GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hypnose en misdaad.

Het geheimzinnige oefent in onzen tijd sterke aantrekkingskracht. Men vraagt zich gedurig af: inhoever hebben we hieï met vcirborgen werkelijkheden, inhoever met bedrog of inbeelding te doen. Mag 'men niet alles tot in het belachelijke rationa^ Jiseeren, men heeft toch vóór alles zijn nuchtei*heid te bewaren. In het Mei-nummer van „Refajah", het uitstekend geredigeerde christelijk maandblad voor ziekenverpleging, schrijft (J. H.) H(averkate), arts te Ermelo, naar aanleiding van een artikel in een Duitsche periodiek verschenen, het volgende over Hypnose en Misdaad:

Het beoefenen van occulte wetensichappen iss tegenwoordig' zeer in de mode; men hoort ©n leest dagelijks van zwarte kunst, telepathie, clairvoy^ance, spiritisme en eveQZioo van hypnose. Het „hedendaagsch mirakelgeloof" is buitengewoon groot en niet het minst in de grooto steden. Die üucht tot het wonderlijke, duistere, geheimzinnige is zoo sterk, dat men zelfs, spreekt van een psychische infectie. Ongeloof en het sterkste bijgeloof gaan in sommige kringen hand "aan hand.

In dit gezelschap! krijgt het hypnotisme een eigenaardigen, mystieken bijsmaak; allerlei verhalen, en niet het minst de roman-literatuur (pirikkellectuur!) dragen daartoe bij. Kritiekloos schenkt men geloof aan allerlei hypjaotische wonderverhalen; of htuvert van afsahuw bij het lezen van de misdaden, die door een eerlijk man of door een lief, zacht meisje in een toöstand van Jiyp'noso zouden zijn bedreven.

Kan zulks inderdaad voorkomen? Kan een ge-Wetenlooze schurk een misdaad laten bedrijven door een p'ei'soon, die hij' h'ypiW'tisoert en zoodoende zelf buiten schot blijven?

Eerst 'willen we ons dan aivTagen, wat we onder hypnose moeten verstaan. Hoewel men hypnotiseeren wel eens noemt „iemand in slaapi , maken, " is er toch weinig overeenkomst tusschen slaap'" en hypnose.-Bij hypnose hebben we te doen met een vernauwing van het bewastzijn, waarin de gehypnotiseerde alleen waarneemt, 't geen de h'yp'notiseur fiem wil laten waarnemen. Zulk een bewustzijnsvernauwing, maar eenigszins anders, kunnen we bij ons. zelf opimerken, wanneer we geheel verdiept zijn in spannende lectuur of wanneer we naar een boeienden spreker luisteren; geen enkele andere indruk dringt, dan tof ons dooir; wat eir om ons heen gebeurt, daar bemerken We niets' van. Daarbij is de wil van den gehyphotiseerdei bijna verdwenen, hij' doet alleen blindeling', s, wat de hypnotiseiir Wanscht.

Bijna iedereen kan in hypinose gebracht worden, daarvoor behoeft men volstrekt niet nörveus' te zijn of aaii hysterie te lijden, maar niet onder alle omstandigheden gelukt het hypnotiseeren. Vereischt wordt een soort hypnotische atmospheer: men moet den hypnotiseur vortrouWen en overtuigd z^n van zijn vaardigiheid in dezen, b.v. doordat men gezien heeft, hoe hij anderen in hypnos'e kon brengen; tegen iemands' wil gelukt dó hyp'nose niet. Bovendien mogen de gedachten niet afgeleid w-orden; en daarom hypnotiseert de geneesheer 't liefst, wanneer de pWiënt rustig teir neer hgt in een stille, halfdonkere kamer.

In hypnose kan iemand rustig ter neer liggen, maar ook kan hij rondlooipten en doet 'dan pp verlangen van den hypnotiseur allerlei. Steeds bestaat een verhoogde suggestibiliteit, doordat de geest niet kritisch kan oordeelen. T)a g'eh'yp'notiseerde laat zich de zonderlingste dingen wijsmaken; gelooft waar te nemen met een zijner zintuigen, wat tot hem gezegd wordt; hij waadt b.v. voorzichtig door het water, dat hij in de kamer meent te zien, "eet een rauwen aardappel voor een appel op, ds doodelijk verschrikt voior een leeuW, die er niet is, enz. Ja zelfs' kan hij gelooven een geheel andere jo'eTsoon te zijn, of nog een kind te zijn en gedraagt zich o^k alzoo. Hij herinnert zich dingen, die hij anders niet weet; en omgekeerd is hij vergeten, wat is weggesuggereerd.

