrijven. De smiet wordt zóó niet uitgewischt.

En dan heeft 'hij! piog leen vraag aan mijp adreS.

Maar — laiat Dr Hepp zioh eens eerlij'k afvragen, of hij op!recht overtuigd is, dat er geen zulk een Kerkbode-redacteur als ik signaleerde, kan bestaan. Hij behoeft mij geen antwoord te geven. Malar of ze allemaal zoo zijn? Zeker nietl

Maar, broeder D., dat is; geen vraag-Of etr zoo'n Eerkbo'de-riediacteur niet kan staan?

Ik zou evengoed kunnen vragen, of er in onze kerken geen hypo'Crieten kunn'en voorkomen.

In dit opzicht kan alles.

Maar daarover gaat het niet.

Weet ik van het bestaan van zoo'n redacteur af?

Dat is de kwesüe.

En dan wil ik' D'. rondweg antwoorden: neen.

. En 'indien 'ker een wist, bijl kan er gerust op zijn, dat ik rc'eds lang; hem , op zijn dubbelharügf heid onder vier O'Ogen zou hebbem gewezen en indi'Cn dat niet zO'U hebben gebaat, zou 'k andtere wegen m^et hem hebben bewandeld.

Laat ons toch onz'e verantwoordelijkheid gevoer len voor al wat wij! schrijven.

Principiëel verschil?

Wij Imoeten er toch vooral voor oppjassen, dat wij Ide geprikkeldbei'd, 'die hier en daar openbaar wordt, niet aanmoiedigen. Daarop wijst pirof. Bouwman in „D© Bazuih, " in een ander, verband:

De gevoeligheid in het kerkelijke leven is sooiS bijzonder groot. Dit bleek ook weer toen Ds, H. Jansen, de veldprediker, bij de opening van de (nieuwe kerk te Dieventer, tegen Dr v. Baarsel z^ne blijdschap over diens tegenwoordigheid uitsprak, er bijvoegend, dat er meer punten van overeenkomst dan van verschil walen tvtsschen de Gereformeerden en de Christelijke Gereformeerden.

Door-sommige Christ.-Gereformeerden werd hieruit afgeleid, dat DS Jansen niet goed Christ.-Gereformeerd was, dat 'hij binnenkort tot de Gereformeerden zou overgaan. Ds Jansen verantwoordt zich hierover in „De Wekk^'", en hijï verklaart, dat er wel hoel veel is, waarin de Christ.-Gereformeerden en do Gereformeerden samenstemmen, maar dat hetgeen beide van elkander-scheidt ook zooveel is, dat het voor hem een gewettigde oorzaak is om niet met de Gereformeerden samen te wonen.

Wij veiistaa, n en waardeeren dat standpunt. Doch wij zouden wel eens willen weten wat nu eigenlijk het principiëele verschil is tusschen de Christ.-Gereformeerden en de Gereformeerde Kerken? Beiden leven naar dezelfde belijdenis en kerkorde, beiden hebben dezelfde liturgische geschriften. Nu weten wij wel. dat de Christ.-Gereformeecden over het algemeen niet veel op hebben piet sommige leeringen van D'r A. Kuyper, maar als zij eens irustig gingen nadenken, zouden zij daarover wel eenigsztns anders spreken, dan nu veelal gedaan, wordt. Bove'ndien, wij behoeven het met alles wat de een of andere theoloog zegt, niet eens , te zijn. Wij moeten in een ander dragen wanneer hij met onzen tijk op som'mige stukken eenigszins verschilt, indien maar zijn gevoelen niet in strijd is met Gods Woord en de Gereformeerde belijdenis.

De Gereformeerde belijders moeten vooral in onze dagen wlat meer denken aan eenheid en samenwerking. Doze eenheid kaïn zoo gemakkelijk tot stand komen, als men niet maar alleen ziet op zichzelf en ook waardeert hetgeen des! anderen Is.

Wij zoradein wel gaarne eens willen hooren, welk K; principieel vei-schil er is tussclien de Gereformeerden en de Christelijke Gereformeerden. Wij kennen wel de geschiedenis van onze Kerk, en ook wel de historie van 1892 en later, maaj het is ons nog, nooit gelukt eenig principieel verschil tusschen beide kerken te zien en daarom is ons het rechtmatige van het achterblijVen der Chr.-Geref. broedens bij de ineensmelting van 1892 nooit recht duidelijk geworden. Misschien wil D|s Jansen wel eens helpen.

Het komt ons voolr, dat wij het maar eens duidelijk mogen zeggen, dat er geen principieel verschil is.

In elk geval mogen wij het veHschil niet zoo opblazen, jajs het tegenwoordig door sommigen gebeurt.

Of is de stemming zoio, dat tasüg ken niet Wel mogelijk is?

Wil men hier van principieel verschil spre'ken, dan is dit o.i. alleen p& zoiektein in het onderscheiden kerkbegrip.

Dogma en prediking.

De geprikk'elide stemming wordt stellig niet weinig gevoed door allerlei klachten, die soms in 'twüde weg; worden geuit. Prof. H. H. Kuyper bespreekt in „De Heraut" een van 'die klachten len wel over het dogmatisöh preeken.