Het ergste is echter, zoO' meent men, de pjosthypnotisch'e suggestie of opdracht. Daar z, ou dan zulk een verschrildcelijk misbituik van gemaakt kunnen worden. Inderdaad kan men ook iemand in hyptaose de opdracht geven, om na de hypnose op een bepaalden tijd en plaats een handeling te verrichten; en dan doet die ptersoon dat ook, terwijl hij zelf niet weet waarom.

Hoe kan nu de hypnose gebruikt worden voor het volvoeren van een misdaad? Op! twee manieren is dit theoretisch' mogelijk en wel: men kan iemand tijdens • de hypinose een misdaad laten doen, of men geeft oen plosthypnotische lopdracht. Suggereerde men hem dan ook nog, dat hij' van die daad niets moer af weet en dat hij zich nooit door iemand anders mag laten hypinotiseeren (want in' hypnose komt de herinnering aan 't geen men tijdens een vorige hypnose heeft beleefd, weer terug), dan zou zulk een misdaad nooit kunnen ontdekt worden: de misdadiger zou dan een gewillig werktuig hebben voor aherlei misdrijf, dat hem nooit zou kunnen verraden.

Zeker, als men op een laboratorium of in een gezelschap proeven neemt met een gehypnotiseerde, dan kan men 000 iemand met een papieren dolk een der aanwezigen laten vermoorden; of ook kan men de proefpersoon een beurs. laten stelen. En wanneer men haar dan in hyp'nose zegt, morgen om tien uur weer op dezelfde plaats te komen, dan zal ze komen, al weet ze niet waarom.

Maar 'in het werkelijke leven staan de zaken geheel anders. Er is geen enkel geved met zekerheid bekend van een actieve misdaad door hypinotische suggestie. Wel hebben meerdere misdadigers zich wllen vrijpleiten doior £e beweren, dat ze gehandeld hadden onder den invloed eenelr hypnose; maar dat waren voorwendsels om de straf te ontgaan. En wai-e de 'hypnose Inderdaad zoo'n gevaarlijk wapen in de hand van een schurk, dan zou het aantal van diergelijke misdrijtyen le^o zijn geworden.

Hoe dit te verklaren?

Tijdens een hypnose is iemands suggestibiliteit verhoogd en zijn oordeel vermindei'd, maar daarom is alle kritielE niet totaal onmogelijk en is de hypnotiseerde niet een geheel willoos werktuig. We kunnen ons daarvan bij iedere hyp'nose overtuigen, zoodra van den proiefpersoon dingen verlangd worden, die in stójd zijn met zijn karakter, met , zijn levensbesichouwingi, met zijn geheime wenschen. Zoo is het b.v. niet mogelijk een misdadiger in hypnose zijii inisdrijE to laten bekennen, als hij het buiten hypnose ontkent. Zoo is het niet mogelijk een Waanzinnige, die zich bereidwillig laat hypnotiseeren, zijn waandenkboelden af te nemen. Zoo is het oot niet mogelijk een gewoon mensch, die er niet aan denkt om te stelen, in hyp'nose een werkelijken diefstal te laten begaan; en waaro'ui gelukt dit dan wel, als men in een gezelschap zulke proeven neemt, als boven vermeld? Omdat dan de gehypbotiseerde nog ©en 'flauwe voorstelling heeft, dat het geen ernst is, en maar scherts; , als hij b.v. een der aanweizigien zijn horloge afneemt.

Geheel anders staat de zaak natuurlijk, wanneer de proefpersoon zedelijk laag staat; dan is het geen groote kunst zoo iemand tot oen misdaad te verleiden, mot of zonder hyphose. In hypnose zal het dan gemakkelijker gelukken, omdat hij hoopt, dat men hem in hypnose niet verantwoordelijk voor zijn daden zal achten.

En ten slotte moet men bedenken, dat iemand zich toch wel niet door een geheel onbekend persoon zal laten hypnotiseeren, zonder dat er getuigen bij zijii; en dat hypnose door overrompeling zelden mogelijk is.

Waar 'er 'zooveel griezeligs van de hypnose wordt verteld, doet zulk een voorlichang deugd.

Spiritisme en Paaschfeest.

Het occultisme wil zich in de plaats dringen van het christelijk geloof. Dit kom't gedurig weer aan het licht. Wij' taaayten er reeds gewag van hoe in „De Hervorming" gedisputeerd werd over de beteekenis van het Paaschfeest voor den moderne. Thans mengt zich een spiritistische dame in het debat, die oip' haar 'manier het Opstandingsfeest wil handhaven. Men leze:

Met groote belangstelling las ik het stukje van Prof. Oort en de daarop gevolgde replieken van Dr V. Mourik Broekman en Dir Dirijver en.... ik heb mij verwonderd en bedroefd. Veirwonderd om meer dan één reden: ten eerste omdat Z.H.G. nu eerst tot do overtuiging is gekomen, die uit zijn schrijven s^pteekt, en ten tweede omdat niemand hem gelijk gaf en alleen twee antwoorden in ^tegengestelden zin inkwamen.

Het tweede deel van Prof. 'O.'s betoog, de quaestie van bezoldiging van deugd en ondeugd, laat ik geheel er buiten, daar dit de hoofdzaak maar zijdelings raakt. Ik spreek nu alloen over de viering van het Paaschfeest door de modernen; en dan blijft het een feit, dat hetgeen eeuwenlang door de Christenheid is herdacht, en nu nog door Katholieken en Orthodox Protestanten wordt herdacht bij de viering van het Paaschfeest is: het weder levend verschijnen van Jezus van Nazareth, drie dagen na zijn marteldood.

En wie deze gebeurtenis als onwaar ©n onmoh gelijk verwerpt, die moest geen Paschen vieren.

Het is heel mooi gevonden, - om aan dien dag een ander karakter te geven, door hem te stempelen tot het opstandingsfeest van geestelijk leven, dat ruw door de wereld scheen vernietigd, oif van de herleving der" natuur, maar dit houdt geen steek.

Dat het geestelijk leven van groote mannen na hun dood in hun invloed en leeringen weer herleefde, is niet alloen op| Jezus toepasselijk. Om slechts een paar voorbeelden te noemen: Socrates' leeringen werden door Plato; opnieuw verlevendigd en beter voior 't nageslacht bewaard, dan de apostelen en evangelisten dit voor Jezus' leer deden, en de denkbeelden van Johan Husz zijn niet met hem op den mutsaerd vergaan, maar werden door de gïioote hervormers weer opgevat. En in ieder geval zou Pinksteren dan een beter aangewezen dag izijn, oin 't onverwoesthaj-e van geestelijk leven te vieren, dan Paschen.

En als op'standingsfeest dor natuur is Paschen in onze Noordelijke landen soms al zeer weinig toepasselijk. Ik herinner mij vele Paaschdagen, die echte winterdagen geleken, en waar van een beginnende lenteweelde al heel weinig te bemerken viel. Als men het onverwoestbare natuurleven wil herdenken, dan is, daarvoor h'et oude Zonnewendefeest der Germanen veel meer geschikt, en de moderne, predikanten, die dergielijke Paaschpreken ho'iiden, doen niet onder voor de eerste Christenpredikers, die onze voorvadeïls het Ostarafeest met het Paaschfeest deden vereenzelvigen.

Neen! Indien de moderne protestanten nog steeds ' > op het standpunt blijven staan, dat Jezus niet lichamelijk is teruggekomen na 'zijh doo'd, dat zooiets eenvoudig onmogelijk is; indien de onderzoekingen op occult gebied in de laatste 50 jaar door bekende geleerden gedaan, welke bewezen hebben, dat m ons c hen na hun doiod weer in .stoffelijke lichamen kunnen verschijnen, en spireken en handelen juist zooals OiUs van Jezus Wordt bericht, zoodat de onmogelijkheid van zulk een gebeurtenis is te niet gedaan, indien deze onderzoekingen geheel aan het verstand en het begrip' van de moderne theologen zijn voiorbijl gegaan, dan behboren zij zich te onthouden van het medovieren van ©en feest waarbij de overigo Christenen zulk een gebeurtenis herdenken.