Het is gewoonte geworden in den I^tsten t^jd om klaagliederen te zingen over allerlei misstanden, die in ons kerkelijk leven gevonden worden. Gaait men op de critiek dezer jongeren af, dan deugt er zoo goed als niets in ons kerkelijk leven.

Met nam© raakt deze critiek ook de pirediking, die in oïize Kerken beluisterd wordt. Deze pTediking zou iniellectualistisch, dogmatisch, leerstellig Wezen, maar de warme mystiek van het hart zou er in worden gemist. Het zou een uiteenzetting, wezen van leerstukken, maar geen brood bieden aan de hongerigen van hart. En . dat zou do oorzaak wezen, dat velen zich aan deze prediking onttrokken en elders gingen kerken, liefst bij d© ethische predikers, bij wie niet de leer, ïmaar het leven hoofdzaak is.

Nu kan er metterdaad een. dogmatische prediking zijn, die geestdoodend op de gemeente werkt. Een predikatie mag geen dogmatisch college wezen, en wanneer een predikant Zondag op Zondag niet landers doet dan een of ander dogmatisch onder-Werp uitpluizen, dan geeft dit niet aiUeen geen stichting, maar loopt men gevaar het intellectualisme in de hand te werken.

Men beistrijdt dan alle ketterijen, men Weet haatfijn de lijnen van het Gerefoitmeerde . dogma aan te geven, men kweekt wellicht knappe koppen, ïnaaar het hart 'sterft onder zulk een prediking weg.

Maar .al ne'men we het voor zulk een dogmatische prediking allerminst op, toch mag de vraag wel eens gesteld worden, of men uit vrees voor zulk een dorre en doode dogmatische p'redildng, niet gevaar loopt naair den anderen kant over te slaaitt, en te vergeten, dat zonder een goeden dogmatischen, ondergrond een prediking, hoe. warm en bezield en innig ze ook moge zijn, de gemeente op een dwaalspoor kan leiden.

Reeds de zekere minachting, v/aiarmede men in deze kringen over dogma en dogmatiek sp'reekt, toont, dat men óf niet })egrijpt wat een dogma is, óf dat men in plaiats van de heerlijke belijdenis onzer Kerk, die gegrond is op Gods Woord, alledei vage en onbelijnde mystieke aandoeningea en gevoelens wil stellen.

Een dogma is niet anders dan een Jeerstuk, dat de Kerk belijdt op grond van de openbaring door God in Zq'n Woord ons geschonken. Het is de korte Ëaajmvatting van wat in de Heilige Schrift ons geleerd wordt aangaande Gods heilig wezen, aanga, ande onze schepping en val, aangaande Christus en onze verlossing, aangaande den weg der zaligheid en de middelen der genade, aangaande onze hope op het eeuwige leven. En waair de Kerk, door den Heiligen Geest geleid, deze heerlijke geloofswaarheden in haar belijdenis 'daar en duidelijk heeft uitgesproken, daar heeft zq volkornen het recht te eischen, dat deze geloofswaarheden ook in de prediking telkens weer zullen v/orden uiteengezet. Heel de Catechismusprediking is niet anders dan dogmatische prediking. Maar juist do wijze, waairop onze Catechismus dit dogma of deze leer der Kerk uiteenzet, toont, hoe van' dorheid, van hardheid, van intellectualisme hierbij geen sprake behoeft te zijn. Zooals de ftiatitutie ot' de Dogmatiek van Calv^ een voortdurend gebed genoemd is, zoo geldt dit ook van onzen Catecliismfus. Er geurt uit elk antwoord dei reuke van ixmige godsTCucht u tegen. Er wordt altoos gewezen op de rijke vertroosting, op , het nut, dat in deze waarheden voor ons ligt. En er wordt niet alleeii' geleerd, wat we gelooven rnoeten om zalig te Worden, maar ook geleerd, hoe w'e te wandelen hebben om Gode te behagen in nieuwigheid des levens. Juist de wijze, waarop onze Catechismus deze geloofswaarheden behandelt en toepast, toont we! het best, hoe een dogmatische prediking volstrekt niet inteUectaalistisch behoeft te zijn, maar gepaaird kan gaan met innig warme mystiek en' voor de practgk der godzaligheid de beste lessen kan geven. Het ligt nie't aan 'het dogma zelf, het ligt aam de verkeerde wifze van prediking over • het dogma, wanneer zulk een prediking het hart koud laat en alleen het hoofd me't kennis vervult.