En^ ik heb mij er over bedroefd, dat de modernen in him eigenwijsheid voor onmogolijfc en niet gebeurd verklaren, wat door de nieuwere weten-'schap nu als mogelijk' wordt ingezien en door een man als Pauluis, die 't feit toch uit den mond van meerdere ooggetuigen moet hebben vernomen, als waar beschouwd en tot den hoeksteen des geloofs wordt verklaard, (1 Corinthe XV :13—14.)

Laat ons toch niet alles wegredeneeren, wat in oude tijden door geioofwaairdige getuigen werd te boek gesteld, Achteroenvolgens zijn de Pygmeeën en menschen met kleine staarten, waarvan Hero^ dotus vertelde, en. waarover men minachtend de schouders ophaalde, gebleken werjcelijk bestaande volksstammen in Centraal-Afrika te zijn, en zijn Ttoje en de schat, van Pria, mos, die slechts als een product van dichterlijke verbeelding werden beschouwd, in waarheid door Schliermann gevonden.

Eeuwenlang heef-t de Christenheid er niet aan getwijfeld, dat werkelijk Christus na Zijn dood weer in menschelijke gestalte was verschenen. In de eerste eeuwen, en later ook had men toch ook 'manuscripten en zelfs meer materiaal voor het onderzoek van teksten, daar vele handschrilfen nu verloren zijn geraakt. Maar eerst toen men, opi het gezag der materialistische wetenschapi der 19de eeuw, er vast van overtuigd waiS', dat aooiets onmogelijk was, dat „de dooiden nooit weeromkomen" is men de verhalen omtrent Jezus' opstanding gaan beschouwen als eerst later toegevoegde verzinsels.

Zonder twijfel is er in later tijden heel .wat ter versiering bijgevoegd. Terwijl Pauluis in 't zooeven aangehaalde 'hoofdstuk van I Corintho ©en vrij juiste teekening geeft van het onderscheid tusschen het vleeschelijke lichaam en het geestelijke [incarnatie en materialisatie) hebb.-? n de schrij'vers a er Evangeliën het doen voorkomen, alsof het gestorven lichaam van Jezus weer verschenen ' was, daar zij in een tijti schreven waarin men zich geen juist begrip kon vormen over 't gebeurde tusschen Paschen én Hemelvaart. Noch Paulus, noch het overgebleven deel van het zoogenaamde evangelie van Petrus, (dat toch blijkens den istijl is geschreven door iemand, die de gebeurtenissen izelf heeft meegemaakt, spreken van een ledig graf of een verdwenen lijk. Zoo, als de-Evangelisten het voorstellen, is Jezus' Opstandingt niet in zijn werk gegaan, maar even steUig als.

Prof. Oort izegt: „er is nadia, 'i 3ez'isM0& W^ ihet kruis stierf niets met h'em'ge^ - beurd", even stellig én met meer waajschijnlijkheid eeig ik: „er is na Zijn kruis doiO'd, iwel iets met Jezus gebeurd, Hij' heeft Zich meerdermalen Terstoilïelijfct aan Zijne leerlingen vertoond, zooals dat nog heden ten dage mogelijk is, en ook gebeurt, dat overledenen zich verstofïelijken en aan vrienden en bloedverwanten verschijnen en met hen omjgang hebben. En de eerste maal dat dit met Jezus gebeurde heeft de Christenheid herdacht bij het Paaschfeest.

-Er zullen oiok nu wel weer orthodoxe christenen zijn, die dezen steun van spiritisüsohei zij'de met 'ingenomenheid begroeten.

Mem ïaite fflch evenwel niet verleiden.

De redaoteur van „De Hervorming" wijst ter snede oip: enkel© innerlijke teigenstrijdigheden in deze spiritistisdhe vioorstelliög. Hij' vraagt o.a., h'oe •dan de Hemelvaart mioet worden verklaard, zoo Jezus toch Zijln stoffelijk licihaam niet meer bezat. Ook oppert hij; de bedenki.ng, hoe het mogelijk is, d'at de verschijnan^-en van Christus na Zijn opj-•stainding zonder tusschenkomst van „mediums" plaats vinden. Eindelijk beroept hij ziiclh op het woord van een spiritist, dat de Christusverschijf nin'gien vooj" de spiritisten nog volkomen een raadsel zijn.

Wij moeten er bovendi^en nog tegen inbrengen, dat op dit standpjunt de eenigiheid van Christus' •opstanding is vernietigd. Imtaers, ieder kan volgens ' de spiritisten in zulk een atstraal lichaam' na zijn dood verschijbien. Christus staat daarin niet alleen.

Diaarenboiven: we 'zouden geen ztekler pand m'ee'r liebben van onzfe zahige opstanding. Wij' geiooven de verrijzenis des vleesches. Niet de verrijzenis in een iastra, al lidhaaimi. Onze Woop zou. ons woirden benolmen.

Maar wijl laten ons door het spiritis'mé niet rooven 'ihet (heerlijk lo'it, dait ons in het eind der dagen wacht.

Het Duizendjarig Rijk en de Rabbijnen.

Tot de öurieuse, ïk zoiu haast gesdhlneven hebben occulte dingen, • waarover in onze kÜngen druk wordt gehandeld, be'hoort het Diuizlendjarigi Rijk. Prol. RidderboB vsngis't er op in't „iGrereformeerd Theotlogisch Tijdschrift", dat de leer van het Diuizlendjarig Rijk of het Chiliasme van rabbinistischen oorsprong is. Hij' vindt in de Joodsche Openbaringen de voorstelling van tweeërlei heilsperlode. De eerste is die van den Messias, de tweede die der Toleinding. En dan vervolgt hij:

Het springt aanstonds in het oogi, wielk een beteekenis dit alles moiest hebben voor de Mes-Isias-verwachting. Immers werd deze in de eelrste , aardsche heilsperlode verplaatst en aijn werk daartoe bepierkt, zooi was hij in den grond der zaak de koning, die Israël tot aardsche glorie bracht; maar voor bet verkrijgen van liet eeuwige leven had deze Messias geene beteekenis: dat verwachtte men niet van hem, maai' van den sthat der goede werken, dien men zich door de wetswolbrenging bij 'God zocht te verwerven. We kunnen hierop, thans niet nadele ingaan.

Daarentegen zij hier nog met een enkel woord herinnerd^ dat op deze Joodsche voorstelling', die ook bij de Rabbijnen voorkomt^ teraggaat de in de Christelijke kerk veel verbreide leer van het duizendjarig r ij k lof het Chiliasme, waiarvan immers juist het kenmerk is, dat men eerst eene voorloopige aardsche heilsperiode verwacht, en pas daarna het aanbreken van het voltooide, hemelsche Góodsrijk. Natu'urlijk is er hierbij groot onderscheid in opvattinjg. Door de Christelijke voorstanders dezer leer wordt de beteekenis van den Christus volstrekt niet tot de eerste. periode beperkt, maar wordt hij wel degelijk erkend als de Middelaar, die de eeuwige zaligheid schenkt. Maar in het aanvaarden van tweeërlei, scherp afgescheiden heilsperiode komen deze Christelijke Chiliasten toch met de boven weergegeven Joodsche voorstelling overeen.

Wat nü betreft het getal duiaend, dat is niet ontleend aan 4 Ezra, daar deze aan de Messiaan-Bche periode slechts vierhonderd jaren toekent. Daarentegen komt het getal duizend wel voor in de Rabbijnsche geschriften. De Christelij'ke voorstanders dezer leer beroepen zich echter op de Openbaring van Johannes, waar geizegd wordt, dat de Safian voor eene periode van duiaend jaren wordt gebonden (Openb. 20:2). Men meent d^n natiiur-& J hjk, dat in de Openbaring, op soortgelijke wijze M^'t^t als in de besproken Joodsche geschriften, van tweeërlei noig te wachten staande heilsperiode wordt gesproken.