Maar ook afgezien van deze dogmatische prediking, dio in de Catechismusprediking in engeren' zin ons geboden wordt en die voor den opbouwl van de gemeente in de wiaarheid onmisbaar is, mag do beteekenis van het dogma voor de prediking in algemeenen zin nooit onderschat worden, "Welken tekst of welke stof men ook in de vr§e prediking moge kiezen, men komt bij de ontwikkeling van den tekst toch altoos weer voor vragen te staan, die de diepere geloofswaarheden raken. Heeft ni"n een prediker, die goed in de Gereformeerde dogmatiek onderlegd is, dan zal big zuiver de lijnen trekken, waarlangs het geloofsleven zich! bewegen moet. Hij behoeft daarom niet in elke pred.'icing een dogmatische uiteenzetting te geven'. Maar het dogma moet de vaste grond zij'n, waaropt hij staat en vanwaar uit hij nu indringt in de diepten van Gods Woord en van het menschelp; zieleleven. Anders loopt hij telkens gevaar de geme(; nto op verkeerde paden te leiden. En aan eeo blinden leidsman der blindeni heeft het volk Inaar Christus' eigen Woord, niets.

Misschien mag ik hier ook levian herinneren aan wat ik in mijjn broichure „De waande van het Dogma" over dit onderwerp schseef (bl. 58).

„Wat zou de prediker moeten aanvangen, iadien hij geen dogma achter zich had? Hij zou alleen zijn pcri-'oonljjk gevoelen kunnen voordragen, maar de fiansluiting bij zijn gehoor missen. Om wer-• kelqk te kunnen stichten, moet hij met zijn hoorders een gemeenschappelijke overtuiging deelen. Zelfs izij', die van geen dogma willen weten maken el" in de prediking ongewild gebruik van. Altha, nfii van oen dogma-surrogaat."

Eu (bl. 59):

„Een prediking, waar de dogmatiek bovenop ligt, is geoordeeld. Ben prediking echter, waarin het dogma niet is verwerkt, . is met onvruchtbaarheid ge'Slagen "

Scheuring in 't zioht?

Sterke spannin'g doorleeft feien deel onzer Gereformeerde broeders in Am'erika. Men spreekt daar van 'een crisis. Men vreest scheuring. Reeds lazen wij uitvoerige polemische artikelen in „The Banner". Ook werd ons toegezonden de brochure. „Nadere Toelichting .omtrent de zaak Janssen", ger schreven door vier prolessoiren van de Theol. School der Chr. Genef. 'berken te Grand-Rapids'. En nu vangt ook de (Amerikaansch'e) „Wachter" 'een artifcelienreeks hierover aan. De hoofd.redaci-'teur, Dr B. K. Kuiper, iSchrijft dienaangaande:

„En izioo is dan thanis de zaak Janssen, dooide Sj'node van 1920 voor het oogenblik beëindigd, meer dan ooit te voren geworden tot een bra]ndeinde kwestie in ons kerkelp: leven.

Het is thans buiten kijf de meqjst braadendef kwestie onder ons.

Het is thans d o kwestie.

En het is een kwestie die thans reeds bezig is een hoogst dreigenden vorm aan te nemen. Zofl schreef m'n vader nog vlak vóór .z|Jn dood, in heit laatste 'artikel door hem gepend, en elders in dit nnmmer to vinden, dat deze kwestie onze Kerk bedreigt "met soheüring.i En dat terwijl .overigens heel de strekking van zijn airtikel is om als 't ware met zijn laatsten ademtocht ooze Kerken ten ernstigste te bidden en te smeekep. om deze kwestie toch te behandelen met da uiterste voiorzichtighcid. Is hier dan geen flagrante tegenspraak? Is dat openlijk uitspreken, dat onze toch al zoo Ideine kerkengroep door deze kwestie met scheuring bedreigd wordt, zooi al geen opruiende dan toch niet zeer alarmeerende taal, wel geschikt om een paniek in onze gelederen te doen ontstaan, in plaats van tot kalmte en bedaardheid te stemmen? In het allerminst niet. Dait zou oofc in het geheel niet te verwachten zgh van m'n vadera' groote practi'sch e wijsheid, — men houde het den zoon ten goede, in wiens haa't en leven een groote ledige plaats is gekomen, dat hij dit hier oipenlijk uitspreekt, — waardoor hij steeds uitblonk. Door te spreken van dreigende scheuring bedoelde m'n vadei' volstrekt niet op te ruien, doch constateerde hii slechts een feit. Feit toch is het, dat er nu reeds zijn die zeggen: Dr Janssen uit de School, of wy uit de Kerk. Juist omgekeerd dan ook bedoelde het wijzen van mijn vader' oip dezen ifeitelijken toestand niet de bestaande onrust te vermeerderen, maar bedoelde hif het als een sterke drangroden om met al den efmst, die iB he.oi was tot kalmte en bedaardheid aan te s'popen. fln ook ons komt het voor, dat juist daariaioi de grootste behoefte bestaait. • We golooven, dat We niet te sterk spreken/ •wamieer we zeggen, dat Kerk en School zich. bevinden in een hojogst ernstige eri slis."

Onze bsöeüieiiaa aata, 'de oiviefzijicie yan 'di& n girooten •Oceaan zij; wijisheid van i'den Heere toiögebeden om in idezie zaak iden rechteiii wte'g te vinden.

Ik stel mij! voor onze lezers van lie idiscussiö ia de AmexiÈaatotsohe bladen ovler idit geval op die boiQgte te houiden lea |h, uia uit dö , , Nadere Toelichting" hjet een letti a'nideï m'öde te deelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's