Schoon de weerlegging dezer meening buiten ons bestek zou vallen zij er hier toch op gewezen, dat m-en bij Johannes niets vindt^ dat op eene tweeërlei periode in den boven aangegeven zin gelijkt.

Was dit de bedoeling geweest, dan zou men eene geheel andere beschrijving verwachten van - ; > ..; j.de duizendjarige heilsperiode, waarin de Satan ge-. 'inbonden is. Het weini, g; e toch, dat er nu van gezegd wordt (Openb. 2:4) is iets gpheel anders dan. wat vervat is in de Joodsche schilderingen dex voorloopige heilsperiode en doet volstrekt niet denken" aan een tijd van aardsche glorie voor Israël of voor de kerk. ¹)

Evenmin komt de schildering van de definitieve heilsv.oltooiing (Openb. 21) met de Chiliastisohe voorstelling overeen. Was het de bedoeling van de Openbaring geweest, deize te doen kennen als eene, die door haar hooger, hemelsch karakter principieel onderscheiden is van het tijdelijke en aardsche Godsrijk, dat eraan voorafg[aat, dan zou men mogen verwachten, dat de ibreede beschrijving, die hier wordt gegeven, althans eenigermate op dit doel laou .zijn berekend. Daarentegen zien. we, dat in deze . schildering juist de trekken, aan het aardsche leven ontleend, elkander als het ware verdringen.

Het Godsrijk wordt beschreven als het nieuwe Jeruzalem, en dit stamt wel uit den hemel, malar . daalt toch neder op aarde, de stad heeft een hoogen mwur en poorten, en is versierd met kostelijke steenen, go'ud en paarlen. De volken wandelen in haar licht, en de koningen der aarde brengen hunne heerlijkheid erin, en hare poorten worden niet g, esloten. Kortom, het is. eene teekening^ die, .zoo er eene onderscheiding van tweeërlei heilstijd bedoeld was, wel .zoo goed in de aardsche als in de hemelsche perioide .zou passen. Wie meent aan de . profeten igeen recht te kunnen doen zonder een aardsch Messiasrijk .aan te nemen, komt dan zeker ook iTi.et .deae in Openb. 21 gegeven teekening: van 'de definitieve heilsvioltooiing niet klaar. Daarom aal het erbij mioeten blijven, dat de Schrift èn in de Oudtestamentische profetie èn in Johannes' Openbaring aardsche trekken bezigt om de hemelsche werkelijkheid te teekenen, w.aaraan natuurlijk de waarheid ten grondslag ligt, dat het eeuwig Godsrijk hemel en aarde beide zial vervullen.

Tweeërlei maatstaf.

Minister De Visser doet ook wel walt „o-dcult", waar biet de subsidie viooiP önzte Vrije Universiteit betreft.

Naar .aanleiding daarvan spreekt Prof. - H. H| Kuypier in „De Heraiut" zijh teleurstelling hierover uit lm dezie bewoordingen:

Minister De Visser heeft wel met groote warmte bepleit om subsidie te verleene'n aan het tooneel. Maar voor subsidie 'aan een Christelijke Hoogeschoiol schijnt hij minder te voelen. Dan is de bodem van de schatkist bereikt.”

Dat imetein met tweeërlei niaajtstaf is dan ook inderdaad stuitend.

Minister De Visser heeft een kostelijke gelegenheid lom te logenstraffen, wat sinds lang van 'hem gefluisterd werd, n.l. dat hij' niet vrij is van k'erkislische s'mietten, jammer genoeg laten voo.rbijgaan.


^ Er is daii ook alles voor om met Baviack, (Geref. Dogmat. IV-bl. - Ta? ) vs 4 e'ii 5 te laten slaan oipi het leven^' eh hcerschen der getrouw gebleven geloovigqn in den bèmel inet Cbristus; eh aan te nemen, dat het in cap. 20 besehrcvene 'niet chronologisob volgt op den inhoud van cap. 19, maar met de vorige boofdslutkeh parallel loopt, zoodat de „duizendjarige perioao" sjanbolisch aa'iiduidt de voorloopige zaligheid 'Uer gestorveii geloovigen. in-dea hemel bij Christus (bl.761)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1921

De Reformatie | 8 Pagina's